ECLI:NL:RBNHO:2014:8193

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 september 2014
Publicatiedatum
27 augustus 2014
Zaaknummer
AWB-13_1509
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot verstrekking van gegevens en inlichtingen door eiseres in belastingzaak

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, is eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. drs. S. Bharatsingh, in beroep gegaan tegen informatiebeschikkingen die door de inspecteur van de Belastingdienst zijn genomen. De informatiebeschikkingen zijn gericht op het verkrijgen van gegevens die relevant zijn voor de vaststelling van aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor de belastingjaren 2008 en 2009. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inspecteur op basis van artikel 47, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) gerechtigd is om van eiseres de gevraagde gegevens te eisen, aangezien deze van belang kunnen zijn voor de belastingheffing.

De rechtbank heeft in haar beoordeling geconcludeerd dat de informatiebeschikkingen terecht zijn genomen. Eiseres heeft geen melding gemaakt van buitenlandse bankrekeningen in haar aangiftes voor de jaren 2008 en 2009, ondanks dat er aanwijzingen zijn dat zij rekeninghoudster was bij Van Lanschot Bankiers (Luxembourg) SA. De rechtbank heeft de ontkenning van eiseres niet geloofwaardig geacht en benadrukt dat de gevraagde gegevens van belang zijn voor de vaststelling van de aanslagen. De rechtbank heeft eiseres in de gelegenheid gesteld om alsnog aan de verplichtingen uit de informatiebeschikkingen te voldoen.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken op 1 september 2014. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken en heeft partijen geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te Amsterdam.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
Zaaknummers: HAA 13/1509 en 13/4730
Uitspraakdatum: 1 september 2014
Uitspraak van de meervoudige kamer in de gedingen tussen
[X], wonende te [Z], eiseres,
gemachtigde: mr. drs. S. Bharatsingh,
en
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Hoofddorp, verweerder.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.1.
Verweerder heeft met dagtekening 31 januari 2013 op naam van eiseres een informatiebeschikking in de zin van artikel 52a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: de AWR) genomen met betrekking tot een op te leggen aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (ib/pvv) voor het belastingjaar 2009.
(HAA 13/1509)
1.1.2.
Verweerder heeft met dagtekening 19 augustus 2013 op naam van eiseres een informatiebeschikking in de zin van artikel 52a van de AWR genomen met betrekking tot een op te leggen (navorderings)aanslag ib/pvv voor het belastingjaar 2008.
(HAA 13/4730)
1.2.1.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 4 maart 2013 de beschikking over 2009 gehandhaafd.
1.2.2.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 23 oktober 2013 de beschikking over 2008 gehandhaafd.
1.3.
Eiseres heeft tegen deze uitspraken op bezwaar bij afzonderlijke brieven beroep ingesteld.
1.4.
Verweerder heeft op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en verweerschriften ingediend.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 mei 2014. Namens eiseres is verschenen haar gemachtigde. Namens verweerder zijn verschenen J.G.A. de Ruiter en
C. Alma. Op dezelfde zitting zijn behandeld de beroepen van eiseres geregistreerd onder de zaaknummers 13/771, 13/772 en 13/2577.

