ECLI:NL:RBNHO:2014:4804

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 mei 2014
Publicatiedatum
23 mei 2014
Zaaknummer
15/703394-13
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor woningoverval, feitelijke aanranding van de eerbaarheid en pogingen tot woninginbraak

Op 22 mei 2014 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen verdachte [verdachte], die beschuldigd werd van een woningoverval, feitelijke aanranding van de eerbaarheid en pogingen tot woninginbraak. De zaak kwam voort uit een incident op 5 oktober 2013, waarbij de aangeefster, [slachtoffer 1], in haar woning te Hoorn werd overvallen door twee mannen. Tijdens de overval werd zij fysiek vastgepakt en onzedelijk betast. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster en getuigen als geloofwaardig beoordeeld, en de verdachte werd herkend door de aangeefster tijdens de zitting. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de tenlastelegging van diefstal met geweld en feitelijke aanranding. De verdachte heeft bekend betrokken te zijn geweest bij de inbraak, maar ontkende de geweldshandelingen en aanranding. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar en heeft schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De rechtbank heeft de vorderingen van andere benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze onvoldoende onderbouwd waren. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/703394-13 + 15/171709-13 (ttz gev) + 15/082667-13 (ttz gev) (
P)
Uitspraakdatum: 22 mei 2014
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 14 februari 2014 en 8 mei 2014 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres],
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Noord Holland Noord – Huis van Bewaring Zwaag.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.F. van Kooij en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. L.A. Korfker, advocaat te Koog aan de Zaan, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 15/703394-13
Feit 1:
hij op of omstreeks 5 oktober 2013 te Hoorn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit een woning gelegen aan de [adres 1]) heeft weggenomen
- een portemonee (met inhoud) en/of
- een I-mac (computer) en/of
- een I-pad en/of
- meerdere, althans een, camera('s) en/of
- een bos met sleutels (waaronder een Ford autosleutel) en/of
- meerdere identiteitskaarten en/of
- meerdere sieraden en/of een horloge en/of
- een of meer andere goed(eren) van zijn/hun gading,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen (bewoonster) [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of diens mededader(s) (met deels gezichtsbedekkende kleding):
- het slaapvertrek van die [slachtoffer 1] heeft/hebben betreden en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 1] heeft/hebben (vast)gepakt en/of betast (terwijl die [slachtoffer 1] op dat moment aan het slapen was) en/of
- tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd dat ze (verdachten) geld wilden en/of
- ( tegen) de mond van die [slachtoffer 1] heeft/hebben (dicht)gedrukt en/of een hand op de mond van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gehouden en/of
- die [slachtoffer 1] bij haar haar heeft/hebben (vast)gepakt en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] aan haar haar heeft/hebben (mee)getrokken en/of
- de hand(en) van die [slachtoffer 1] op haar rug heeft/hebben gedaan en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] (met haar hand(en) op haar rug) naar een ander vetrek in de woning heeft/hebben geleid en/of
- die [slachtoffer 1] heeft/hebben geduwd en/of meegesleurd en/of
- aan die [slachtoffer 1] (op agressieve toon) heeft/hebben gevraagd waar zich de kluis bevond en/of
- die [slachtoffer 1] op/tegen de vloer heeft/hebben gegooid;
Feit 2:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 05 oktober 2013 te Hoorn, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of alleen,
(telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en),
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) een en/of meermalen:
- de (blote) borsten van die [slachtoffer 1] betast en/of
- de (blote) vagina van die [slachtoffer 1] betast en/of
- de (blote) billen van die [slachtoffer 1] betast,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s):
- onverhoeds (terwijl die [slachtoffer 1] in bed lag) het nachthemd van die [slachtoffer 1]
omhoog heeft/hebben getrokken en/of
- onverhoeds de broek van die [slachtoffer 1] naar beneden heeft/hebben getrokken en/of
- onverhoeds de (blote) vagina van die [slachtoffer 1] heeft/hebben betast en/of
- ( terwijl de mond van die [slachtoffer 1] werd dichtgehouden en/of de arm van die [slachtoffer 1] werd vastgehouden) onverhoeds de (blote) billen en/of de (blote) borsten van die [slachtoffer 1] heeft/hebben betast;
Parketnummer 15/171709-13:
hij op of omstreeks 18 september 2013 in de gemeente Hoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres 2] weg te nemen goederen van zijn gading en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen
- naar de woning gelegen aan de [adres 2] is/zijn gegaan en/of (vervolgens)
- met een breekijzer, althans een metalen voorwerp, het kozijn/raam van die woning heeft/hebben open/kapot gemaakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Parketnummer 15/082667-13:
hij op of omstreeks 2 mei 2013 te Hoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een schuur weg te nemen een scooter, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die schuur te verschaffen en/of die/dat weg te nemen scooter onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, naar die schuur is/zijn toegegaan waarna hij, verdachte en/of zijn mededader het slot van die (schuur)deur heeft/hebben geforceerd, die schuur is/zijn binnengegaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Inleiding

Op 5 oktober 2013, om 02.18 uur, is bij de meldkamer van de politie een melding binnengekomen van mevrouw [slachtoffer 1], die vertelde dat zij in haar woning aan de [adres 1] te Hoorn was overvallen door twee negroïde mannen met dikke gewatteerde jassen. Later heeft mevrouw [slachtoffer 1] tegenover de ter plaatse gekomen verbalisant verklaard dat zij tijdens de inbraak in haar woning onzedelijk is betast.
