Uitspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte primair en subsidiair ten laste is gelegd en moet hij daarvan worden vrijgesproken.
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 17 juli 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot medeplegen van afpersing door middel van geweld of bedreiging met geweld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie had gerekwireerd tot vrijspraak van het primair ten laste gelegde feit en tot bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit. De verdediging pleitte voor vrijspraak van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde feit, omdat er volgens hen onvoldoende bewijs was.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank overwoog dat de subjectief ervaren bedreiging door de aangever niet kon worden aangemerkt als geweld of bedreiging met geweld als dwangmiddel. De gedragingen van de verdachte en zijn medeverdachten konden niet worden aangemerkt als een begin van uitvoering van het voorgenomen misdrijf. De rechtbank heeft de verdachte dan ook vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde feit.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de benadeelde partij, die een vordering tot schadevergoeding had ingediend, niet-ontvankelijk was in zijn vordering, omdat de verdachte was vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven en de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering.