ECLI:NL:RBNHO:2015:2321

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 maart 2015
Publicatiedatum
20 maart 2015
Zaaknummer
14/001223
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nihilstelling van de eigen bijdrage voor rechtskundige bijstand na gegrond verklaard beklag ex artikel 552a Sv

Op 20 juni 2014 is er een verzoekschrift ingediend door mr. S.F.J. Bergmans, advocaat, bij de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem. Dit verzoekschrift betreft de nihilstelling van de eigen bijdrage van € 143,00 die door de Raad voor Rechtsbijstand was opgelegd in verband met rechtskundige bijstand in een beklagprocedure ex artikel 552a Sv. Daarnaast werd een vergoeding van € 275,00 gevraagd voor de bijstand bij het opstellen en indienen van het verzoekschrift. De rechtbank heeft de procedure beoordeeld op basis van de relevante wetgeving, waaronder artikel 591a Sv, dat bepaalt dat een gewezen verdachte recht kan hebben op vergoeding van advocaatkosten indien de strafzaak eindigt zonder oplegging van straf of maatregel.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de beklagprocedure is geëindigd met een gegrondverklaring van het klaagschrift op 12 juni 2014. Dit betekent dat de eigen bijdrage niet verschuldigd is, zoals ook blijkt uit de jurisprudentie van de Hoge Raad. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de Raad voor Rechtsbijstand de opgelegde bijdrage op nihil had moeten stellen. De rechtbank heeft het verzoek van de verzoeker om de eigen bijdrage te restitueren afgewezen, maar heeft wel de vergoeding van € 275,00 voor de bijstand bij het opstellen van het verzoekschrift toegewezen. De rechtbank heeft de uitbetaling van deze vergoeding aan de advocaat van de verzoeker bevolen.

