Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Ontstaan en loop van de procedure
2.Beoordeling
3.Beslissing
€ 446,09(zegge: vierhonderdzesenveertig euro en negen cent), welk bedrag als volgt is samengesteld:
/om– dossiernummer 20140475.”
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 23 maart 2015 uitspraak gedaan over een verzoek tot vergoeding van kosten van een raadsman, ingediend door verzoeker na het seponeren van zijn strafzaak. Verzoeker had op 19 november 2014 een verzoekschrift ingediend, waarin hij verzocht om een vergoeding van € 628,01 (zonder zitting) of € 898,01 (met zitting) voor de kosten die hij had gemaakt in verband met zijn strafzaak met parketnummer 15/800301-14. De rechtbank heeft vastgesteld dat de strafzaak tegen verzoeker was geëindigd door een sepot, zoals meegedeeld in een brief van de officier van justitie op 13 oktober 2014. De rechtbank overwoog dat op basis van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering, een gewezen verdachte recht kan hebben op vergoeding van kosten van een raadsman, mits deze kosten in rechtstreeks verband staan met de strafzaak. De raadsman van verzoeker had werkzaamheden verricht om duidelijkheid te verkrijgen over de vervolging van verzoeker, waaronder het opvragen van het dossier en contact met het openbaar ministerie. De officier van justitie had geen bezwaar tegen de toekenning van de vergoeding, mits de kosten voldoende waren toegelicht. De rechtbank oordeelde dat de kosten van de raadsman, die verband hielden met de strafzaak, voor vergoeding in aanmerking kwamen, maar dat kosten voor het bestuderen van stukken niet vergoed konden worden. Uiteindelijk werd aan verzoeker een totale vergoeding van € 446,09 toegekend, bestaande uit € 166,09 voor de werkzaamheden van de raadsman in de strafzaak en € 280,- voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift. De rechtbank wees het overige verzoek af.