Geschil1. In geschil is de indeling van de canisters met de daaraan verbonden vacuüm slang in de gecombineerde nomenclatuur.
2. Eiseres stelt dat de canisters met vacuüm slang moeten worden ingedeeld onder GN-code 9018 39 00.
Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de utb’s met het bedrag aan douanerechten.
3. Verweerder stelt dat de canisters met vacuüm slang terecht zijn aangegeven onder GN-code 3926 90 97.
Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
1. De van belang zijnde goederencodes (2012) luiden als volgt:
3926 Andere artikelen van kunststof en artikelen van andere stoffen bedoeld bij de posten 3901 tot en met 3914:
(…)
3926 90 – andere:
(…)
– – andere:
3926 90 97 – – – andere
9018 Instrumenten, apparaten en toestellen voor de geneeskunde, voor de chirurgie, voor de tandheelkunde of voor de veeartsenijkunde, daaronder begrepen scintigrafische en andere elektromedische apparaten en toestellen, alsmede apparaten en toestellen voor onderzoek van het gezichtsvermogen:
(…)
– spuiten, naalden, katheters, canules en dergelijke instrumenten:
(…)
9018 39 00 – – andere
2. Aantekening 2 op hoofdstuk 39 houdt, voor zover hier van belang, in:
“Dit hoofdstuk omvat niet:
(…)
u. artikelen bedoeld bij hoofdstuk 90 (bijvoorbeeld optische elementen, brilmonturen, tekeninstrumenten);
(…)”
3. Aantekening 2 op hoofdstuk 90 luidt, voor zover van belang, als volgt:
“Behoudens het bepaalde in aantekening 1 hiervoor, worden delen en toebehoren van de bij dit hoofdstuk bedoelde machines, apparaten, toestellen, instrumenten of artikelen ingedeeld met inachtneming van de volgende regels:
(…)
b) delen en toebehoren niet bedoeld onder a) hiervoor, waarvan kan worden onderkend dat zij uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd zijn voor een bepaalde machine of voor een bepaald instrument, apparaat of toestel, dan wel voor verschillende onder eenzelfde post vallende machines, instrumenten, apparaten of toestellen (die bedoeld bij de posten 9010, 9013 en 9031 daaronder begrepen), worden ingedeeld onder de post waaronder deze machines, instrumenten, apparaten of toestellen vallen;”
Beoordeling van het geschil
1. Voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken. Het is vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJ), dat in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle, het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in de regel moet worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals deze in de tekst van de post zijn omschreven. De door de Commissie vastgestelde toelichtingen op de GN en de in het kader van de Werelddouaneorganisatie uitgewerkte toelichtingen op het geharmoniseerd systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen (GS) zijn, hoewel rechtens niet bindend, belangrijke hulpmiddelen bij de uitlegging van de draagwijdte van de verschillende tariefposten.
2. Eiseres stelt zich primair op het standpunt dat de canister met vacuüm slang op grond van indelingsregels 1 en 6 en aantekening 2b op hoofdstuk 90 onder GN-code 9018 39 00 moet worden ingedeeld. Het [D] -systeem wordt ingedeeld onder GN-post 9018.
De canister met vacuüm slang moet worden aangemerkt als een deel van het [D] -systeem in de zin van aantekening 2b op hoofdstuk 90, aangezien de canister met de daaraan verbonden vacuüm slang exclusief is samengesteld en opgemaakt om te worden aangesloten op en gebruikt in samenhang met het [D] -systeem, de werking van het [D] -systeem afhankelijk is van de canister met vacuüm slang en het [D] -systeem alleen op normale wijze (langer dan de opstart- c.q. testperiode van minder dan een minuut) werkt indien de canister is aangesloten. Indien de canister met vacuüm slang niet is aangesloten zal het systeem niet mechanisch/elektronisch werken.
3. Verweerder erkent dat de werking van het wondgenezingssysteem technisch gezien ingewikkeld is en dat het gaat om een complex samenwerkingsverband tussen de therapy-unit, de canister met vacuüm slang, de dressing en het behandelende medische personeel. Als de canister niet op de therapy-unit is aangesloten kan er weliswaar geen wondgenezing plaatsvinden, maar de mechanische en/of elektronische werking van de therapy-unit wordt daardoor niet beperkt, aangezien de therapy-unit ook zonder canister aangezet kan worden en begint te werken. Gelet op de jurisprudentie van het HvJ kan de canister met vacuüm slang niet als deel van de therapy-unit worden aangemerkt.
4. Volgens vaste jurisprudentie van het HvJ impliceert het begrip ‘delen’ in de zin van aantekening 2b op hoofdstuk 90 de aanwezigheid van een geheel voor de werking waarvan deze delen noodzakelijk zijn. Daartoe is niet voldoende dat kan worden aangetoond dat het apparaat of het toestel zonder dat artikel niet de functie kan vervullen waarvoor het is bestemd, doch dient eveneens te worden aangetoond dat de mechanische of elektronische werking van het apparaat of het toestel afhangt van de aanwezigheid van dat artikel. Onder ‘delen’ wordt niet verstaan ‘delen voor algemeen gebruik’ (vgl. HvJ 12 december 2013,
C-450/12 (HARK) en de aldaar genoemde jurisprudentie).
5. De rechtbank is in navolging van partijen van oordeel dat de [D] als instrument, apparaat of toestel voor de geneeskunde als bedoeld in post 9018 dient te worden ingedeeld. De rechtbank sluit zich eveneens aan bij het standpunt van partijen dat de [D] niet de functie kan vervullen waarvoor het is bestemd zonder de canister met vacuüm slang. Bij de beantwoording van de vraag of de mechanische of elektronische werking van het apparaat of het toestel afhangt van het in te delen artikel dient, anders dan verweerder betoogt, niet te worden beoordeeld of de werking van de therapy-unit afhangt van de aanwezigheid van de canister met vacuüm slang, maar of de werking van de [D] afhangt van de aanwezigheid van de canister met vacuüm slang. Dat de [D] als geheel en niet een onderdeel daarvan (de therapy-unit) als uitgangspunt moet worden gehanteerd in het kader van deze toets, volgt naar het oordeel van de rechtbank uit het hiervoor onder 4 genoemde arrest van het HvJ waarin is geoordeeld dat een buisbochtstuk een deel is van een kachel, omdat een buisbochtstuk is bedoeld om een kachel te verbinden met een schoorsteen en onmisbaar is voor de werking van de kachel aangezien anders de rookgassen zouden ontsnappen. De rechtbank ziet in dit arrest geen aanleiding om prejudiciële vragen te stellen over de uitleg van het begrip ‘delen’.
6. Op basis van de technische omschrijving en de ter zitting uitgevoerde demonstratie stelt de rechtbank vast dat de canister met vacuüm slang specifiek is ontworpen om te worden gebruikt binnen het [D] -systeem. De met het speciale aansluitmechanisme op de therapy-unit vastgeklikte canister met vacuüm slang is nodig voor de gegevensuitwisseling tussen de therapy-unit en de dressing, zodat de therapy-unit de luchtdruk kan afstemmen op de druk in de wond. Zonder canister met vacuüm slang kan de luchtdruk niet worden gereguleerd en kan de voor de juiste behandeling van de wond vereiste negatieve druk niet tot stand worden gebracht, zodat het wondgenezingsproces niet kan plaatsvinden. Dit wordt bevestigd door het feit dat de van de therapy-unit deel uitmakende pomp na ongeveer 45 seconden afslaat als de canister met vacuüm slang niet is aangesloten. De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de mechanische of elektronische werking van de [D] afhangt van de aanwezigheid van de canister met vacuüm slang zodat dit artikel moet worden aangemerkt als een deel van de [D] en derhalve moet worden ingedeeld onder GN-code 9018 39 00. Dat de canister met vacuüm slang bestemd is voor eenmalig gebruik, maakt dat niet anders, aangezien dat geen maatstaf is voor de beoordeling of een artikel als deel kan worden aangemerkt. Dat voor een goede werking van de [D] de aan de canister verbonden vacuüm slang ook moet worden aangesloten op de aan de dressing bevestigde vacuüm slang, doet evenmin af aan dat oordeel.
7. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard en dienen de utb’s verminderd te worden met het bedrag aan nagevorderde douanerechten.
Proceskosten
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.468 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 244, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 490 en een wegingsfactor 1).