ECLI:NL:RBNHO:2014:6388

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 juli 2014
Publicatiedatum
8 juli 2014
Zaaknummer
AWB-14_126
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling WOZ-waarde en kostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 9 juli 2014 uitspraak gedaan in een geschil over de vaststelling van de WOZ-waarde van een onroerende zaak en de daarbij behorende kostenvergoeding. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde G. Gieben, had bezwaar gemaakt tegen de door de heffingsambtenaar van de gemeente Haarlemmermeer vastgestelde waarde van € 361.000 voor het kalenderjaar 2013. Na een hoorzitting op 8 oktober 2013, waarin 54 objecten werden besproken, heeft de heffingsambtenaar de waarde verlaagd tot € 325.000. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld, waarbij de kostenvergoeding voor het bijwonen van de hoorzitting in geschil bleef.

De rechtbank oordeelde dat de waarde van de onroerende zaak op € 325.000 moest worden vastgesteld, wat overeenkwam met de door eiser voorgestane waarde. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en oordeelde dat eiser recht had op een kostenvergoeding voor de bezwaarfase. De rechtbank benadrukte dat op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kosten alleen vergoed kunnen worden als het bestuursorgaan onrechtmatig heeft gehandeld. Aangezien de heffingsambtenaar de waarde had verlaagd, was er recht op vergoeding van de kosten.

Wat betreft de hoogte van de kostenvergoeding, oordeelde de rechtbank dat de forfaitaire regeling van toepassing was en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die afwijking van het forfaitaire tarief rechtvaardigden. De rechtbank stelde de kostenvergoeding voor de bezwaarfase vast op € 486, bestaande uit € 243 voor het indienen van het bezwaarschrift en € 243 voor het bijwonen van de hoorzitting. Daarnaast werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 974, en moest het griffierecht van € 44 worden vergoed. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
Zaaknummer: HAA 14/126
Uitspraakdatum: 9 juli 2014
Uitspraak van de enkelvoudige kamer in het geding tussen
[eiser], wonende te [woonplaats], eiser,
(gemachtigde: G. Gieben),
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Haarlemmermeer, verweerder.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Verweerder heeft bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) met dagtekening 28 februari 2013 de waarde van de onroerende zaak [de woning] (hierna: de woning) voor het kalenderjaar 2013 vastgesteld op € 361.000. In hetzelfde geschrift is ook de aanslag onroerende-zaakbelastingen 2013 bekend gemaakt.
1.2.
Op 8 oktober 2013 heeft een hoorzitting plaatsgevonden.
1.3.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 21 november 2013 het bezwaar ongegrond verklaard.
1.4.
Eiser heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.
1.5.
Verweerder heeft bij brief van 23 april 2014 meegedeeld dat de vastgestelde waarde wordt verminderd tot € 325.000 en de aanslag dienovereenkomstig wordt verminderd. Tevens heeft verweerder aangegeven dat een vergoeding van de kosten ten aanzien van de bezwaarfase zal worden vergoed voor een bedrag van € 273 (€ 243 kosten rechtsbijstand en
€ 30 voor het bijwonen van de hoorzitting).
1.6.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 juni 2014.
Namens eiser is verschenen zijn gemachtigde M. Uijen. Namens verweerder is verschenen mr. A.G. Hendriks.

2.Tussen partijen vaststaande feiten

Op 8 oktober 2013 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Tijdens deze hoorzitting zijn 54 zaken van de gemachtigde van eiser geclusterd behandeld. De hoorzitting heeft totaal 6,5 uur in beslag genomen, hetgeen betekent dat sprake is geweest van een behandelingsduur van gemiddeld zes minuten per zaak.
Van deze 54 objecten is in 25 gevallen de waarde bij uitspraak op bezwaar verminderd.

