Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 januari 2014 in de zaak tussen
Procesverloop
Overwegingen
ECLI:NL:RVS:2012:BY6661). Ook wijst verweerder erop dat de plicht tot openbaarmaking ingevolge de Wob geen betrekking heeft op informatie die al openbaar is. Het verzoek van eiser heeft dus betrekking op een feitelijke handeling. Dat is geen besluit. Voor zover er toch sprake zou zijn van een besluit, dan stelt verweerder dat niet van hem gevergd kan worden dat hij, gelet op de hoge kosten, overgaat tot openbaarmaking op de door eiser voorgestelde wijze. De Verordening op de raadscommissies is niet onverbindend. Tot slot stelt verweerder dat er geen dwangsommen zijn verbeurd. Ter zitting heeft verweerder zijn standpunt nader toegelicht.
ECLI:NL:RVS:2002:AE7453).
ECLI:NL:RVS:2012:BY6661). In deze uitspraak overweegt de Afdeling voorts onder meer dat, voor zover eiser betoogt dat verweerder in strijd handelt met de artikelen 23, vijfde lid, en 82, vijfde lid, van de Gemeentewet, omdat hij de besluitenlijsten van de raadscommissievergaderingen op de website publiceert in plaats van in het huis-aan-huisblad, geldt, dat uitsluitend de burgerlijke rechter bevoegd is hierover een oordeel te geven. Dit is precies waar het nu voorliggende beroep zich op richt.
Beslissing
P.M. van der Pol, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 januari 2014.