Naar aanleiding van deze melding zijn verbalisanten richting de [adres 1] gereden. Ter hoogte van de bushalte in de [straat 1], op ongeveer 500 meter vanaf de [adres 1], zien de verbalisanten twee negroïde mannen lopen, waarvan de ene een zwarte gewatteerde jas en de andere een zilverkleurige gewatteerde jas draagt. Op het moment dat het dienstvoertuig tot stilstand komt gaan de twee mannen er rennend vandoor. Na een korte achtervolging wordt de man met de zilverkleurige jas aangehouden. Deze man blijkt later verdachte [verdachte] te zijn. Niet lang daarna wordt in de sloot aan de [straat 2] de man met de zwartkleurige jas aangehouden. Deze man blijkt later medeverdachte [medeverdachte] te zijn. Bij de insluitingsfouillering is bij verdachte [verdachte] een breekijzer aangetroffen. Ook worden er goederen aangetroffen die afkomstig blijken te zijn uit de woning aan de [adres 1] te Hoorn.
Voor de rechtbank ligt de vraag voor of verdachte – kort gezegd – zich toen en daar, tezamen met een ander, heeft schuldig gemaakt aan diefstal met geweld en feitelijke aanranding van de eerbaarheid. Verdachte heeft ter terechtzitting bekend de inbraak te hebben gepleegd. Hij heeft echter ontkend de ten laste gelegde geweldshandelingen en ontuchtige handelingen te hebben begaan.
Voorts wordt verdachte verweten dat hij zich op 18 september 2013 schuldig heeft gemaakt aan een poging tot diefstal uit een woning aan de [adres 2] te Hoorn en aan een poging tot diefstal van een scooter uit een schuur, begaan op 2 mei 2013 te Hoorn. Verdachte heeft ter terechtzitting bekend deze feiten te hebben gepleegd.

4.Bewijs

4.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van hetgeen verdachte ten laste is gelegd onder parketnummers 15/703394-13, 15/171709-13 en 15/082667-13.
Ten aanzien van feit 1 onder parketnummer 15/703394-13 merkt de officier van justitie het volgende op. Vast staat dat er in de woning van aangeefster [slachtoffer 1] twee overvallers aanwezig waren: verdachte [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte]. Beide verdachten verklaren dat ze eigenlijk niets hebben gedaan en dat hun medeverdachte alle handelingen heeft verricht qua diefstal, maar ook wat betreft het geweld. Er wordt gelogen, door minstens één van de verdachten. Ze geven elkaar immers de schuld en op onderdelen verklaren ze volkomen tegenstrijdig. Dit maakt dat hun verklaringen nooit allebei waar kunnen zijn. Gelet op de verklaring van [slachtoffer 1], dat geen van de verdachten zich afzijdig heeft gehouden, staat het voor de officier van justitie vast dat beide verdachten een grote rol hebben gehad in hetgeen is gebeurd. Beiden hebben een rol gehad in het geweld. Dat betekent dat verdachte [verdachte], samen met medeverdachte [medeverdachte], [slachtoffer 1] en haar gezin in hun woning met geweld hebben overvallen.
Ten aanzien van feit 2 onder parketnummer 15/703394-13 merkt de officier van justitie het volgende op. [slachtoffer 1] heeft vanaf het moment dat de overvallers weg waren en zij met mensen kon praten over de overval, verklaard dat zij was aangerand. De op de melding afgekomen verbalisanten en een aanwezige getuige hebben dit bevestigd, evenals haar man. Ook in haar latere verklaringen blijft zij hierover consistent en geloofwaardig verklaren.
Eén van de verdachten heeft boven in de woning aan [slachtoffer 1] gezeten, niet alleen aan haar lijf, hoofd en rug maar ook aan haar vagina. Beneden werd dit laatste opnieuw geprobeerd. Dat lukte niet, maar toen zat er wel een hand aan haar borst en billen.
Met betrekking tot wat er beneden in de woning is gebeurd weet [slachtoffer 1] niet of één persoon haar vasthield en de ander haar aanraakte, of dat beide verdachte haar aanraakten. [slachtoffer 1] heeft hier het volgende over verklaard: “Ik had het idee dat de grote mij vasthield en dat de kleine mij probeerde aan te raken. Maar het kan net zo goed alleen die kleine zijn geweest die dit deed, het ging zo vreselijk snel”. Gelet op deze verklaring vindt de officier van justitie dat er onvoldoende bewijs is voor medeplegen van de aanranding. De verklaring van [slachtoffer 1] laat de mogelijkheid open dat een van de verdachten niet heeft gemerkt wat er gebeurde. Dit feit gaat veel verder dan de reden waarom ze in de woning waren, namelijk het stelen van spullen, desnoods met geweld, en is ook een totaal ander soort feit. Als een van de mededaders verder gaat dan het oorspronkelijk plan, kan een verdachte hiervoor in bepaalde gevallen mede verantwoordelijk worden gehouden. In dit geval is de officier van justitie van mening dat dit niet opgaat. Dat maakt dat het erg relevant is wie de persoon was die bij haar boven was.
