ECLI:NL:RBNHO:2015:3489

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 april 2015
Publicatiedatum
24 april 2015
Zaaknummer
AWB - 14 _ 5201
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M. Janse van Mantgem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek geslachtsnaamwijziging voor minderjarige dochter

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 30 april 2015 uitspraak gedaan over het verzoek van eiseres om de geslachtsnaam van haar minderjarige dochter te wijzigen. Eiseres, de enige juridische ouder, had eerder een verzoek ingediend om de geslachtsnaam van haar dochter te wijzigen van [naam 1] naar [naam 2]. Dit verzoek werd afgewezen door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, omdat de situatie van eiseres en haar dochter niet onder het toepassingsbereik van het Besluit geslachtsnaamwijziging valt. De rechtbank oordeelde dat de psychische hinder die eiseres aanvoerde niet voldoende was onderbouwd en dat de wettelijke bepalingen niet in haar voordeel werkten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag voor geslachtsnaamwijziging niet kan worden ingewilligd, omdat de andere ouder, [naam 1], geen juridische ouder is en er geen sprake is van een situatie die onder de uitzonderingen van het Besluit valt. Eiseres had eerder vervangende toestemming gekregen van de rechtbank om het verzoek in te dienen, maar dit betekende niet dat het verzoek automatisch moest worden ingewilligd. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres over discriminatie en gelijke behandeling verworpen, omdat de wetgeving duidelijk maakt dat de geslachtsnaam van een kind alleen kan worden gewijzigd onder specifieke voorwaarden.

De rechtbank concludeerde dat het verzoek van eiseres ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt de noodzaak van juridische onderbouwing bij verzoeken om geslachtsnaamwijziging en de strikte toepassing van de wetgeving op dit gebied. Eiseres kan binnen zes weken na de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 14/5201

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 april 2015 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. E.M. Bosscher),
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder

(gemachtigde: mr. V. Chaudron).

