In deze zaak heeft eiser, na meer dan 26 weken werkloosheid, een aanvraag ingediend voor een uitkering op basis van de Werkloosheidswet (WW). De voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland heeft op 20 juli 2015 uitspraak gedaan in het verzoek om voorlopige voorziening en het beroep tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om de WW-uitkering te verstrekken. Eiser had zijn aanvraag pas in maart 2015 ingediend, terwijl hij al in november 2014 een afwijzing had ontvangen voor zijn aanvraag om een uitkering op grond van de Wet Werk in inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De voorzieningenrechter oordeelde dat de trage besluitvorming van het Uwv niet als een bijzonder geval kan worden aangemerkt, waardoor de weigering van de WW-uitkering in stand blijft. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de 26-weken termijn rechtvaardigden. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.