De gebeurtenissen op de zitting van 14 februari 2014 geven naar de mening van de officier van justitie het sluitende bewijs. Vlak na de zitting verklaarde [slachtoffer 1] over verdachte [verdachte]: “Ik herkende direct de verdachte die in de slaapkamer van mijn dochter kwam waar ik lag te slapen. Ik begon gelijk te trillen en moest gelijk huilen. Het is nog zo’n snotaap, zo’n jochie. Ik herkende zijn postuur, zijn gezicht, zijn lengte en zijn manier van bewegen.” Ondanks dat dit geen herkenning is geweest in een meervoudige confrontatie waarbij alle regels in acht zijn genomen, hecht de officier van justitie grote waarde aan deze herkenning. De officier van justitie heeft deze herkenning bovendien ter zitting zien gebeuren, waarvan zij proces-verbaal heeft opgemaakt. De door aangeefster beschreven reactie was er direct, ingegeven door wat ze zag en ging gepaard met oprechte emoties. Dingen die zij niet meer wist, kwamen weer naar boven. De herkenning is bovendien onderbouwd met bepaalde kenmerken die eerder ook al waren genoemd door aangeefster. Te weten zijn postuur, zijn gezicht, zijn lengte en zijn manier van bewegen.
De herkenning die zij bij verdachte [verdachte] op alle fronten had, had zij niet bij medeverdachte [medeverdachte]. Bij hem herkende ze alleen zijn stem. [slachtoffer 1] wijst medeverdachte [medeverdachte], naar aanleiding van zijn stem, nadrukkelijk aan als verdachte 2. Haar man doet dat ook. Hij herkende de stem van medeverdachte [medeverdachte] als de stem die bij de trap stond. De andere stem was dichterbij zijn vrouw. Ook dit past in het beeld dat verdachte [verdachte] de aanrander was.
De officier van justitie acht het wettig bewijs dat verdachte [verdachte] degene was die aangeefster heeft aangerand op grond van het voorgaande aanwezig. Hij dient hiervoor veroordeeld te worden.
Ten aanzien van parketnummers 15/171709-13 en 15/082667-13 merkt de officier van justitie op dat verdachte deze feiten heeft bekend.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 1 onder parketnummer 15/703394-13 bepleit dat niet onomstotelijk is komen vast te staan wie degene is geweest die de geweldshandelingen heeft verricht. De enige die stelt dat er door beide verdachten geweld is gepleegd is aangeefster. Dat is wat betreft de verdediging onvoldoende om vast te stellen dat er daadwerkelijk door beide geweld zou zijn gebruikt. Evenmin is komen vast te staan dat er tussen beide verdachten een nauwe en bewuste samenwerking heeft plaatsgevonden ten aanzien van de vermeende geweldshandelingen. Verdachte heeft van meet af aan verklaard dat hij wilde inbreken en niet een overval plegen. Niet is gebleken dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] afspraken hebben gemaakt omtrent het toepassen van geweld of dat zij hebben samengewerkt met betrekking tot het geweld, aldus de raadsvrouw. Tevens heeft verdachte geenszins opzet, dan wel voorwaardelijk opzet, gehad op de overval. Verdachte wilde er zeker van zijn dat er niemand thuis was. Dat was onder meer af te leiden aan het feit dat de gordijnen open waren. Ook heeft verdachte aangebeld waarna geen reactie volgde. Bovendien hebben verdachte en medeverdachte [medeverdachte] afgewacht na de herrie die medeverdachte [medeverdachte] maakte, om er zeker van te zijn dat er niemand binnen was. Toen verdachte de slapende vrouw zag wilde hij gelijk weg en beide verdachten zijn naar de deur gelopen en hebben deze open gedaan om weg te gaan. Het was medeverdachte [medeverdachte] die terug naar binnen wilde omdat hij er zeker van was dat er een kluis in het huis aanwezig zou zijn. De raadsvrouw voert aan dat de officier van justitie blijkens de tenlastelegging slechts de diefstal met geweld ten laste heeft willen leggen. Nu het medeplegen ten aanzien van de geweldscomponent wat betreft verdachte niet bewezen kan worden verzoekt de raadsvrouw om verdachte vrij te spreken van feit 1.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 2 onder parketnummer 15/703394-13 bepleit dat alleen aangeefster heeft verklaard dat zij betast zou zijn en dat levert wat betreft de verdediging onvoldoende bewijs op om tot een bewezenverklaring te komen dit feit. De getuigen in het dossier hebben hetgeen zou zijn voorgevallen van aangeefster vernomen en dat levert dan ook geen onafhankelijk bewijs op. De verklaringen komen allen van één bron, te weten aangeefster, waardoor niet wordt voldaan aan het bewijsminimum. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] verklaren beide niets over de handtastelijkheden en geven elkaar, anders dan omtrent het geweld tegen aangeefster, daar niet de schuld van. Het is opmerkelijk dat zelfs wanneer beide verdachten worden geconfronteerd met elkaars verklaringen, waarin zij elkaar belasten, zij elkaar niet beschuldigen van het plegen van een aanranding. Verdachte ontkent stellig aangeefster te hebben aangeraakt en het onderzoek door het NFI heeft dat standpunt niet kunnen weerleggen. Tevens stelt de raadsvrouw zich op het standpunt dat er geen nauwe en bewuste samenwerking tussen beide verdachten is komen vast te staan op basis van het dossier. Immers, wanneer twee personen een plan opvatten om een inbraak te plegen, in hoeverre kan de ene persoon dan verantwoordelijk gehouden worden voor de aanranding gepleegd door de anders terwijl deze zich in een andere ruimte bevond en hij er niet zelf bij was? Wat betreft de verdediging kunnen in onderhavig geval de handelingen van de een, voor zover zou komen vast te staan dat deze hebben plaatsgevonden, niet worden tegengeworpen aan de ander nu vaststaat dat dader 2 zich niet in dezelfde kamer bevond. Volgens de raadsvrouw is er dan ook onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor feit 2 en zij verzoekt de rechtbank dan ook om verdachte daarvan vrij te spreken.