Procesverloop

Bij besluit van 22 november 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiseres om de geslachtsnaam van haar dochter te wijzigen van [naam 1] in [naam 2] afgewezen.
Bij besluit van 27 februari 2014 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft bij uitspraak van 1 oktober 2014 (AWB 14/1482) het beroep van eiseres tegen het besluit van 27 februari 2014 gegrond verklaard. De rechtbank heeft het besluit van 27 februari 2014 vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen.
Bij besluit van 11 november 2014 heeft verweerder opnieuw op het bezwaar van eiseres beslist en het bezwaar ongegrond verklaard, onder aanpassing van de motivering.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 maart 2015. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
Eiseres is op [datum 1] gehuwd met [naam 1] ([naam 1]). Op [datum 2] is eiseres bevallen van een dochter (hierna: de dochter). Blijkens een akte van naamskeuze, opgemaakt op 24 november 2003, is voor de dochter gekozen voor de geslachtsnaam [naam 1]. De dochter is niet geadopteerd door [naam 1].
Op 8 juni 2006 is het huwelijk van eiseres en [naam 1] ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand. Eiseres en [naam 1] hebben gezamenlijk gezag over de dochter en een zoon.
Bij beschikking van 10 april 2013 heeft de rechtbank Noord-Holland vervangende toestemming verleend voor het indienen van een verzoek om geslachtsnaamswijziging van de dochter door eiseres.
Verweerder heeft bij besluit van 22 november 2014, gehandhaafd bij besluit van 27 februari 2014, de aanvraag geslachtsnaamswijziging afgewezen omdat de andere ouder bedenkingen heeft tegen de geslachtsnaamswijziging en niet wordt voldaan aan één van de gronden zoals vermeld in artikel 3, vierde lid, aanhef en onder d, 1° tot en met 3° van het Besluit geslachtsnaamswijziging (het Besluit).
De rechtbank heeft op 1 oktober 2014 geoordeeld dat [naam 1] niet de juridische ouder is, zodat verweerder ten onrechte de weigering van [naam 1] om in te stemmen met de verzochte geslachtsnaamswijziging van de dochter aan de afwijzing van het verzoek ten grondslag had gelegd. De rechtbank heeft het besluit van 27 februari 2014 vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen.
2. Verweerder heeft bij besluit van 11 november 2014 opnieuw op het bezwaar van eiseres beslist. Verweerder heeft het bezwaar ongegrond verklaard, onder aanpassing van de motivering. Verweerder heeft de aanvraag geslachtsnaamwijziging afgewezen omdat het Besluit niet de mogelijkheid biedt om het verzoek in te willigen.
3. Ingevolge artikel 1:7, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de geslachtsnaam van een persoon op zijn verzoek, of op verzoek van zijn wettelijk vertegenwoordiger, worden gewijzigd.
Het vijfde lid van die bepaling bepaalt dat bij algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld betreffende de gronden waarop de geslachtsnaamswijziging kan worden verleend, de wijze van indiening en behandeling van dergelijke verzoeken en betreffende het voor de wijziging van de geslachtsnaam verschuldigde recht. Dit is geschied bij het eerdergenoemde Besluit.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, onder a, van het Besluit wordt op eensluidend verzoek van de wettelijke vertegenwoordiger en van degene wiens geslachtsnaam ten behoeve van de minderjarige wordt verzocht, of, indien de naam van een overleden ouder wordt verzocht, op verzoek van de wettelijke vertegenwoordiger, de geslachtsnaam van een minderjarige van twaalf jaren of ouder gewijzigd in de geslachtsnaam van de ouder wiens naam het kind niet heeft, indien deze ouder na de ontbinding van het huwelijk of de verbreking van de buitenhuwelijkse samenleving met de andere ouder gedurende een aaneengesloten periode van ten minste drie jaren onmiddellijk voorafgaande aan het verzoek de minderjarige heeft verzorgd en opgevoed.
Ingevolge het tweede lid is ten aanzien van het verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van een minderjarige die de leeftijd van twaalf jaren nog niet heeft bereikt, het eerste lid van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat de termijn van verzorging en opvoeding dan ten minste vijf jaren bedraagt.
Ingevolge het vierde lid, wordt het verzoek afgewezen indien:
de minderjarige al een op grond van dit artikel gewijzigde geslachtsnaam heeft;
de minderjarige van twaalf jaren of ouder niet instemt met de verzochte geslachtsnaamswijziging;
een ouder weigert in te stemmen met de verzochte geslachtsnaamswijziging van de minderjarige van twaalf jaren of ouder, tenzij deze minderjarige bij zijn instemming blijft; of
een ouder weigert in te stemmen met de verzochte geslachtsnaamswijziging van de minderjarige jonger dan twaalf jaren, tenzij:
1°. de ouder aan wie de minderjarige de geslachtsnaam waarvan wijziging wordt verzocht, ontleent, onherroepelijk is veroordeeld wegens het plegen tegen de minderjarige van een van de misdrijven, omschreven in de titels XIII tot en met XV en XVIII tot en met XX van het tweede boek van het Wetboek van Strafrecht, waarbij onder misdrijf wordt begrepen medeplichtigheid aan en poging tot misdrijf;
2°. de ouder aan wie de minderjarige de geslachtsnaam waarvan wijziging wordt verzocht, ontleent, van het gezag over het kind is ontzet; of
3°. verzoekers aantonen dat de ouder aan wie de minderjarige de geslachtsnaam, waarvan wijziging wordt verzocht, ontleent, en het kind niet meer dan gedurende een vierde deel van de periode voorafgaande aan de termijn van verzorging en opvoeding, bedoeld in het tweede lid, in gezinsverband hebben samengeleefd.
4. Eiseres voert aan dat verweerder het verzoek ten onrechte heeft geweigerd, omdat de rechtbank op 10 april 2013 vervangende toestemming heeft verleend. Bovendien is [naam 1] geen juridisch ouder van de dochter, zodat haar toestemming voor het indienen van een verzoek tot geslachtsnaamwijziging niet is vereist.
5. Verweerder heeft terecht gesteld dat de vervangende toestemming van de kinderrechter voor het indienen van het verzoek tot geslachtsnaamwijziging niet betekent dat de aanvraag moet worden ingewilligd. Het betoog van eiseres leidt dan ook niet tot het door haar beoogde doel.
6. Eiseres voert vervolgens aan dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het niet mogelijk is een eenmaal gekozen achternaam te herzien. Artikel 3 van het Besluit biedt die mogelijkheid wel, namelijk in het geval er twee ouders zijn. Kennelijk stelt verweerder zich op het standpunt dat twee ouders na het verbreken van de relatie wel de achternaamkeuze van hun kind kunnen herzien, maar één ouder niet. Dat is discriminatie. Niet valt in te zien waarom in het geval van één ouder een herziening van de achternaamkeuze problemen zou opleveren. Voor het standpunt van verweerder is geen enkele rechtvaardiging. Bovendien vallen veel kinderen die zijn geboren in een huwelijk tussen twee vrouwen waarvan één wel de juridisch ouder is en de ander niet, tussen wal en schip. In artikel 3, vierde lid, van het Besluit is vermeld in welke situaties een verzoek wordt afgewezen, maar in dit geval is geen sprake van een dergelijke situatie. Wijziging van de geslachtsnaam van de dochter is dan ook mogelijk. Verder voert eiseres aan dat tegen de tijd dat de rechtbank uitspraak doet in dit beroep, de verzorgingstermijn van [naam 1] minder dan ¼ deel bedraagt. Indien de rechtbank het beroep gegrond verklaart en verweerder opnieuw moet beslissen, dient het verzoek tot geslachtsnaamwijziging te worden toegewezen. Op dat moment heeft [naam 1] namelijk niet meer dan ¼ deel van de eerste periode met de dochter in gezinsverband samengeleefd.
7. Verweerder stelt zich op het standpunt dat artikel 3 van het Besluit in het geheel niet van toepassing is. Dit artikel kan alleen worden toegepast als sprake is van een ontbinding van een huwelijk of verbreking van de buitenhuwelijkse samenleving met de andere ouder. Daarvan is in dit geval geen sprake, aangezien eiseres de enige juridisch ouder is van de dochter. Verweerder deelt niet het standpunt van eiseres dat het discriminerend is dat twee ouders wel de geslachtsnaamkeuze van hun kind kunnen herzien na verbreking van de relatie en één ouder niet. Van discriminatie kan sprake zijn als gelijke gevallen ongelijk worden behandeld, maar dat is hier niet het geval. Evenmin is sprake van rechtsongelijkheid ten aanzien van lesbische stellen. Eiseres en [naam 1] waren tijdens hun huwelijk in de gelegenheid om [naam 1] juridisch ouder te laten worden, gelet op de mogelijkheden van erkenning of adoptie. Dat artikel 3 van het Besluit nu niet kan worden toegepast, is het gevolg van de keuze van eiseres en [naam 1]. Bovendien zou de door eiseres voorgestane rechtsgelijkheid ertoe leiden dat artikel 3 van het Besluit in zijn geheel moet worden toegepast en dat derhalve [naam 1] ook een stem zou hebben in de geslachtsnaamwijziging.
8. Niet in geschil is dat [naam 1] geen juridisch ouder is. In artikel 3 van het Besluit is geregeld in welke gevallen een verzoek tot geslachtsnaamwijziging kan worden gehonoreerd. Niet betwist is dat, gelet op de letterlijke tekst van artikel 3 van het Besluit, de situatie van eiseres en haar dochter niet valt onder het toepassingsbereik van artikel 3 van het Besluit. Dat betekent dat artikel 3 van het Besluit geen grondslag biedt om het verzoek tot naamswijziging te honoreren.