De uitspraak is gedaan door mr. W.J. van Andel in aanwezigheid van griffier A.B. van Velzen en is openbaar uitgesproken op 20 maart 2015.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Enkelvoudige raadkamer
Registratienummer: 14/001223
Uitspraakdatum: 20 maart 2015
Beschikking (art. 591a jo. 552a Sv.)
1. Ontstaan en loop van de procedure
Op 20 juni 2014 is op de griffie van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, ingekomen een door mr. S.F.J. Bergmans, advocaat, ingediend verzoekschrift, gedateerd 20 juni 2014, van:
[verzoeker], verzoeker,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
domicilie kiezende te (6131 HA) Sittard, Paardestraat 29, ten kantore van mr. Bergmans, voornoemd.
Het verzoekschrift strekt tot toekenning van een vergoeding ten laste van de Staat ten bedrage van:
- € 143,00, de door de Raad voor Rechtsbijstand opgelegde eigen bijdrage met betrekking tot het verlenen van rechtskundige bijstand in een namens verzoeker geëntameerde beklagprocedure ex artikel 552a Sv (registratienummer 14/212);
- € 275,00, de vaste vergoeding voor de bijstand voor het opstellen en indienen van het onderhavige verzoekschrift,
althans een zodanige vergoeding als zal worden vermeend te behoren.
2. Wettelijk kader / jurisprudentie
Op de voet van het bepaalde in de artikelen 90 en 591a Sv kan de gewezen verdachte – indien de strafzaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht – aanspraak maken op vergoeding van de te zijnen laste gekomen kosten van een advocaat, zo daartoe althans – alle omstandigheden in aanmerking genomen – gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Blijkens het toepasselijke vijfde lid van artikel 591 Sv. is de vergoedingsregeling als bedoeld in artikel 591a, tweede lid, Sv niet slechts van toepassing op de gewezen verdachte, maar eveneens geschreven ten behoeve van anderen, zoals belanghebbenden bij de behandeling van klaagschriften als bedoeld in de artikelen 552a tot en met 552b Sv.
In zijn arrest van 3 februari 2009 (LJN BG2191) heeft de Hoge Raad overwogen, dat artikel 591, tweede en vijfde lid, in verbinding met artikel 591a, tweede en vierde lid, Sv voorziet in de mogelijkheid van vergoeding van de kosten van een raadsman voor het indienen van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv. Zo een verzoek tot toekenning van een vergoeding dient, gelet op het overeenkomstige toepassing verklaarde tweede lid van artikel 591 Sv, te worden ingediend binnen drie maanden na het eindigen van de zaak, waarbij onder de beëindiging van de zaak, aldus de Hoge Raad, moet worden gedacht aan zaken die eindigen met een gegrondverklaring van het klaagschrift.
Artikel 44 van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb) bepaalt, voor zover te dezen van belang:
Aan personen die zich krachtens het Wetboek van Strafrecht of het Wetboek van Strafvordering door een raadsman kunnen doen bijstaan, kan het bestuur een advocaat toevoegen.
De eigen bijdrage is niet verschuldigd, indien een zaak eindigt zonder de toepassing van een straf of maatregel dan wel zonder toepassing van artikel 9a Wetboek van Strafrecht. De rechtsbijstandverlener restitueert de eigen bijdrage aan de rechtzoekende, tenzij deze de eigen bijdrage nog niet heeft voldaan.
De standpunten
Van de zijde van verzoeker is naar voren gebracht, zakelijk weergegeven, dat de Raad voor de Rechtsbijstand zich op het standpunt stelt dat de eigen bijdrage uitsluitend in geval van vrijspraak wordt gerestitueerd.
De officier van justitie heeft, zakelijk weergegeven, geconcludeerd tot inwilliging van het verzoek.
Beoordeling
De door verzoeker geëntameerde beklagprocedure (registratienummer 14/212) is geëindigd door het onherroepelijk worden van de beschikking van deze rechtbank van 12 juni 2014, waarbij het klaagschrift gegrond werd verklaard.
Het door verzoeker ondertekende verzoekschrift is tijdig ingediend.
Nu de Hoge Raad in zijn voormelde uitspraak van 3 februari 2009 heeft aangegeven, dat ‘het eindigen van een klaagschrift met een gegrondverklaring’ gelijk moet worden gesteld aan ‘het eindigen van de (straf)zaak zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht’, is de rechtbank van oordeel, dat de Raad voor Rechtsbijstand ’s-Hertogenbosch de aan verzoeker opgelegde bijdrage op de voet van het bepaalde in artikel 44, tweede lid, Wrb op nihil had behoren te stellen c.q. alsnog op nihil behoort te stellen.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder in aanmerking genomen, het door de Centrale Raad voor Rechtsbijstand naar aanleiding het onderhavige verzoekschrift ingenomen standpunt, dat nadere bestudering van de argumenten, regelgeving en jurisprudentie leidt tot de conclusie, dat de werkinstructie (van artikel 28 van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand) op dit punt aangepast moet worden in:
Strafzaken niet-verdachten
Artikel 44 lid 2 Wrb is niet van toepassing op strafzaken van niet-verdachten (Z-zaken).
Uitgezonderd een gegrond verklaard klaagschrift in een beklagprocedure op grond van artikel 552a-552b Sv en uitgezonderd een met de hoofdzaak samenhangende zaak.
Op grond van het voorgaande kan de rechtbank niet komen tot een ander oordeel, dan dat verzoeker voor wat het onder a. verzochte niet in zijn verzoek kan worden ontvangen.
De rechtbank acht, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig om in dit specifieke geval het onder b. vermelde verzoek in te willigen op de wijze als hierna is weergegeven.
5. Beslissing
De rechtbank:
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn onder a. vermelde verzoek;
kent aan verzoeker met betrekking tot verleende bijstand bij het opstellen en indienen van het verzoekschrift een vergoeding ten laste van de Staat toe van € 275,00 (zegge: tweehonderd vijfenzeventig euro);
beveelt de uitbetaling van de bij deze beschikking aan verzoeker toegekende vergoeding op de bankrekening van verzoekers advocaat, nummer NL90 RABO 0129700045 ten name van Advocatenkantoor mr. S.F.J. Bergmans te Sittard, onder vermelding van “schadevergoeding [verzoeker]/OM”.
6. Samenstelling raadkamer en uitspraakdatum
Deze beschikking is gegeven door mr. W.J. van Andel, rechter,
in tegenwoordigheid van A.B. van Velzen, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2015.