Ten aanzien van parketnummers 15/171709-13 en 15/082667-13 heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3.
Redengevende feiten en omstandigheden [1]
Ten aanzien van feit 1 onder parketnummer 15/703394-13:
In de nacht van 4 op 5 oktober 2013 ligt aangeefster [slachtoffer 1] te slapen in de kamer van haar dochter [slachtoffer 3], in haar woning aan de [adres 1] te Hoorn. Op 5 oktober 2013, tussen 02.00 en 02.15 uur, wordt zij wakker gemaakt door een jonge jongen van buitenlandse komaf met een getinte huid en een Michelin-mannetjesjas aan (dader 1). [2] Nadat [slachtoffer 1] tegen hem zegt dat ze naar beneden zal gaan, doet dader 1 zijn hand voor haar mond. [slachtoffer 1] wordt bij haar linkerarm vastgepakt en zij wordt de trap af geleid, waarbij dader 1 zijn hand op haar mond blijft houden. [3] Bij de trap ziet zij nog een jongen (dader 2) staan. Dader 2 loopt voor [slachtoffer 1] de trap af. [4] Op de trap vragen de jongens naar de kluis. Beneden aangekomen ziet [slachtoffer 1] dat haar portemonnee al uit haar tas gehaald is en zij roept vervolgens dat er geen kluis is. [5] Hierop wordt [slachtoffer 1] steviger vastgepakt. [6] Vervolgens wordt [slachtoffer 1] door beide jongens aan haar haren getrokken en zij wordt door hen beiden op de grond gegooid. [7] Ook wordt daarbij een arm achter haar rug vastgehouden. [8]
[slachtoffer 2], de partner van [slachtoffer 1], wordt op een gegeven moment wakker gemaakt door zijn dochter [slachtoffer 3], omdat zij stemmen hoort en er vreemde mannen in huis zijn. Ook [slachtoffer 2] hoort op dat moment gestommel en hij hoort [slachtoffer 1] zeggen: “Oké oké, ik ga mee naar beneden” en iets over een kluis. Tevens hoorde hij haar zeggen: “Er is geen kluis en ik ga toch mee naar beneden”. [slachtoffer 2] heeft vervolgens de deuren van de slaapkamer en de badkamer op slot gedaan en keihard geschreeuwd. [9] Op het moment dat [slachtoffer 1] heel hard [naam] hoort, laten de jongens haar los en zij rennen via de achterpui de woning uit. [slachtoffer 1] belt vervolgens 112. [10]
Naar aanleiding van deze melding rijden verbalisanten richting de [adres 1]. Ter hoogte van de bushalte in de [straat 1] zien zij twee negroïde mannen lopen, waarvan de ene een zwarte gewatteerde jas en de andere een zilverkleurige gewatteerde jas draagt. Op het moment dat het dienstvoertuig tot stilstand komt gaan de twee mannen er rennend vandoor. Na een korte achtervolging wordt de man met de zilverkleurige jas aangehouden. Deze man blijkt later verdachte [verdachte] te zijn. [11] Niet lang daarna wordt in de sloot aan de [straat 2] de man met de zwartkleurige jas aangehouden. Deze man blijkt later medeverdachte [medeverdachte] te zijn. [12] Bij de insluitingsfouillering wordt bij verdachte [verdachte] een breekijzer en diverse andere goederen aangetroffen. [13] De politie toont [slachtoffer 2] de bij verdachte [verdachte] aangetroffen goederen. [slachtoffer 2] herkent zijn horloge, zijn sleutelbos en zijn twee fotocamera’s. Bovendien herkent hij de twee identiteitskaarten van zijn kinderen [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] en de oorbellen van [slachtoffer 1]. [14] Voorts ziet [slachtoffer 2] dat, beneden in de woning, de I-mac computer weg is. Later ziet hij deze op het terras staan. Op de terrastafel ligt ook een hoesje van een Ipad. De Ipad zit er echter niet in. [15]
Op grond van voornoemde redengevende feiten en omstandigheden acht de rechtbank bewezen dat verdachte en een ander [slachtoffer 1] en haar gezin in hun woning met geweld hebben overvallen.
Ten aanzien van feit 2 onder parketnummer 15/703394-13:
Uit de hiervoor ten aanzien van feit 1 opgenomen redengevende feiten en omstandigheden blijkt dat [slachtoffer 1] op 5 oktober 2013 ligt te slapen in de kamer van haar dochter [slachtoffer 3], in haar woning aan de [adres 1] te Hoorn. Zij wordt wakker gemaakt door een jonge jongen van buitenlandse komaf met een getinte huid en een Michelin-mannetjesjas aan (dader 1). [16] [slachtoffer 1] wordt wakker van een hand dat over haar hoofd, haar schouders en nek, en dan via haar rug naar haar billen toe gaat. Vervolgens trekt dader 1 haar nachthemd omhoog en hij probeert haar broek naar beneden te halen. [slachtoffer 1] voelt een hand via haar billen, van achteren naar voren, tussen haar benen naar haar vagina gaan. Hierbij komt de hand bij haar vagina, waarbij de vingers tegen haar vagina aan zitten. [17]
De rechtbank is van oordeel dat uit de verklaring van [slachtoffer 1] volgt dat zij door één dader is betast. Derhalve is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende bewijs is voor het medeplegen van de aanranding. Daarbij neemt de rechtbank in overweging dat niet is vastgesteld dat het gezamenlijk opzet van verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] was gericht op een ander delict dan diefstal (met geweld), zodat slechts degene die de genoemde handelingen heeft verricht verantwoordelijk kan worden gehouden voor de ontucht.
Naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting op 14 februari 2014 heeft de officier van justitie een proces-verbaal opgesteld. Zij heeft tijdens de zitting een herkenning waargenomen bij [slachtoffer 1]. Tijdens de schorsing heeft [slachtoffer 1] verteld dat alles weer boven komt. Ook [slachtoffer 2] heeft verteld dat hij iets had herkend in de stem van de verdachten. [18] Naar aanleiding hiervan hebben [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] direct na de zitting van 14 februari 2014 een nadere verklaring afgelegd bij de politie. [slachtoffer 1] verklaart tijdens dit verhoor dat zij verdachte [verdachte] herkent als degene die bij haar boven in de slaapkamer is geweest. Zij herkent hem aan zijn postuur, zijn gezicht, zijn lengte en aan zijn manier van bewegen. [19] [slachtoffer 2] verklaart dat hij medeverdachte [medeverdachte] herkent aan zijn donkere stem. Hij is degene die gevraagd heeft naar “de klaus’. [20]
Ten aanzien van de herkenning overweegt de rechtbank als volgt. In het algemeen geldt dat een herkenning in de zittingszaal minder betrouwbaar is dan een herkenning bij een zogenaamde (f)oslo confrontatie in de opsporingsfase. In de onderhavige zaak acht de rechtbank evenwel van belang dat [slachtoffer 1] haar herkenning heeft onderbouwd met bepaalde elementen waarover zij eerder al heeft verklaard. Bovendien ondersteunt de verklaring van [slachtoffer 2], dat het geschuivel van [slachtoffer 1] en iemand anders dichterbij was dan de stem van medeverdachte [medeverdachte], de verklaring van [slachtoffer 1] dat verdachte [verdachte] degene was die bij haar in de slaapkamer was. Tot slot heeft medeverdachte [medeverdachte] verklaard dat hij heeft gezien dat [slachtoffer 1] door verdachte [verdachte] in haar slaapkamer werd lastig gevallen. [21]
Op grond van voornoemde redengevende feiten en omstandigheden acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feitelijke aanranding van de eerbaarheid van [slachtoffer 1]. Het verweer van de raadsvrouw dat er slechts één bewijsmiddel is en verdachte om die reden dient te worden vrijgesproken wordt – gelet op de hierboven genoemde bewijsmiddelen – verworpen.
Ten aanzien van parketnummer 15/171709-13:
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder parketnummer 15/171709-13 ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5], namens [slachtoffer 7] d.d. 19 september 2013 (dossierpagina 20-21);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van [getuige 1] d.d. 19 september 2013 (dossierpagina 11-12).
Ten aanzien van parketnummer 15/082667-13:
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder parketnummer 15/082667-13 ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 6] d.d. 2 mei 2013 (dossierpagina 13-14);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] d.d. 2 mei 2013 (dossierpagina 46-47);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 3] d.d. 2 mei 2013 (dossierpagina 48-49).
4.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Parketnummer 15/703394-13
Feit 1:
hij op 5 oktober 2013 te Hoorn tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, uit een woning gelegen aan de [adres 1], heeft weggenomen
- een portemonee met inhoud en
- een I-mac computer en
- een I-pad en
- meerdere camera's en
- een bos met sleutels, waaronder een Ford autosleutel, en
- meerdere identiteitskaarten en
- meerdere sieraden en een horloge
toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4],
welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen bewoonster [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken ,
welk geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, en diens mededader:
- een hand op de mond van die [slachtoffer 1] hebben gehouden en
- die [slachtoffer 1] bij haar haar hebben vastgepakt en die [slachtoffer 1] aan haar haar hebben getrokken en
- de hand van die [slachtoffer 1] op haar rug hebben gedaan en
- aan die [slachtoffer 1] hebben gevraagd waar zich de kluis bevond en
- die [slachtoffer 1] tegen de vloer hebben gegooid;
Feit 2:
hij op 5 oktober 2013 te Hoorn, door andere feitelijkheden [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen,
immers heeft hij, verdachte, meermalen:
- de (blote) vagina van die [slachtoffer 1] betast en
- de (blote) billen van die [slachtoffer 1] betast,
en bestaande die andere feitelijkheden uit dat hij, verdachte:
- onverhoeds, terwijl die [slachtoffer 1] in bed lag het nachthemd van die [slachtoffer 1] omhoog heeft getrokken en
- onverhoeds de (blote) vagina van die [slachtoffer 1] heeft betast en
- onverhoeds de (blote) billen van die [slachtoffer 1] heeft betast.