2.Tussen partijen vaststaande feiten

2.1.
Eiseres is gehuwd geweest met [A]. De heer [A] (hierna: de echtgenoot) is overleden op [DATUM].
2.2.
Bij brief van 18 februari 2005 heeft de Belgische Bijzondere Belastinginspectie in het kader van een spontane uitwisseling van inlichtingen op grond van de EG-richtlijn van 19 december 1977 betreffende de wederzijdse bijstand van de bevoegde autoriteiten van de Lidstaten op het gebied van de directe belastingen en heffingen op verzekeringspremies (77/799/EEG) gegevens verstrekt aan de FIOD ECD/Team Internationaal te Haarlem. De gegevens bestaan uit een nota met twaalf bijlagen, aangeduid als B. 1 tot en met B. 12. De bijlagen bestaan elk uit ongeveer zestig pagina’s en bevatten een groot aantal gegevens zoals namen, data, nummers en bedragen. In de nota is vermeld dat het rekeninggegevens betreft van Van Lanschot Bankiers (Luxembourg) SA.
2.3.
In de bijlage B. 1 komen de volgende gegevens voor:
“Date: 9/05/96
(…)
RACINE NAME CCY CURRENT ACCOUNTS
[NUMMER] [X] NLG 248.89
DEPOSITS BONDS SHARES / OPTIONS INV. FUNDS TOTAL
.00 343,070.00 .00 3,849.24 347,168.13P”
2.4.
In de bijlage B. 2 komen de volgende gegevens voor:
“Date: 11/28/96
(…)
RACINE NAME CCY CURRENT ACCOUNTS
[NUMMER] [X] NLG 248.89
DEPOSITS BONDS SHARES / OPTIONS INV. FUNDS TOTAL
.00 356,825.00 .00 3,875.58 360,949.47A”
2.5.
Ter zake van deze rekening is in bijlage B. 6 – voor zover van belang – het volgende vermeld:
“5 [NUMMER] [X] 941221 NLG 339309,52 38,49 0 0 0 0P 18.364”
2.6.
De combinatie van de achternamen van de echtgenoot ([A]) en eiseres ([X] komt slechts één maal voor in het geautomatiseerde systeem Beheer van Relaties (BVR) van de Belastingdienst. Het betreft hier dan ook een unieke naam-naam combinatie. Naar aanleiding van deze gegevens is eiseres door verweerder als rekeninghoudster geïdentificeerd.
2.7.
Eiseres heeft in haar aangiftes ib/pvv voor de jaren 2008 en 2009 geen melding gemaakt van in het buitenland aangehouden rekeningen.
2.8.
Met dagtekening 11 juni 2010 is voor het jaar 2008 de aanslag ib/pvv vastgesteld overeenkomstig de door eiseres gedane aangifte.
2.9.
Op 29 november 2012 heeft verweerder met betrekking tot het belastingjaar 2009 vragen gesteld aan eiseres. Hierop is niet gereageerd. Bij brief van 10 januari 2013 heeft verweerder zijn brief van 29 november 2012 bij eiseres in herinnering gebracht. Hierop is evenmin gereageerd. In aansluiting hierop heeft verweerder voor het jaar 2009 een informatiebeschikking genomen bij brief van 31 januari 2013.
2.10.
Bij brief van 20 juni 2013 heeft verweerder met betrekking tot het jaar 2008 vragen gesteld aan eiseres betreffende een buitenlandse bankrekening. Vervolgens heeft verweerder bij brief van 4 juli 2013 dezelfde vragen gesteld.
2.11.
Verweerder heeft vervolgens bij brief van 19 augustus 2013 voor het jaar 2008 een informatiebeschikking genomen.

3.Geschil

3.1.
In geschil is of de informatiebeschikkingen terecht zijn genomen.
3.2.
Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en van de beschikkingen. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
Op grond van artikel 47, eerste lid, van de AWR is ieder gehouden desgevraagd aan de inspecteur de gegevens en inlichtingen te verstrekken welke voor de belastingheffing te zijnen aanzien van belang kunnen zijn. Op grond van het bepaalde in artikel 52a van de AWR kan de inspecteur bij voor bezwaar vatbare beschikking vaststellen dat niet of niet volledig aan de verplichtingen van artikel 47 is voldaan. Bij een eventueel bezwaar tegen een belastingaanslag wordt deze op grond van artikel 25, derde lid, van de AWR gehandhaafd als de daarop betrekking hebbende informatiebeschikking onherroepelijk is geworden, tenzij is gebleken dat en in hoeverre de aanslag onjuist is.
4.2.
Bij uitspraak van heden in de zaken met zaaknummers HAA 13/771 en 13/772 heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat eiseres gerechtigd is (geweest) tot een bankrekening bij Van Lanschot Bankiers (Luxembourg) SA. Aan de enkele ontkenning van eiseres in dezen hecht de rechtbank geen geloof.
4.3.
Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de door verweerder gevraagde gegevens en inlichtingen van belang zijn voor de vaststelling van de voor het jaar 2008 aan eiseres op te leggen navorderingsaanslag ib/pvv en de voor het jaar 2009 aan eiseres op te leggen aanslag ib/pvv.
4.4.
Hieraan kan niet afdoen de enkele omstandigheid dat de renseignementen gegevens bevatten over het jaar 1996, nu uit die omstandigheid niet kan worden afgeleid dat de gevraagde gegevens en inlichtingen niet (meer) van belang kunnen zijn voor de belastingheffing van eiseres voor de onderhavige jaren. Het valt immers niet uit te sluiten dat eiseres in jaren na 1996 nog steeds houdster was van de gewraakte bankrekening. Nu het voorts een algemene ervaringsregel is dat buitenlandse bankrekeningen voor een periode van meerdere jaren worden aangehouden, vraagt dit om een nadere toelichting van de zijde van eiseres.
4.5.
Onder deze omstandigheden rust op eiseres ingevolge artikel 47, eerste lid, van de AWR de verplichting de gevraagde gegevens en inlichtingen te verstrekken. Het andersluidende oordeel van de rechtbank te Breda in haar uitspraak van 20 september 2012 (nr. 12/1937, ECLI:NL:RBBRE:2012:BY2216) doet hieraan niet af. Eiseres heeft niet aan de verplichting tot verstrekking van gegevens en inlichtingen voldaan en zal daartoe alsnog in de gelegenheid worden gesteld.

5.Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6.Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen ongegrond, en
  • stelt eiseres in de gelegenheid om binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze uitspraak te voldoen aan de in de beschikkingen van 31 januari 2013 en 19 augustus 2013 opgenomen verplichtingen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.K.A. Efstratiades, voorzitter, mr. A.A. Fase en
mr. R. van Scharrenburg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C. Anema, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 september 2014.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.