ECLI:NL:RBNHO:2014:7173

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 juli 2014
Publicatiedatum
25 juli 2014
Zaaknummer
15/810150-14 (P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in woningoverval op 84-jarige man door gebrek aan bewijs

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 17 juli 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van een woningoverval op een 84-jarige man in Haarlem op 23 juni 2013. De rechtbank heeft geoordeeld dat er onvoldoende objectieve, redengevende en concrete bewijsmiddelen zijn om de betrokkenheid van de verdachte bij de overval te bewijzen. Hoewel er een match is vastgesteld tussen het DNA van de verdachte en het DNA-mengprofiel dat is aangetroffen op de achterzak van het slachtoffer, kan niet worden uitgesloten dat de minder prominent aanwezige DNA-kenmerken afkomstig zijn van een aanverwante van de verdachte of van een andere persoon met vergelijkbare DNA-kenmerken. De rechtbank wijst erop dat het hier gaat om een nevenprofiel en geen volledig DNA-profiel, wat de bewijswaarde vermindert.

Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de signalementen van de dader die door het slachtoffer en getuigen zijn gegeven, te globaal zijn en niet specifiek genoeg om de verdachte te identificeren. De verklaringen van de getuigen over de lengte van de dader zijn tegenstrijdig, en de verdachte zelf is met 1,71 meter niet veel kleiner dan de geschatte lengte van de dader. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat andere sporen die in de woning zijn gevonden, geen match opleveren met de verdachte, wat de mogelijkheid openlaat dat een ander de overval heeft gepleegd.

De rechtbank concludeert dat het dossier onvoldoende bewijs bevat om de tenlastelegging te ondersteunen en spreekt de verdachte vrij van de beschuldigingen. De uitspraak benadrukt het belang van wettig en overtuigend bewijs in strafzaken en de noodzaak om de onschuld van de verdachte te waarborgen in het geval van twijfel.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/810150-14 (P)
Uitspraakdatum: 17 juli 2014
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 3 juli 2014 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1971 te Curaçao (Nederlandse Antillen),
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres
([adres 1].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. M. van Hulsel, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.C. Pinas, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 23 juni 2013 in de gemeente Haarlem tezamen en in vereniging met een ander of anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een hoeveelheid geld en/of een portemonnee (inhoudende [ongeveer] 350 euro en/of een ziektekostenpas en/of een donorcodicil), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan[slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, en/of
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld en/of een portemonnee (inhoudende [ongeveer] 350 euro en/of een ziektekostenpas en/of een donorcodicil), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s),
* bij de woning van die [slachtoffer] heeft/hebben aangebeld en/of - nadat die[slachtoffer] de deur had geopend - die deur (met kracht) verder heeft/hebben open geduwd en/of
* (vervolgens) de woning van die[slachtoffer] is/zijn binnen gedrongen en/of
* een pistool, althans een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp op de borst van die [slachtoffer] heeft/hebben gericht en/of (vervolgens) tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat deze hem/hen geld moest(en) geven en/of
* die[slachtoffer] (met kracht) bij (een van) zijn arm(en) heeft/hebben vast gepakt en/of * die[slachtoffer] (met kracht) door de gang van die woning naar de woonkamer heeft/hebben geduwd en/of
* tegen die [slachtoffer] (wederom) heeft/hebben gezegd, dat hij/zij geld wilde(n) hebben, althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking, waarna die [slachtoffer] aan hem, verdachte, en/of aan zijn mededader(s) voornoemd geld heeft gegeven en/of
* die [slachtoffer] (met kracht) heeft/hebben omgedraaid en/of uit een broekzak van die [slachtoffer] voornoemde portemonnee heeft/hebben gepakt.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2. Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken omdat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat verdachte het ten laste gelegde heeft gepleegd.
