ECLI:NL:RBNHO:2014:4298

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 februari 2014
Publicatiedatum
14 mei 2014
Zaaknummer
15/700120-13 en 99/000008-47
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overvallen op supermarkten met bedreiging en afpersing

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 13 februari 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan twee gewapende overvallen op supermarkten. De verdachte heeft in korte tijd, gewapend met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, twee supermarkten overvallen. Bij de overvallen heeft hij de kassamedewerksters bedreigd en gedwongen tot afgifte van geld en sigaretten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte bij beide overvallen de caissières onder bedreiging heeft gedwongen om geld en sigaretten af te geven. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan, aangezien dergelijke delicten een ernstige inbreuk maken op de rechtsorde en gevoelens van onveiligheid in de samenleving veroorzaken. De rechtbank heeft de bekennende verklaringen van de verdachte en de aangiften van de slachtoffers als bewijs gebruikt. De verdachte is eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat zijn recidive onderstreept. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaar, met inachtneming van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de rechtbank de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling toegewezen voor de duur van 730 dagen, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in haar overwegingen meegenomen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15/700120-13 en 99/000008-47 (vordering herroeping V.I.)
Uitspraakdatum: 13 februari 2014
Tegenspraak
Strafvonnis (Promis)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 30 januari 2014 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Suriname),
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Nieuwegein te Nieuwegein.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. van Hulsel en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. T.P. van Dijken, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij op of omstreeks 23 maart 2013 te Heemskerk tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer geldbedrag(en) (te weten een geldbedrag van ongeveer 581,90 euro) en/of een of meer pak(ken) sigaretten (onder andere van de merken Marlboro en/of Camel), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Deen Heemskerk, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een of meer geldbedragen (te weten een geldbedrag van ongeveer 581,90 euro) en/of een of meer pak(ken) sigaretten (onder andere van de merken Marlboro en/of Camel), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Deen Heemskerk, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij verdachte en/of zijn mededader(s) een of meermalen
- die [slachtoffer 1] (dreigend) de woorden heeft toegevoegd: "dit is een overval en geef me geld!" en/of "geef me alles briefgeld en muntgeld" en/of "schiet op of ben je doof of zo?" en/of "ook sigaretten" en/of " ander kassa ook" en/of
- daarbij een pistool, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gehouden en/of
- om de balie is gelopen en/of naast die [slachtoffer 1] is gaan staan.
Feit 2:
hij op of omstreeks 12 maart 2013 te Haarlem tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer geldbedrag(en) (te weten een geldbedrag van ongeveer 922,10 euro aan geldbiljetten en/of muntgeld) en/of een of meer pak(ken) en/of slof(fen) sigaretten (onder andere van de merken Marlboro en/of West), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Plus Haarlem, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een of meer geldbedragen (te weten een geldbedrag van ongeveer 922,10 euro aan geldbiljetten en/of muntgeld) en/of een of meer pak(ken) en/of slof(fen) sigaretten (onder andere van de merken Marlboro en/of West), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Plus Haarlem, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij verdachte en/of zijn mededader(s) een of meermalen
- met een bivakmuts over zijn hoofd en/of een sjaal voor zijn gezicht gebonden voornoemde Plus (supermarkt) is binnengetreden en/of
- die [slachtoffer 2] (dreigend) de woorden heeft toegevoegd: "geef al je geld, nu!" en/of "geef me al het geld" en/of "geef me de sigaretten" en/of "doe het er in" en/of
- daarbij een pistool, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft gehouden en/of
- genoemd pistool, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op de balie heeft neergelegd tussen hem, verdachte en die [slachtoffer 2] in.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, met uitzondering van het onder feit 2 ten laste gelegde medeplegen.
3.2. Partiële vrijspraak ten aanzien van feit 1 en feit 2
Met de raadsman van verdachte is de rechtbank van oordeel dat het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde medeplegen niet wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De rechtbank overweegt daartoe dat het verhandelde ter terechtzitting en het onderhavige strafdossier onvoldoende aanknopingspunten bieden voor het aannemen van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] bij het plegen van de overvallen op de Deen supermarkt te Heemskerk en de Plus supermarkt te Haarlem.
Verdachte dient van dit bestanddeel dan ook partieel te worden vrijgesproken.
