In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 21 december 2015 uitspraak gedaan over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar minderjarige kind, geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om beëindiging van het gezag, omdat de moeder niet in staat zou zijn om de zorg en opvoeding van het kind op zich te nemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder onvoldoende pedagogische vaardigheden en mogelijkheden heeft om de zorg voor het kind te dragen. De minderjarige verblijft momenteel bij pleegouders en heeft intensieve zorg nodig vanwege een ernstige ziekte. De rechtbank heeft eerder al voorlopige voogdij uitgesproken en de zorgen over de opvoedingsvaardigheden van de ouders waren al voor de geboorte van het kind bekend. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de ouders niet in staat zijn om binnen een aanvaardbare termijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige op zich te nemen. De beslissing om het gezag van de moeder te beëindigen is genomen in het belang van de minderjarige, waarbij de rechtbank ook heeft overwogen dat de ouders de ernst van de situatie niet goed inzien. De gecertificeerde instelling de William Schrikker Groep is benoemd tot voogdes over de minderjarige.