8.1.Vordering benadeelde partij [benadeelde partij 1] (zoon slachtoffer)
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] , bijgestaan door mr. T.K.A.B. Eskes, heeft een vordering tot schadevergoeding van € 2.878,40 ingediend tegen verdachte, en ter zitting verhoogd tot € 2.881,74, opgebouwd uit de materiële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag, en de proceskosten.
De vordering omvat de navolgende posten:
- begrafeniskosten van in totaal € 2.111,74, bestaande uit een bedrag van € 308,04 (kosten die, na uitkering door Dela verzekeringen, voor rekening van [benadeelde partij 1] zijn gebleven) en € 1.803,70 voor een nog te plaatsen gedenksteen met persoonlijke tekst;
- proceskosten voor een bedrag van € 768,- en
- wettelijke rente tot en met 10 februari 2015 over de begrafeniskosten van € 308,04 voor een bedrag van € 2,-.
Ten aanzien van de begrafeniskosten en de kosten voor een gedenksteen
De rechtbank is van oordeel dat de begrafeniskosten en de kosten voor een nog te plaatsen gedenksteen in zijn geheel voor toewijzing in aanmerking komen, nu de wet in artikel 6:108, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) een grondslag biedt voor vergoeding van die schade.
Nu deze kosten voldoende onderbouwd zijn, door de verdediging niet zijn betwist en gesteld noch gebleken is dat die kosten in omvang niet in overeenstemming zouden zijn met de omstandigheden van de overledene, zal de rechtbank de vordering voor wat betreft deze kosten toewijzen.
Ten aanzien van de wettelijke rente
Blijkens de vordering bedraagt de wettelijke rente over het bedrag van € 308,04 tot en met 10 februari 2015 € 2,-. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente over € 308,04 vanaf 11 februari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast zal de rechtbank de wettelijke rente over het bedrag van € 1.803,70 toewijzen, vanaf het moment dat deze kosten daadwerkelijk gemaakt zullen zijn tot aan de dag der algehele voldoening.
Ten aanzien van de kosten voor rechtsbijstand
De raadsman van de nabestaanden, mr. Eskens, heeft ter onderbouwing van de kosten voor rechtsbijstand verwezen naar het liquidatietarief en heeft één punt van € 384,- voor de zitting en één punt van € 384,- voor het pleidooi gevorderd.
De raadsman van verdachte heeft zich primair op het standpunt gesteld dat uitsluitend de daadwerkelijk gemaakte advocaatkosten voor vergoeding in aanmerking komen. Nu de benadeelde partij recht heeft op gefinancierde rechtsbijstand zonder oplegging van een eigen bijdrage, stelt de raadsman zich op het standpunt dat de benadeelde partij geen kosten voor rechtsbijstand heeft, zodat de vordering moet worden afgewezen.
De rechtbank overweegt ten aanzien hiervan dat de omstandigheid dat een benadeelde partij (mogelijk) recht heeft op van overheidswege gefinancierde rechtsbijstand er niet aan afdoet dat de verdachte tot vergoeding van de gevorderde kosten gehouden is.
De raadsman van verdachte heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat de door de benadeelde partij gevorderde twee punten samenvallen in één zitting, zodat slechts één punt voor vergoeding in aanmerking komt.
De raadsman van de nabestaanden heeft hierop gereageerd door te stellen dat uit de door hem overgelegde Advocatenmemo 2013 volgt dat er twee punten voor pleidooi staan en twee punten voor het bijwonen van de zitting. Nu hij vandaag de zitting bijwoont en pleidooi houdt, stelt hij zich op het standpunt dat hij voor beide onderdelen punten kan vorderen. Aangezien hij echter twee benadeelde partijen bijstaat, terwijl hij slechts één pleidooi houdt en één zitting bijwoont, vordert hij bij elke benadeelde partij voor elk onderdeel slechts één van de twee punten.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het bovenstaande als volgt.
De stelling van de raadsman van de benadeelde partijen dat hem zowel twee punten voor pleidooi als twee punten voor het bijwonen van de zitting toekomen, is naar het oordeel van de rechtbank niet juist, nu deze twee activiteiten feitelijk samenvallen. Blijkens de overgelegde Advocatenmemo 2013 kan de raadsman in dit geval twee punten opvoeren van elk € 384,- voor het houden van pleidooi op de zitting. Hoewel de rechtbank begrip heeft voor hetgeen de raadsman in de toelichting betoogt, dat hij de helft van de proceskosten bij de zoon opvoert en de andere helft bij de moeder, aangezien hij beide nabestaanden bijstaat en één pleidooi voert voor beiden, zal de rechtbank toch beide punten bij de zoon toewijzen. Zoals uit hetgeen hierna volgt, zal blijken, zal de moeder niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering en zullen in haar zaak de proceskosten niet worden toegewezen. Indien de zoon deze procedure slechts voor zich had gevoerd, had hij ook aanspraak kunnen maken op twee punten voor pleidooi. Gelet daarop zal de rechtbank deze twee punten van elk € 384,- aan de zoon toewijzen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: doodslag] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.