3.Geschil

3.1.
In beroep is thans nog, na de vermindering van de waarde tot de door eiser voorgestane waarde, de vergoeding van de kosten voor het bijwonen van de hoorzitting in bezwaar in geschil.
3.2.
Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
Verweerder heeft de waarde in de beroepsfase verminderd tot € 325.000. Nu deze waarde overeenkomt met de door eiser voorgestane waarde, ziet de rechtbank geen aanleiding om hiervan af te wijken en zal de rechtbank bepalen dat de WOZ-waarde wordt vastgesteld op € 325.000 en de aanslag dienovereenkomstig wordt verminderd. Reeds hierom is het beroep gegrond.
4.2.
Wat betreft de kostenvergoeding overweegt de rechtbank als volgt. Op grond van artikel
7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) worden kosten, die eiser in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het
bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van eiser voor zover het bestreden besluit
wordt herroepen wegens een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.
Nu verweerder de waarde en de aanslag heeft verminderd, heeft eiser recht op een kostenvergoeding ten aanzien van de bezwaarfase.
4.3.
Ingevolge artikel 8:75, eerste lid, van de Awb is de bestuursrechter bij uitsluiting bevoegd een partij te veroordelen in de kosten die een andere partij in verband met de behandeling van het beroep bij de bestuursrechter, en van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken.
Artikel 1, aanhef en onder a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) bepaalt onder meer dat een veroordeling in de kosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb betrekking kan hebben op kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, onder a, van het Bpb – voor zover hier van belang – wordt het bedrag van de kosten bij uitspraak als volgt vastgesteld: ten aanzien van de kosten, bedoeld in artikel 1, onderdeel a: overeenkomstig het in de bijlage opgenomen tarief.
Het derde lid van artikel 2 bepaalt dat in bijzondere omstandigheden van het eerste lid kan worden afgeweken.
4.4.
Verweerder neemt het standpunt in dat in casu sprake is van bijzondere omstandigheden die afwijking van het forfaitaire tarief rechtvaardigen. Dienaangaande is het volgende van belang.
Uit de Nota van Toelichting bij het Bpb volgt dat de uitzondering wegens bijzondere omstandigheden is opgenomen omdat in uitzonderlijke gevallen strikte toepassing van de forfaitaire regeling onrechtvaardig kan uitpakken. De rechter kan in die gevallen de volgens het Bpb berekende vergoeding verlagen of verhogen, maar mag daarbij geen afbreuk doen aan het karakter van een tegemoetkoming in de werkelijke kosten, aldus de toelichting. Gelet op deze toelichting dient de uitzondering wegens bijzondere omstandigheden door de rechter terughoudend te worden toegepast (vgl. HR 8 april 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ0415).
4.5.
Naar het oordeel van de rechtbank is in casu geen sprake van bijzondere omstandigheden die afwijking van het forfaitaire tarief rechtvaardigen. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat – zo is niet in geschil - het hoorgesprek is gehouden voor 54 verschillende eisers die in bezwaar kwamen tegen de waardering van verschillende niet vergelijkbare woningen, gelegen in verschillende straten, wijken of zelfs gemeenten, en waarbij per zaak afzonderlijke gronden zijn aangevoerd. Verweerder heeft in deze zaken de woningen ook aan de hand van verschillende referentiepanden en verschillende omstandigheden gewaardeerd en per zaak afzonderlijk uitspraak op bezwaar gedaan. De rechtbank gaat er met eiser vanuit dat voor elk object substantiële voorbereidingswerkzaamheden zijn verricht met het oog op het te houden hoorgesprek. Eiser heeft ter ondersteuning van zijn betoog een met het oog op de hoorzitting opgemaakt voorbereidingsformulier van een van de objecten overgelegd. Op dit formulier staan diverse argumenten en kenmerken die van invloed kunnen zijn op de waarde van het desbetreffende object. Eiser heeft ter zitting toegelicht dat een dergelijk voorbereidingsformulier voor elk van de tijdens het hoorgesprek aan de orde gekomen zijnde objecten is opgemaakt. Verweerder heeft dit ook niet weersproken. In de gegeven omstandigheden kan niet in redelijkheid worden gezegd dat met een afwijking van de forfaitaire kostenvergoeding, waarbij € 30 in plaats van het forfaitaire tarief van € 243 is toegekend per zaak, geen afbreuk wordt gedaan aan het karakter van een tegemoetkoming in de werkelijke kosten.
Nu van bijzondere omstandigheden als bedoeld in het derde lid van artikel 2 van het Bpb niet kan worden gesproken, dient vergoeding plaats te vinden op basis van het forfaitaire tarief.
4.6.
Verweerder heeft voor het bezwaarschrift een wegingsfactor 1 gehanteerd. Nu voor de verscheidene proceshandelingen in de bezwaarfase dezelfde wegingsfactor dient te worden gehanteerd, zal ook voor het bijwonen van de hoorzitting van die wegingsfactor moeten worden uitgegaan (vgl. Hof Amsterdam 22 augustus 2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:2715). Dit brengt mee dat voor de hoorzitting een kostenvergoeding van € 243 dient te worden toegekend. De vergoeding van de kosten voor de bezwaarfase komt daarmee totaal op € 486 (€ 243 indienen bezwaarschrift en € 243 bijwonen hoorzitting).
4.7.
Gelet op het vorenoverwogene wordt het beroep gegrond verklaard.

5.Proceskosten

De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 974 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 487 en een wegingsfactor 1).

6.Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • wijzigt de beschikking aldus dat de vastgestelde waarde wordt verminderd tot € 325.000;
  • vermindert de aanslag onroerende-zaakbelastingen tot een berekend naar een waarde van € 325.000;
  • bepaalt de kostenvergoeding van het bezwaar op € 486 (2 x € 243);
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 974;
- gelast dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 44 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.A. Fase, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.C. Anema, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2014.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312,
1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.