ECLI:NL:RBNHO:2015:465

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 januari 2015
Publicatiedatum
26 januari 2015
Zaaknummer
AWB - 14 _ 3998
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen invorderingsbesluit en bestuursdwang door gemeente Haarlem

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 15 januari 2015 uitspraak gedaan in een beroep tegen een invorderingsbesluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem. Eiser, die een last onder bestuursdwang had ontvangen, stelde dat de bekendmaking van dit besluit niet op de juiste wijze had plaatsgevonden. De rechtbank oordeelde dat het handhavingsbesluit op 6 mei 2014 op geschikte wijze was bekendgemaakt door aanplakking op de boottrailer, omdat de eigenaar niet bekend was. Eiser had wel een document van de gemeente op de trailer aangetroffen, maar had dit niet gelezen. De rechtbank concludeerde dat verweerder geen nader onderzoek naar de eigenaar behoefde te verrichten en dat het bezwaar van eiser terecht als tardief was aangemerkt.

Daarnaast werd vastgesteld dat de kosten van de bestuursdwang, vastgesteld op € 223,75, niet onredelijk hoog waren. De rechtbank oordeelde dat de kosten, inclusief voorbereiding, op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ten laste van eiser kwamen. Eiser's stellingen over schade aan de boottrailer werden buiten beschouwing gelaten, aangezien deze schade in verband stond met de toepassing van bestuursdwang, wat onder de bevoegdheid van de burgerlijke rechter valt. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 14/3998
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de meervoudige kamer van 15 januari 2015 in de zaak tussen

[eiser], te[woonplaats], eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem, verweerder

(gemachtigden: mr. R. Braeken en P.J. Boukes).

Procesverloop

Bij besluit van 6 mei 2014 (het handhavingsbesluit) heeft verweerder eiser een last onder bestuursdwang opgelegd.
Bij besluit van 23 juni 2014 (het invorderingsbesluit) heeft verweerder de hoogte van de kosten van het toepassen van bestuursdwang ten laste van eiser vastgesteld op € 223,75.
Bij besluit van 23 september 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eiser tegen het invorderingsbesluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft bij drie afzonderlijke brieven een nadere schriftelijke toelichting gegeven bij het beroep en gereageerd op het verweerschrift. Eiser heeft daarbij nadere stukken overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 januari 2015. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Gronden van de beslissing

1. Ingevolge artikel 3:41, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geschiedt bekendmaking van een besluit, in het geval dat niet kan geschieden door toezending of uitreiking aan de belanghebbende, op een andere geschikte wijze. Verweerder heeft het handhavingsbesluit van 6 mei 2014 aangeplakt op de boottrailer, omdat hij niet bekend was met de eigenaar van de boottrailer. Ter zitting heeft eiser verklaard dat hij wel een document van de gemeente Haarlem op de boottrailer heeft aangetroffen, maar dat hij dit document niet heeft gelezen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat hij geen nader onderzoek behoefde te verrichten naar de eigenaar van de boottrailer. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 1 mei 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:BZ9037). Het handhavingsbesluit is derhalve op 6 mei 2014 door aanplakking op geschikte wijze bekend gemaakt. Verweerder heeft het bezwaar van 7 juli 2014 terecht als tardief aangemerkt.
2. Nu vaststaat dat de boottrailer op 14 mei 2014 op de parkeerplaats aan de [locatie] is aangetroffen en verweerder om die reden daadwerkelijk bestuursdwang heeft toegepast, komen de kosten daarvan, inclusief de kosten van voorbereiding, op grond van artikel 5:25 Awb ten laste van eiser als overtreder. De rechtbank acht de door verweerder bij het invorderingsbesluit vastgestelde ambtelijke kosten van € 75,-- niet onredelijk hoog.
3. Eisers stellingen omtrent schade aan de boottrailer blijven buiten bespreking. De gestelde schadeoorzaak is gelegen in feitelijk handelen bij de toepassing van bestuursdwang. In dat geval is niet de bestuursrechter, maar de burgerlijke rechter, bevoegd kennis te nemen van een eventuele aldaar in te dienen schadevordering van eiser.
4. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.
5. De rechtbank deelt mee dat tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van verzending van dit proces-verbaal hoger beroep kan worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Uitgesproken in het openbaar op 15 januari 2015 door mr. H. Brouwer, voorzitter, en mr. J.M. Janse van Mantgem en mr. M. Duin, leden, in aanwezigheid van mr. M. Dittmer, griffier.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op: