ECLI:NL:RBNHO:2014:2556

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 februari 2014
Publicatiedatum
21 maart 2014
Zaaknummer
C/14/152510/KV RK 14-79
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Relatieve bevoegdheid van de voorzieningenrechter bij conservatoir derdenbeslag onder de ABN Amro Bank

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 25 februari 2014 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van AKERBOUW B.V. tot het leggen van conservatoir derdenbeslag onder de ABN Amro Bank N.V. Verzoekster, AKERBOUW B.V., gevestigd te Uitgeest, heeft een vordering van € 125.287,32 op de verweerster, LED CONSULTANCY B.V., gevestigd te Eindhoven, wegens onbetaalde facturen voor bouwwerkzaamheden. De voorzieningenrechter heeft de bevoegdheid om te oordelen over het verzoekschrift beoordeeld aan de hand van de relevante artikelen uit het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en het Burgerlijk Wetboek (BW).

Verzoekster heeft aangevoerd dat de voorzieningenrechter bevoegd is omdat ABN Amro Bank N.V. een filiaal heeft in Alkmaar. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat het enkele feit dat een vennootschap een filiaal in een arrondissement heeft, geen bevoegdheid creëert. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de schuldenaar, LED CONSULTANCY B.V., is gevestigd in Eindhoven en dat de relevante bevoegdheid ligt bij de rechtbank Amsterdam.

De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat verzoekster niet heeft aangetoond dat er een aanknopingspunt is voor de vordering met het filiaal van ABN Amro Bank te Alkmaar. Daarom heeft de voorzieningenrechter zich onbevoegd verklaard om van het verzoek kennis te nemen. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. J.H. Gisolf, bijgestaan door de griffier.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling privaatrecht
Sectie handel & insolventie
DJHB/JG
zaaknummer / rekestnummer: C/14/152510 / KV RK 14-79
Beschikking van de voorzieningenrechter van 25 februari 2014
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AKERBOUW B.V.,
gevestigd te Uitgeest,
verzoekster,
advocaat mr. F.M. Wagener te Alkmaar,
en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LED CONSULTANCY B.V.,
gevestigd te Eindhoven,
verweerster.

1.Het verloop van het geding

1.1.
Op 24 februari 2014 is bij het bureau voorzieningenrechter van deze rechtbank ingekomen een verzoekschrift van verzoekster, strekkende tot het leggen van conservatoir derdenbeslag onder de ABN Amro Bank N.V.
1.2.
Op 24 februari 2014 is de advocaat van verzoekster door de bij de behandeling van dit verzoekschrift betrokken juridisch medewerker namens de voorzieningenrechter telefonisch gehoord, waarbij verzoekster in de gelegenheid is gesteld haar verzoek aan te passen, in die zin dat zij toelichtte op grond waarvan deze rechtbank relatief bevoegd is ten aanzien van het verzoekschrift.
1.3.
Hierop heeft mr. Wagener telefonisch meegedeeld het verzoekschrift te zullen intrekken. Bij fax van 25 februari 2014 heeft mr. Wagener alsnog verzocht op het verzoekschrift te beslissen.

2.De gronden van de beslissing

2.1.
Verzoekster heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat verweerster diverse facturen van verzoekster onbetaald heeft gelaten en dat zij daarom een vordering op verweerster heeft van € 125.287,32, te vermeerderen met rente en kosten. De facturen zijn volgens verzoekster verzonden in verband met door verzoekster voor verweerster verrichte bouwwerkzaamheden met betrekking tot een bedrijfspand van verweerster gelegen aan de [adresgegevens] te Amsterdam.
2.2.
Het betreft hier een verzoek om beslag te mogen leggen onder een derde. Ingevolge lid 1 van artikel 700 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is bevoegd om daarover te oordelen de voorzieningenrechter van de rechtbank binnen het rechtsgebied waarvan zich een of meer van de betrokken zaken bevinden, dan wel (bij bijvoorbeeld een derdenbeslag) binnen welk rechtsgebied de schuldenaar of degene onder wie het beslag moet worden gelegd, woonplaats heeft.
2.3.
Ingevolge artikel 1:10 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW) heeft een rechtspersoon zijn woonplaats ter plaatse waar hij volgens wettelijk voorschrift of volgens zijn statuten of reglementen zijn zetel heeft. Op grond van artikel 1:14 BW heeft een persoon
- waaronder ook een rechtspersoon kan worden verstaan - die een kantoor of filiaal houdt, ten aanzien van aangelegenheden die dit kantoor of filiaal betreffen, mede daar woonplaats. Dit artikel schept voor een rechtspersoon in zoverre een tweede woonplaats naast die welke de rechtspersoon ingevolge artikel 1:10 lid 2 BW heeft.
2.4.
Verzoekster geeft aan derdenbeslag te willen leggen onder ABN Amro Bank N.V., volgens het verzoekschrift statutair gevestigd te Amsterdam. Verzoekster heeft met betrekking tot de bevoegdheid aangevoerd dat ABN Amro Bank N.V. mede kantoor houdt in Alkmaar en dat op grond daarvan de voorzieningenrechter van deze rechtbank bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
2.5.
Verzoekster heeft niets aangevoerd waaruit blijkt welk aanknopingspunt de gestelde vordering heeft met het filiaal van de ABN Amro Bank te Alkmaar, ook niet nadat zij in de gelegenheid is gesteld tot aanvulling van de motivering van het verzoekschrift op dit punt. Verzoekster heeft slechts vermeld dat verweerster een bankrekening houdt bij ABN Amro Bank. Het enkele feit dat een vennootschap een filiaal houdt in een arrondissement kan geen bevoegdheid creëren. Indien dat anders zou zijn, zou het eerste lid van artikel 700 Rv een loze bepaling worden ten aanzien van de relatieve bevoegdheid als het gaat om een beslag onder een bankinstelling op vorderingen die een schuldenaar op die bankinstelling heeft. Van algemene bekendheid is immers dat de grotere bankinstellingen in Nederland filialen in alle arrondissementen hebben. Als de redenering van verzoekster zou worden gevolgd, zouden bij dergelijke conservatoire derdenbeslagen alle voorzieningenrechters in Nederland bevoegd zijn om te beslissen op verzoekschriften daartoe. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding af te wijken van zijn eerdere beslissing van 1 april 2009, onder andere gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder ECLI:NL:RBALK:2009:BJ2408.
2.6.
De schuldenaar is gevestigd in Eindhoven en houdt kantoor in Amsterdam. Verzoekster zelf is in dit arrondissement gevestigd, namelijk in Uitgeest, maar dit levert geen bevoegdheid van de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord‑Holland op.
2.7.
Gelet op het voorgaande acht de voorzieningenrechter zich niet bevoegd op het verzoek te beslissen. Nu verzoekster in haar fax van 25 februari 2014 heeft meegedeeld dat zij het verzoekschrift reeds bij de rechtbank Amsterdam heeft ingediend en verwijzing op grond van artikel 270 Rv niet nodig is, zal de voorzieningenrechter volstaan met de navolgende beslissing.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
verklaart zich onbevoegd van het verzoek kennis te nemen.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.H. Gisolf en in het openbaar uitgesproken op 25 februari 2014, bijgestaan door de griffier.