Parketnummer 15/171709-13:
hij op 18 september 2013 in de gemeente Hoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres 2], weg te nemen goederen van zijn gading en geld, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededaders en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen door middel van braak, met zijn mededaders,
- naar de woning gelegen aan de [adres 2], zijn gegaan en vervolgens
- met een breekijzer, het kozijn van die woning hebben kapot gemaakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Parketnummer 15/082667-13:
hij op 2 mei 2013 te Hoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een schuur weg te nemen een scooter, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededader en zich daarbij de toegang tot die schuur te verschaffen en die weg te nemen scooter onder hun bereik te brengen door middel van braak, naar die schuur zijn toegegaan waarna hij, verdachte en zijn mededader het slot van die schuurdeur hebben geforceerd, die schuur zijn binnengegaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Parketnummer 15/703394-13
Feit 1:
diefstal vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Feit 2:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid
Parketnummer 15/171709-13:
poging tot diefstal in vereniging, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
Parketnummer 15/082667-13:
poging tot diefstal in vereniging, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

7.Motivering van de sanctie

7.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om, indien het tot een strafoplegging komt, verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met daaraan zoals door Palier is geadviseerd bijzondere voorwaarden te koppelen.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 5 oktober 2013, samen met een ander, [slachtoffer 1] en haar gezin in hun woning met geweld overvallen. [slachtoffer 1] is hierbij vastgepakt, haar mond is dichtgehouden, zij is aan haar haren getrokken en op de grond gegooid. Dit is een ernstig feit. De slachtoffers hebben de gebeurtenis als zeer angstaanjagend en traumatiserend ervaren. De overval vond in de nacht plaats in de woning van het gezin, een plaats waar zij zich bij uitstek veilig zouden moeten voelen. Het is bekend dat de negatieve psychische gevolgen van dergelijke gewelddadige feiten voor de slachtoffers nog lang kunnen aanhouden, hetgeen ook is gebleken uit de toelichting die zij als benadeelde partijen op het verzoek tot schadevergoeding hebben gegeven alsmede uit de schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer 1]. Daarnaast zorgen dergelijke feiten voor maatschappelijke onrust en versterken zij de gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Voorts rekent de rechtbank verdachte zwaar aan dat hij [slachtoffer 1] tijdens deze overval onzedelijk heeft betast. Hij heeft haar uit haar slaap gehaald, door onder andere met zijn hand over haar rug, billen en vagina te gaan. Door deze handelswijze heeft verdachte de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 1] zeer ernstig geschonden.
Voorts heeft verdachte zich op 18 september 2013 schuldig gemaakt een poging tot woninginbraak en een poging tot de diefstal van een scooter uit een schuur. Woninginbraken leveren niet alleen materiële schade op, maar vormen ook een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de betrokken bewoners. De ervaring leert dat slachtoffers van woninginbraken zich vaak nog lange tijd onveilig voelen in hun eigen huis.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 30 april 2014, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder terzake van vermogens-, gewelds- en zedendelicten is veroordeeld.
- het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 28 november 2013 van [naam 1] als reclasseringswerker verbonden aan GGZ Reclassering Palier.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
8.1.
[slachtoffer 1]
Namens de benadeelde partij
[slachtoffer 1]heeft de gemachtigde van de benadeelde partij mr. E.M. Hoorenman, advocaat te Zwaag, een vordering tot schadevergoeding van € 9.175,45 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde materiele schade bestaat uit:
 € 215,44 wegens reiskosten;
 € 10,00 wegens telefoonkosten;
 € 13,01 wegens slaapmedicatie;
 € 760,00 wegens eigen risico in verband met bezoek aan gezondheidszorgpsycholoog;
 € 70,00 wegens bezoek aan natuurgeneeskundig therapeut;
 € 2.244,98 wegens aanschaf alarmsysteem en een abonnement bij de meldkamer en
 € 1.872,10 wegens aanschaf driepuntssloten.
In totaal vordert [slachtoffer 1] € 5.175,45 aan materiële schade.
De gestelde immateriële schade bedraagt € 4.000,00.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van € 816,17 rechtstreeks voortvloeit uit de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten. De rechtbank zal bij sommige posten het gevorderde schadebedrag halveren, aangezien aan medeverdachte [medeverdachte] ten aanzien van die posten eveneens de verplichting tot schadevergoeding wordt opgelegd. De schade bestaat uit:
 ½ x € 76,32 wegens reiskosten (exclusief de reiskosten naar Texel);
 ½ x € 10,00 wegens telefoonkosten;
 € 13,01 wegens slaapmedicatie en
 € 760,00 wegens eigen risico in verband met bezoek aan gezondheidszorgpsycholoog.
Naar het oordeel van de rechtbank levert de behandeling van de schadeposten “bezoek aan natuurgeneeskundig therapeut”, “aanschaf alarmsysteem en een abonnement bij de meldkamer” en “aanschaf driepuntssloten” een onevenredige belasting van het strafgeding op. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is.
De benadeelde partij kan de delen van de vordering, die tot niet-ontvankelijkheid zullen leiden, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Een vergoeding van de immateriële schade ad € 3.000,00 komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting.
De vordering zal dan ook worden toegewezen tot een bedrag van
€ 3.816,17, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 oktober 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 1 en 2 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: diefstal met geweld en aanranding] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
8.2.
[slachtoffer 2]
Namens de benadeelde partij
[slachtoffer 2]heeft de gemachtigde van de benadeelde partij mr. E.M. Hoorenman, advocaat te Zwaag, een vordering tot schadevergoeding van € 15.990,85 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde materiele schade bestaat uit:
 € 10,00 wegens telefoonkosten;
 € 760,00 wegens eigen risico in verband met bezoek aan gezondheidszorgpsycholoog;
 € 70,00 wegens bezoek aan natuurgeneeskundig therapeut;
 € 12.488,85 wegens netto verlies verdienvermogen en
 € 862,13 wegens kosten voor rechtsbijstand.