3.3. Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] (mede) namens Deen Heemskerk d.d. 23 maart 2013 (dossierpagina 33-37);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte aanvullende proces-verbaal d.d. 26 juni 2013 (los opgenomen in het dossier);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [aangever] (mede) namens Plus Haarlem d.d. 13 maart 2013 (dossierpagina 131-134);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 2] d.d. 13 maart 2013 (dossierpagina 179-181);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van wapenexpertise d.d. 9 april 2013 (dossierpagina 85-86).
3.4. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1:
hij op 23 maart 2013 te Heemskerk, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag en pakken sigaretten (onder andere van de merken Marlboro en/of Camel), toebehorende aan Deen Heemskerk, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag toebehorende aan Deen Heemskerk, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, een of meermalen
- die [slachtoffer 1] (dreigend) de woorden heeft toegevoegd: "dit is een overval en geef me geld!" en "geef me alles briefgeld en muntgeld" en "schiet op of ben je doof of zo?" en "ook sigaretten" en "ander kassa ook" en
- daarbij een pistool, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gehouden en
- om de balie is gelopen en naast die [slachtoffer 1] is gaan staan.
Feit 2:
hij op 12 maart 2013 te Haarlem, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag (te weten muntgeld), toebehorende aan de Plus Haarlem, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van geldbedragen (te weten bankbiljetten) en pakken en/of sloffen sigaretten (onder andere van de merken Marlboro en/of West), toebehorende aan Plus Haarlem, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, een of meermalen
- met een bivakmuts over zijn hoofd en voor zijn gezicht gebonden voornoemde Plus (supermarkt) is binnengetreden en
- die [slachtoffer 2] (dreigend) de woorden heeft toegevoegd: "geef al je geld, nu!" en "geef me al het geld" en "geef me de sigaretten" en "doe het er in" en
- daarbij een pistool, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft gehouden en
- genoemd pistool, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op de balie heeft neergelegd tussen hem, verdachte en die [slachtoffer 2] in.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
en
afpersing;
ten aanzien van feit 2:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
en
afpersing.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
6. Motivering van de sanctie
6.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake zal worden veroordeeld tot de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zeven (7) jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2. Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat bij het bepalen van de hoogte van de straf aansluiting dient te worden gezocht bij de door rechtbanken en gerechtshoven gehanteerde LOVS-oriëntatiepunten en niet bij de door de officier van justitie gehanteerde BOS Polaris richtlijnen. Gelet op de omstandigheden waaronder verdachte de beide overvallen heeft gepleegd moet verdachte tot een substantieel lagere straf worden veroordeeld dan door de officier van justitie thans is gevorderd. Voorts moet in strafmatigende zin sterk rekening worden gehouden met de omstandigheden waaronder verdachte is bewogen tot het plegen van de twee overvallen. Verdachte voelde zich namelijk zwaar onder druk gezet en bedreigd en is zodoende tot zijn daden gekomen, aldus nog steeds de raadsman.
6.3. Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van het reclasseringsadvies van Palier forensische en intensieve zorg van 10 januari 2014 is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in zeer korte tijd twee maal schuldig gemaakt aan het plegen van een gewapende overval op een supermarkt. Verdachte is gewapend met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en met bedekt gezicht de supermarkten binnengegaan en heeft bij beide gelegenheden de kassamedewerksters onder dreiging van dat wapen tot afgifte van het geld uit de kassa en pakjes sigaretten gedwongen en ook zelf geld uit de kassa gepakt. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. Dit soort delicten behoort tot een categorie van strafbare feiten die een ernstige inbreuk maken op de rechtsorde en die gevoelens van grote onrust en onveiligheid in de samenleving veroorzaken, meer in het bijzonder bij de slachtoffers. Slachtoffers van dit soort strafbare feiten ondervinden nog gedurende langere tijd de psychisch nadelige gevolgen van een dergelijke traumatische gebeurtenis. Bovendien is er financiële schade toegebracht aan de eigenaren van de supermarkten.
Ten aanzien van strafbare feiten van een dergelijke aard en ernst acht de rechtbank louter de oplegging van een vrijheidsbenemende straf passend en geboden.