3.3. Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte ten laste is gelegd.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Op 23 juni 2013 hoort de 84-jarige [slachtoffer] de voordeurbel gaan en loopt met behulp van zijn rollator naar de voordeur om deze te openen. De deur wordt opengedrukt en [slachtoffer] ziet dat een man de woning inkomt, die hem met een vuurwapen bedreigt. De man zegt dat [slachtoffer] hem geld moet geven, waarop [slachtoffer]hem een paar euro’s geeft die hij in zijn broekzak heeft. De man wil echter meer geld zien, houdt [slachtoffer] zeer krachtig vast, waarna ze vanuit de hal in de woonkamer terecht komen. Het lukt de man vervolgens de portemonnee van [slachtoffer] uit diens rechter achterzak te pakken. Op het moment dat [slachtoffer] begint te schreeuwen om hulp, verlaat de man de woning. Als hij de woning via de voordeur verlaat, loopt de man de buurvrouw,[K], tegen het lijf, die naar aanleiding van het geschreeuw van [slachtoffer] komt kijken wat er aan de hand is. De overvaller verdwijnt en de politie wordt ingeschakeld en stelt een onderzoek in.
Zowel [slachtoffer] als [K] geven een signalement van de man. Volgens hen zou het gaan om een man met een (donker)bruine huidskleur, die donkere kleding en een donkere/ zwarte baseballpet op zijn hoofd draagt en een zonnebril of bril met getinte glazen op heeft. Volgens de buurvrouw is de man circa 1 meter 80 à 1 meter 90 lang, volgens[slachtoffer] is hij ongeveer 1 meter 70 lang.
Een andere buurtbewoner,[R], heeft in de nabije omgeving van de woning van [slachtoffer], vlak na de overval, twee donkere mannen, een lange man en een wat kleinere man, zien lopen die hem opvielen. De lange man schat hij ongeveer 40 jaar oud en de kleinere man ongeveer 30. De oudere man heeft een zwarte leren jas aan en de jongere man een jas met een witte streep.
De politie heeft de rand en de binnenzijde van de rechterachterzak van de broek van het slachtoffer [slachtoffer] bemonsterd. Dit spoor is verzonden naar het NFI dat tot de conclusie is gekomen dat sprake is van een DNA-mengprofiel van minimaal twee personen. Daarbij is een match vastgesteld tussen het DNA-hoofdprofiel uit de bemonstering en het DNA-referentieprofiel van [slachtoffer], waarbij de kans kleiner is dan één op één miljard dat het DNA-profiel van een willekeurig onbekend persoon matcht met het DNA-hoofdprofiel. Daarnaast is een nevenprofiel aangetroffen in het mengprofiel met minder prominent aanwezige DNA-kenmerken van tenminste één persoon. Het mengprofiel is vergeleken met de in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken aanwezige DNA-profielen van personen. Hierbij is een match gevonden met het DNA-profiel van verdachte. Dit betekent dat verdachte donor kan zijn van het minder prominent aanwezige celmateriaal in het mengprofiel.
Uit het aanvullende DNA-onderzoek van 19 december 2013 volgt dat de verkregen resultaten van het DNA-onderzoek meer dan één miljard maal waarschijnlijker zijn als de hypothese juist is dat verdachte heeft bijgedragen aan het DNA-mengprofiel dan wanneer de hypothese juist is dat een onbekende persoon heeft bijgedragen aan het DNA-mengprofiel.
Er wordt nader onderzoek gedaan naar de telefoon met nummer 06-[nummer], die blijkens het bedrijfsprocessensysteem van de politie Noord-Holland vanaf 29 oktober 2012 in gebruik is bij verdachte. Verdachte stelt zelf dat hij deze telefoon eind mei 2013 is kwijtgeraakt. Uit het onderzoek komt naar voren dat de gebruiker van dat nummer zich omstreeks het tijdstip van de overval in de omgeving van de [adres 2] te Haarlem bevindt, in de nabijheid van de plaats van de overval. Dit is tevens de straat waar verdachte woont.
Hoewel uit hetgeen hiervoor is vermeld een mogelijke betrokkenheid van verdachte bij de overval op [slachtoffer] zou kunnen worden afgeleid, zijn deze aanknopingspunten naar het oordeel van de rechtbank geenszins voldoende om tot het wettig en overtuigend bewijs te komen dat verdachte ook daadwerkelijk de dader is geweest en wel om de volgende redenen.