9. Eiseres heeft de rechtbank verzocht om een extensieve of analoge interpretatie van deze bepaling. De rechtbank honoreert dit verzoek niet, omdat dan in strijd met de wettelijke bepaling wordt beslist. Op grond van het Burgerlijk Wetboek kunnen ouders kiezen of hun kind de geslachtsnaam van de biologische moeder of de ‘meemoeder’ zal dragen. In dit geval is, blijkens een akte van naamskeuze, voor de dochter gekozen voor de geslachtsnaam [naam 1]. Uit het Besluit en de toelichting daarop (Nota van toelichting, Staatsblad 1997, nr. 463) volgt dat een dergelijke keuze niet licht kan worden gewijzigd, gelet op de noodzaak tot handhaving van de nodige stabiliteit in het namenrecht. De rechtbank verwijst hiervoor naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 4 juni 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:2011). De rechtbank volgt eiseres op grond van het voorgaande niet in haar betoog.
10. Omdat [naam 1] niet juridisch ouder is van de dochter, slaagt het betoog van eiseres ten aanzien van de verzorgingstermijn niet.
11. Eiseres voert verder aan dat sprake is van psychische hinder. De dochter staat onder behandeling van een kinderpsycholoog, nadat zij is doorverwezen door de huisarts. Ze ervaart veel stress en angst door de vastgestelde omgangsregeling en het feit dat zij de achternaam [naam 2] niet officieel mag gebruiken. Ter onderbouwing heeft eiseres de doorverwijzing van de huisarts naar een kinderpsycholoog en een verklaring van de leerkracht van de dochter overgelegd. Het is niet altijd nodig om aan te tonen dat sprake is van psychische hinder, bijvoorbeeld in geval van adoptie. De situatie is in dit geval gelijk te stellen met die van adoptie. De juridische band tussen [naam 1] en de dochter is zelfs minder sterk dan bij adoptie, nu [naam 1] niet de juridische en niet de biologische moeder is van de dochter.
12. Verweerder stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van adoptie, zodat het beroep op artikel 6 van het Besluit alleen kan slagen indien een onafhankelijke psycholoog of psychiater kan aantonen dat sprake is van een psychische ziekte of psychisch lijden. De door eiseres overgelegde bijlages voldoen hiertoe niet, zodat niet is voldaan aan de voorwaarden van artikel 6 van het Besluit.
13. Ingevolge artikel 6 van het Besluit kan een verzoek tot geslachtsnaamwijziging dat niet op een van de voorgaande artikelen kan worden gebaseerd worden ingewilligd, indien de verzoeker aantoont dat het achterwege blijven van de geslachtsnaamwijziging de lichamelijke of geestelijke gezondheid van de betrokkenen in ernstige mate zou schaden.
14. Bij de beoordeling van aanvragen om geslachtsnaamswijziging waarin artikel 6 van het Besluit is ingeroepen, hanteert verweerder het beleid dat is neergelegd in de “Bijsluiter bij aanvragen om geslachtsnaamswijziging” (hierna: de Bijsluiter). In de Bijsluiter wordt de ernstige schade van geestelijke en/of lichamelijke gezondheid aangeduid met het begrip ‘psychische hinder’. In de Bijlage bij de Bijsluiter (en op de Bijsluiter zelf) is vermeld dat psychische hinder in beginsel moet worden aangetoond door een schriftelijke verklaring van een onafhankelijke (gedrags)deskundige. Dit is een psychiater of psycholoog die in het zogeheten BIG-register als psycholoog of psychiater als zodanig is geregistreerd en met wie de verzoeker geen zorgrelatie heeft (gehad). Deze deskundige moet aantonen hoe en met welke verschijnselen degene voor of door wie geslachtsnaamswijziging is gevraagd, lijdt onder de huidige geslachtsnaam en of wijziging van de geslachtsnaam ernstige lichamelijke of psychische klachten zal wegnemen of voorkomen.
In geval van misdrijf of adoptie is het in bepaalde omstandigheden niet nodig om de Bijsluiter te gebruiken om aan te tonen dat sprake is van psychische hinder.
15. De rechtbank volgt eiseres niet in haar betoog over gelijkstelling met adoptie, reeds omdat geen sprake is van adoptie.
16. Gelet op hetgeen verweerder in de vorige procedure heeft gesteld en zoals ter zitting is gebleken wist (de gemachtigde van) eiseres welke stukken worden verlangd ter onderbouwing van haar beroep op psychische hinder. Uit de verklaring van eiseres ter zitting begrijpt de rechtbank dat zij er – vooralsnog - voor kiest om het verzoek niet nader te onderbouwen. Eiseres heeft niet een door een onafhankelijke deskundige ingevulde bijsluiter overgelegd. De doorverwijzing van de huisarts naar een kinderpsycholoog en de verklaring van de leerkracht van de school van de dochter, die geen psycholoog of psychiater zijn, kunnen niet worden aangemerkt als schriftelijke verklaringen van een onafhankelijke (gedrags)deskundige met wie geen zorgrelatie bestaat. De overgelegde stukken zijn onvoldoende om toepassing te geven aan artikel 6 van het Besluit.
17. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, rechter, in aanwezigheid van mr.drs. I. Helmich, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 april 2015.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.