In totaal vordert [slachtoffer 2] € 13.990,85 aan materiële schade.
De gestelde immateriële schade bedraagt € 2.000,00.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van € 436,06 rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 bewezen verklaarde feit. De rechtbank zal bij sommige posten het gevorderde schadebedrag halveren, aangezien aan medeverdachte [medeverdachte] ten aanzien van die posten eveneens de verplichting tot schadevergoeding wordt opgelegd. De schade bestaat uit:
 ½ x € 10,00 wegens telefoonkosten en
 ½ x € 862,13 wegens kosten voor rechtsbijstand.
Uit de vordering blijkt dat de benadeelde partij ten gevolge van het seksueel misbruik van zijn partner, [slachtoffer 1], een gezondheidszorgpsycholoog heeft bezocht, waarvan de kosten van het eigen risico afgaan. Aangezien [slachtoffer 2] geen rechtstreeks belanghebbende is, hij is immers niet het slachtoffer van de aanranding, is naar het oordeel van de rechtbank niet komen vast te staan dat de gestelde schadepost “eigen risico in verband met bezoek aan gezondheidszorgpsycholoog” het rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde feit. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Naar het oordeel van de rechtbank levert de behandeling van de schadeposten “bezoek aan natuurgeneeskundig therapeut” en “netto verlies verdienvermogen” een onevenredige belasting van het strafgeding op. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is.
De benadeelde partij kan de delen van de vordering, die tot niet-ontvankelijkheid zullen leiden, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Een vergoeding van de immateriële schade ad € 500,00 komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting.
De vordering zal dan ook worden toegewezen tot een bedrag van
€ 936,06, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 oktober 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: diefstal met geweld] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
8.3.
[slachtoffer 3]
Namens de benadeelde partij
[slachtoffer 3]heeft de gemachtigde van de benadeelde partij mr. E.M. Hoorenman, advocaat te Zwaag, een vordering tot schadevergoeding van € 1.787,38 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde materiële schade bestaat uit € 287,38 voor de kosten van rechtsbijstand. De gestelde immateriële schade bestaat uit € 1.500,00.
De rechtbank is van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De rechtbank overweegt hiertoe dat uit het dossier naar voren komt dat de benadeelde partij schade heeft geleden. Daar staat tegenover dat drs. [therapeut] (GZ-psycholoog), in het verslag van 22 januari 2014, rapporteert dat de kinderen geen serieuze klachten hebben ontwikkeld, maar dat zij de stress en de angst van de ouders hebben gevoeld en hierop hebben gereageerd: ze durven niet te slapen, stellen vragen over de overval en houden hun ouders goed in de gaten. Hierdoor is het voor de rechtbank onduidelijk in hoeverre causaal verband bestaat tussen de immateriële schade en het ten laste gelegde feit.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering. De benadeelde partij kan de vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
8.4.
[slachtoffer 4]
Namens de benadeelde partij
[slachtoffer 4]heeft de gemachtigde van de benadeelde partij mr. E.M. Hoorenman, advocaat te Zwaag, een vordering tot schadevergoeding van € 1.787,38 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde materiële schade bestaat uit € 287,38 voor de kosten van rechtsbijstand. De gestelde immateriële schade bestaat uit € 1.500,00.
De rechtbank is van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De rechtbank overweegt hiertoe dat uit het dossier naar voren komt dat de benadeelde partij schade heeft geleden. Daar staat tegenover dat drs. [therapeut] (GZ-psycholoog), in het verslag van 22 januari 2014, rapporteert dat de kinderen geen serieuze klachten hebben ontwikkeld, maar dat zij de stress en de angst van de ouders hebben gevoeld en hierop hebben gereageerd: ze durven niet te slapen, stellen vragen over de overval en houden hun ouders goed in de gaten. Hierdoor is het voor de rechtbank onduidelijk in hoeverre causaal verband bestaat tussen de immateriële schade en het ten laste gelegde feit.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering. De benadeelde partij kan de vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
8.5.
[slachtoffer 5]
Namens de benadeelde partij
[slachtoffer 5]heeft de gemachtigde van de benadeelde partij [gemachtigde] een vordering tot schadevergoeding van € 1.393,71 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het onder parketnummer 15/171709-13 ten laste gelegde feit zou hebben geleden. De gestelde materiële schade bestaat uit:
 € 694,13 CED Nederland B.V. (schade-expert);
 € 1.061,08 Quick / Help (houtbedrijf);
 € 363,05 wegens 2x vrije dag (echtgenoot);
 € 139,95 tuinlamp Ecomodus Philips;
 € 748,00 wegens vakantie Les Issambres en
 € 142,75 wegens 1x vrije dag (14 februari 2014)
In totaal bedraagt de materiele schade € 3.148, 93. Een gedeelte hiervan, groot € 1.755,21, is op andere wijze vergoed.
De rechtbank acht de vordering onvoldoende onderbouwd en daarmee een onevenredige belasting van het strafgeding, nu onduidelijk is welk deel van de vordering reeds vergoed is, zodat de benadeelde partij niet in haar vordering zal kunnen worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.
8.6.
