ECLI:NL:RBNHO:2015:7789

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 augustus 2015
Publicatiedatum
14 september 2015
Zaaknummer
15/820432-15
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geweld aan boord van een luchtvaartuig tijdens vlucht met gevaar voor de veiligheid

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 13 augustus 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich aan boord van een luchtvaartuig in vlucht op een agressieve manier heeft gedragen. De verdachte, een Roemeense man zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, heeft zich tijdens de vlucht van Boekarest naar Amsterdam verbaal agressief opgesteld tegenover het cabinepersoneel en medepassagiers. Dit gedrag leidde ertoe dat het boordpersoneel gedurende anderhalf uur met de verdachte bezig moest zijn om de situatie onder controle te houden. De verdachte heeft geprobeerd naar de cockpit te lopen en heeft een medepassagier geslagen toen deze hem tegenhield. De rechtbank oordeelde dat het gedrag van de verdachte zodanig dreigend was dat er gevaar voor de veiligheid van het luchtvaartuig te duchten was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Nederlandse strafwet van toepassing is, ook al vond een deel van de gedragingen plaats in het Duitse luchtruim. De verdachte is uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de veiligheid van de vlucht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/820432-15 (P)
Uitspraakdatum: 13 augustus 2015
Tegenspraak (art. 279 Sv)
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 30 juli 2015 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Roemenië)
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J.G. Hendriks en van wat de raadsvrouw van verdachte, mr. J.I. Vervest, advocaat te Heemskerk, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of een of meer tijdstippen op of omstreeks 29 april 2015 aan boord van een luchtvaartuig (een passagierstoestel type Airbus, vluchtnummer RO363 vanuit Boekarest) tijdens de vlucht in het luchtruim boven de Bondsrepubliek Duitsland en/of Nederland en/of op het luchtvaartterrein te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk een daad van geweld heeft begaan tegen (onder meer) [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of een of meer andere passagiers en/of een of meer leden van het cabinepersoneel, immers heeft hij, verdachte,
- zich verbaal agressief opgesteld tegen het cabinepersoneel en/of passagiers aan boord en/of - zijn vuist gebald en/of (vervolgens) zijn arm naar achteren gebracht en/of (vervolgens) getracht een voor hem bevindende passagier te slaan en/of
- lichamelijke weerstand geboden tegen de passagier(s) en/of het cabinepersoneel die hem onder controle brachten en/of hielden en/of
- zodanige lichamelijke weerstand geboden dat het cabinepersoneel er niet in slaagde tie rips aan te leggen, waardoor gevaar voor de veiligheid van voornoemd luchtvaartuig te duchten is geweest immers heeft hij, verdachte, de veiligheid van voornoemd luchtvaartuig en/of de passagiersveiligheid in gevaar gebracht door het niet opvolgen van de aanwijzigingen en/of instructies van de gezagvoerder en/of het cabinepersoneel en/of door voornoemde handelingen, waarbij het cabinepersoneel gedurende langere tijd zich bezig moest houden met verdachte (aanwijzingen geven en/of trachten te kalmeren en/of het in bedwang laten houden), waardoor het cabinepersoneel zich niet (volledig) kon richten op de normale
werkzaamheden en/of de werkzaamheden in het kader van de vliegveiligheid aan boord van voornoemd luchtvaartuig door het cabinepersoneel.