Weliswaar volgt uit de NFI rapportages dat er een match is met het DNA van verdachte, echter hierbij dienen de volgende kanttekeningen te worden geplaatst. Enerzijds kan niet worden uitgesloten dat de minder prominent aanwezige DNA kenmerken afkomstig zijn van een aanverwante van verdachte of van een andere persoon met vergelijkbare DNA kenmerken, te meer daar het hier een nevenprofiel en geen volledig DNA profiel betreft.
Anderzijds kan niet worden uitgesloten dat het DNA-materiaal, als het al daadwerkelijk van verdachte afkomstig is, niet rechtstreeks door verdachte zelf in de achterzak van [slachtoffer] is achtergelaten, maar dat het daar via indirecte DNA-overdracht terecht is gekomen. De rechtbank ziet hier te meer aanleiding voor, nu uit de aanvullende rapportage van het NFI volgt dat het NFI op basis van de uitgevoerde onderzoeken heeft aangenomen dat het aangetroffen DNA-mengprofiel celmateriaal bevat van drie personen, zodat niet kan worden uitgesloten dat in de woning van [slachtoffer] daadwerkelijk een ander dan verdachte is geweest, die naast zijn eigen DNA-materiaal via indirecte DNA-overdracht tevens het DNA-materiaal van verdachte heeft achtergelaten.
Alle andere onderzochte sporen die in de woning zijn gevonden en niet afkomstig zijn van het slachtoffer [slachtoffer], zoals een schoenspoor, een handpalmspoor en dactyloscopische sporen, leveren geen match op met de verdachte. Ook deze sporen laten derhalve de mogelijkheid open dat er een ander dan verdachte in de woning van [slachtoffer] is geweest, die de overval heeft gepleegd.
Tevens zijn de signalementen die [slachtoffer] en de getuigen[K] en [R] hebben gegeven, te globaal en bevatten bovendien geen specifieke kenmerken waaraan het signalement van verdachte voldoet. Daarbij is het opmerkelijk dat [slachtoffer] en[K] tegenstrijdig verklaren over de lichaamslengte van de overvaller, terwijl [K] aangeeft dat zij de dader circa 1 meter 80 à 1 meter 90 lang schat, omdat de dader groter was dan zijzelf en zij is 1 meter 70 lang. Opmerkelijk in dat verband is dat verdachte heeft verklaard dat hij 1 meter 71 lang is.
Het standpunt van de officier van justitie dat verdachte tot in juli 2013 in het bezit was van de telefoon met nummer 06-[nummer] is daarnaast niet uit in het dossier aanwezige onderzoeksbevindingen af te leiden, terwijl het dossier op dat punt een mogelijke contra-indicatie biedt in de vorm van een sms die op 18 juni 2013 met dat nummer zou zijn verstuurd, waarbij als afzender de letter “M” wordt gebruikt, en verdachte stelt dat hij zijn telefoon eind mei 2013 is verloren. Daarbij komt dat verdachte [verdachte] ten tijde van de overval zelf in de [adres 2] woonde, zodat zelfs als verdachte dat toestel in juni 2013 nog wel in gebruik had, niet duidelijk is, waarom het aanstralen van dit toestel op een zendmast in de[adres 2] in belastende zin moet worden uitgelegd.
Uit het bovenstaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat het dossier onvoldoende objectieve, redengevende en concrete bewijsmiddelen bevat om de tenlaste gelegde betrokkenheid van verdachte bij deze overval aan te kunnen nemen. Dit te meer daar de aanwezige bewijsmiddelen niet uitsluiten of mogelijk zelfs bevestigen dat een ander dan verdachte de dader is geweest. De rechtbank weegt daarbij ook mee dat de ontkenning door verdachte ter terechtzitting op de rechtbank authentiek is overgekomen. Nu het wettig en overtuigend bewijs voor het ten laste gelegde feit ontbreekt, dient verdachte van dit feit te worden vrijgesproken.
4. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.A.M. Jansen, voorzitter,
mr. M.W. Groenendijk en mr. E.J. Bellaart, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier B.H.E. Zuidam,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 juli 2014.