[slachtoffer 6]
De benadeelde partij
[slachtoffer 6]heeft een vordering tot schadevergoeding van € 250,00 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het onder parketnummer 15/082667-13 ten laste gelegde feit zou hebben geleden. De gestelde schade bestaat uit:
 € 200,00 schuurdeur en
 € 50,00 contactslot scooter.
De rechtbank acht de schadepost “schuurdeur” onvoldoende onderbouwd en daarmee een onevenredige belasting van het strafgeding, zodat de benadeelde partij niet in haar vordering zal kunnen worden ontvangen.
Aangezien [slachtoffer 6] geen rechtstreeks belanghebbende is, hij is immers geen eigenaar van de scooter, is naar het oordeel van de rechtbank niet komen vast te staan dat de gestelde schadepost “contactslot scooter” het rechtstreeks gevolg is van het onder 15/082667-13 bewezen verklaarde feit, zodat de benadeelde partij niet in haar vordering zal kunnen worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 36f, 45, 57, 246, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
 Verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
 Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
 Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 1]geleden schade tot een bedrag van
€ 3.816,17 (drieduizend achthonderd zestien euro en zeventien cent), bestaande uit € 816,17 voor de materiële en € 3.000,00 voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 oktober 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
 Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 3.816,17 (drieduizend achthonderd zestien euro en zeventien cent)vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 oktober 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
48 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
 Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 2]geleden schade tot een bedrag van
€ 936,06 (negenhonderd zesendertig euro en zes cent), bestaande uit € 436,06 voor de materiële en € 500,00 voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 oktober 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
 Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 936,06 (negenhonderd zesendertig euro en zes cent)vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 oktober 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
18 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
 Verklaart de benadeelde partij
[slachtoffer 3]niet-ontvankelijk in de vordering.
 Verklaart de benadeelde partij
[slachtoffer 4]niet-ontvankelijk in de vordering.
 Verklaart de benadeelde partij
[slachtoffer 5]niet-ontvankelijk in de vordering.
 Verklaart de benadeelde partij
[slachtoffer 6]niet-ontvankelijk in de vordering.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.E.C. de Wit, voorzitter,
mr. M.M. van Weely en mr. M.L.M. van der Voet, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.C. Naeije, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van
22 mei 2014.
mr. Van der Voet is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Proces-verbaal van aangifte met nummer PL10RR 2013105233-1, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] van 9 oktober 2013, dossierpagina 208.
3.Proces-verbaal van aangifte met nummer PL10RR 2013105233-1, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] van 9 oktober 2013, dossierpagina 209 en 212.
4.Proces-verbaal van verhoor met nummer 20140214 1500 5691, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] van 14 februari 2014, dossierpagina 519.
5.Proces-verbaal van aangifte met nummer PL10RR 2013105233-1, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] van 9 oktober 2013, dossierpagina 209.
6.Proces-verbaal van aangifte met nummer PL10RR 2013105233-1, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] van 9 oktober 2013, dossierpagina 213
7.Proces-verbaal van verhoor met nummer PL10RR 2013105073-51, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] van 9 oktober 2013, dossierpagina 198; Proces-verbaal van verhoor met nummer PL10RR 2013105233-20, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] van 6 november 2013, dossierpagina 220.
8.Proces-verbaal van aangifte met nummer PL10RR 2013105233-1, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] van 9 oktober 2013, dossierpagina 209.
9.Proces-verbaal van verhoor met nummer 20131005 05:28 1758, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] van 5 oktober 2013, dossierpagina’s 223-224.
10.Proces-verbaal van aangifte met nummer PL10RR 2013105233-1, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] van 9 oktober 2013, dossierpagina 209.
11.Proces-verbaal met nummer PL10HR 2013105073-3, inhoudende de bevindingen van [verbalisant 4] van 5 oktober 2013, dossierpagina’s 230-231; Proces-verbaal met nummer PL10HR 2013105073-38, inhoudende de bevindingen van [verbalisant 4] van 5 oktober 2013, dossierpagina 233.
12.Proces-verbaal met nummer PL10HR 2013105073-11, inhoudende de bevindingen van [verbalisant 5] van 5 oktober 2013, dossierpagina’s 235-236.
13.Proces-verbaal met nummer PL10HR 2013105073-3, inhoudende de bevindingen van [verbalisant 4] van 5 oktober 2013, dossierpagina 231.
14.Proces-verbaal van verhoor met nummer PL10HR 2013105073-43, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] van 6 oktober 2013, dossierpagina 225.
15.Proces-verbaal van verhoor met nummer 20131005 05:28 1758, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] van 5 oktober 2013, dossierpagina 224.
16.Proces-verbaal van aangifte met nummer PL10RR 2013105233-1, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] van 9 oktober 2013, dossierpagina 208.
17.Proces-verbaal van aangifte met nummer PL10RR 2013105233-1, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] van 9 oktober 2013, dossierpagina’s 208 en 211.
18.Proces-verbaal opgemaakt door officier van justitie, mr. A.F. van Kooij, op 24 april 2014 (ongenummerd)
19.Proces-verbaal van verhoor met nummer 20140214 1500 5691, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] van 14 februari 2014, dossierpagina 519.
20.Proces-verbaal van verhoor met nummer 20140214 1655 5691, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] van 14 februari 2014, dossierpagina 522.
21.Proces-verbaal van verhoor met nummer PL10SW 2013105073-20, inhoudende de verklaring van [medeverdachte] van 6 oktober 2013, dossierpagina 123.