De strafeis van de officier van justitie is in overeenstemming met de straf die ten aanzien van dit soort strafbare feiten in vergelijkbare gevallen pleegt te worden opgelegd. Noch in de omstandigheden waaronder het feit is begaan, noch in de persoonlijke omstandigheden van verdachte, vindt de rechtbank aanleiding daarvan af te wijken.
De rechtbank volgt de raadsman evenmin in zijn betoog ten aanzien van de bedreigende situatie waaronder verdachte gebukt zou zijn gegaan ten tijde van het plegen van de feiten. Zelfs als de rechtbank zou aannemen dat verdachte onder bedreiging zou hebben gehandeld, dan nog acht de rechtbank het bijzonder kwalijk dat verdachte niet naar de politie is gegaan maar in plaats daarvan tot twee maal toe ervoor heeft gekozen om op kille en berekenende wijze een gewapende overval op supermarkten te plegen, waarbij de op dat moment werkzaam zijnde caissières ernstig zijn bedreigd.
Ten nadele van verdachte heeft de rechtbank voorts in aanmerking genomen dat verdachte blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 26 maart 2013 in het verleden reeds meermalen is veroordeeld ter zake van soortgelijke ernstige strafbare feiten, hetgeen verdachte er kennelijk niet van heeft weerhouden om te recidiveren.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
7. Vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling
7.1. Ontstaan en loop van de procedure
Bij onherroepelijk geworden vonnis van 7 augustus 2008 in de zaak met parketnummer 13/524458-07 heeft de meervoudige strafkamer van de rechtbank Amsterdam verdachte ter zake van (gekwalificeerde) diefstallen, al dan niet met geweld, en afpersing veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes (6) jaren met aftrek van voorarrest.
Verdachte is op 14 januari 2012 met toepassing van het bepaalde in de artikelen 15 en volgende van het Wetboek van Strafrecht voorwaardelijk in vrijheid gesteld onder de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van de op 730 dagen gestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en de bijzondere voorwaarden dat verdachte zich gedurende een proeftijd van 730 dagen houdt aan een meldingsgebod en de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens GGZ Centrum Maliebaan te Utrecht, teneinde verdachte te kunnen controleren bij het naleven van de aan hem opgelegde bijzondere voorwaarden en om verdachte te kunnen begeleiden bij het vinden van werk, inkomen en huisvesting.
Op 3 juni 2013 is ter griffie van deze rechtbank ingekomen de vordering van 11 april 2013 van de officier van justitie in het arrondissement Haarlem, welke vordering zij heeft gewijzigd op 25 november 2013, strekkende tot herroeping van voornoemde voorwaardelijke invrijheidstelling, omdat veroordeelde zich niet heeft gehouden aan de hem opgelegde algemene voorwaarde.
Op 30 januari 2014 is de vordering ter terechtzitting behandeld, gelijktijdig met de (nieuwe) strafzaak tegen verdachte onder parketnummer 15/700120-13. Verdachte is ter terechtzitting verschenen.
7.2. Beoordeling
De officier van justitie vordert thans, nu verdachte zich – gelet op hetgeen hem in de dagvaarding met het parketnummer 15/700120-13 is ten laste gelegd – niet heeft gehouden aan de aan de voorwaardelijke invrijheidstelling verbonden algemene voorwaarde, dat de rechtbank de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling zal gelasten, en wel voor de duur van zevenhonderd en dertig (730) dagen.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering kan worden toegewezen, nu uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Immers acht de rechtbank – zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven – wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de aan hem ten laste gelegde diefstallen met geweld en afpersingen.
7.3. Beslissing
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal de rechtbank, gelet op de artikelen 15 en volgende van het Wetboek van Strafrecht, de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling voor de duur van zevenhonderd en dertig (730) dagen gelasten.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
57, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
9. Beslissing
De rechtbank:
verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven;
verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
bepaalt dat de onder 3.4. bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van ZEVEN (7) JAREN;
bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
ten aanzien van v.i.-nummer 99-000008-47:
wijst toe de vordering van de officier van justitie tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van verdachte;
gelast dat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, alsnog geheel moet worden ondergaan, te weten voor de duur van zevenhonderd en dertig (730) dagen.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.J. Bellaart, voorzitter,
mr. M. Daalmeijer en mr. M.W. Groenendijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.V. Ramdharie, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van donderdag 13 februari 2014.