2. Beroep op niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vervolging

De raadsvrouw van verdachte heeft allereerst bepleit dat Nederland geen rechtsmacht toekomt met betrekking tot het ten laste gelegde feit, zodat het Openbaar Ministerie geen recht heeft om tot strafvervolging over te gaan. Volgens de raadsvrouw staat niet vast dat de ten laste gelegde gedragingen (gedeeltelijk) door verdachte binnen Nederlands territoir zijn gepleegd, omdat de gedragingen van de Roemeense verdachte aan boord van een Roemeens vliegtuig hebben plaatsgevonden en de gevaarzettende situatie zich (grotendeels) heeft afgespeeld in het Duitse luchtruim.
De rechtbank overweegt op dit punt als volgt. Gelet op het bepaalde in artikel 4 sub e Wetboek van Strafrecht (Sr) is de Nederlandse strafwet toepasselijk op ieder die zich buiten Nederland schuldig maakt aan –onder meer- het misdrijf zoals omschreven in artikel 385b Sr. Dit betekent dat ook indien verdachte zich (uitsluitend) buiten Nederland schuldig zou hebben gemaakt aan de ten laste gelegde gedragingen, de officier van justitie ontvankelijk is in de strafvervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2.
Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Op 29 april 2015 vliegt een vliegtuig, type Airbus, met vluchtnummer RO363 van de luchtvaartmaatschappij TAROM vanuit Boekarest naar Amsterdam. [2] Verdachte vliegt als passagier mee op deze vlucht. [3] Tijdens de vlucht loopt verdachte heen en weer door het vliegtuig en valt hij andere passagiers lastig. [4] Deze situatie doet zich voor wanneer het vliegtuig zich in het Duitse en later het Nederlandse luchtruim bevindt. [5] Verdachte vraagt constant aandacht door de instructies van het cabinepersoneel niet op te volgen en veel lawaai te maken. Verdachte begint te schreeuwen tegen de purser en eist dat zij hem alcohol komt brengen. Het cabinepersoneel probeert verdachte anderhalf uur lang rustig te houden maar verdachte gaat steeds luider schreeuwen. [6] De gezagvoerder verzoekt verdachte via de intercom om rustig te gaan zitten en de instructies van het cabinepersoneel op te volgen maar hier geeft verdachte geen gehoor aan. [7] Op een gegeven moment begint verdachte te schreeuwen dat de gezagvoerder zijn kind heeft afgepakt, waarop hij opstaat en loopt richting de deur van de cockpit. [8]
Deze situatie speelt zich af net voor de landing van het vliegtuig. Verdachte wordt op weg naar de cockpit tegengehouden door een medepassagier. Hierop wil verdachte deze medepassagier slaan. Verdachte haalt zijn arm omhoog en balt zijn rechtervuist. Medepassagier [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]) pakt de arm van verdachte en draait deze op zijn rug zodat verdachte niet kan slaan. [9] [slachtoffer 1] en een medepassagier [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2]) drukken verdachte vervolgens in een stoel. [10] De stewardessen proberen bij verdachte tie-wraps aan te leggen maar dit helpt niet. [11] Direct na de landing brengt de gezagvoerder het vliegtuig op de taxibaan tot stilstand en worden de motoren uitgezet. [12] Verdachte wordt door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in bedwang gehouden totdat de Koninklijke Marchaussee ter plaatse komt. [13]
Het gedrag van verdachte heeft ertoe geleid dat de drie bemanningsleden hun taken met betrekking tot de vluchtveiligheid niet goed hebben kunnen uitvoeren. Hierdoor is de orde aan boord en daarmee de vluchtveiligheid voor de bemanningsleden alsmede voor de overige passagiers in gevaar gekomen. [14]
3.3.
Bewijsoverweging
De raadsvrouw van verdachte heeft, voor het geval het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in de vervolging, bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. Volgens de raadsvrouw is er geen geweld door verdachte begaan tegen medepassagiers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en ook niet tegen het cabinepersoneel. Voorts is niet gebleken dat verdachte de veiligheid van het luchtvaartuig in gevaar heeft gebracht.
De rechtbank stelt voorop dat bij de beoordeling van de vraag of bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich tijdens voornoemde vlucht schuldig heeft gemaakt aan een daad van geweld als bedoeld in artikel 385b lid 1 Sr, als gevolg waarvan gevaar voor het luchtvaartuig te duchten is geweest, een enkele daad van geweld tegen iemand die zich aan boord van een luchtvaartuig bevindt, niet voldoende is. Een belangrijke geobjectiveerde voorwaarde is immers ook dat als gevolg van de daad van geweld ‘gevaar voor de veiligheid van het luchtvaartuig te duchten is’, waaronder gelet op lid 2, tweede volzin van art. 385b Sr tevens begrepen is ‘gevaar voor de veilige vaart van het luchtvaartuig’. Juist in de veiligheid van het luchtvaartuig in vlucht, en daarvan afgeleid de veiligheid van passagiers en boordpersoneel, is het beschermde (rechts)belang gelegen. In dit licht beschouwd spreekt het vanzelf dat vooreerst het boordpersoneel optimaal in staat moet zijn en worden gesteld om zijn werkzaamheden en taken naar behoren uit te oefenen. Een “daad van geweld” omvat, gezien artikel 81 Sr en de betreffende vaste jurisprudentie, niet alleen elke uitoefening van fysieke kracht tegen een persoon, maar ook een dreigend handelen. De vraag of van een daad van geweld gevaar voor de veiligheid van het luchtvaartuig te duchten is, dient naar objectieve maatstaven te worden beantwoord. Deze beoordeling is mede afhankelijk en zal ook in sterke mate beïnvloed kunnen worden door de concrete omstandigheden van het zich voordoende geval. Of de verdachte ook zelf dit gevaar heeft voorzien, is hierbij niet relevant.
Gelet op de redengevende feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich tijdens voornoemde vlucht jegens het boordpersoneel en zijn medepassagiers zodanig dreigend heeft gedragen dat er sprake is van een daad van geweld als gevolg waarvan gevaar voor het luchtvaartuig te duchten is geweest. Verdachte is tijdens de vlucht geruime tijd lastig en verbaal agressief geweest. Hij is meerdere malen opgestaan uit zijn stoel, heeft medepassagiers lastig gevallen en heeft schreeuwend rondgelopen. Voorts heeft verdachte herhaaldelijk de aanwijzingen en instructies van de gezagvoerder en het cabinepersoneel niet opgevolgd. Gedurende anderhalf uur is het boordpersoneel voortdurend met verdachte bezig geweest om hem rustig en in bedwang te houden. Hierdoor kon het boordpersoneel zich niet richten op de taken die zij met het oog op de veiligheid aan boord behoort te verrichten, wat op zichzelf al een gevaarlijke situatie kan opleveren. In het bijzonder de poging van verdachte om omstreeks het moment van de landing schreeuwend richting de cockpit te lopen en zijn poging om, toen hij werd tegengehouden, een medepassagier te slaan, moet voor het boordpersoneel en de medepassagiers als zeer dreigend zijn ervaren. Dit geldt temeer nu de landing van het vliegtuig een moment betreft waarop de veiligheid van alle passagiers en het boordpersoneel bijzondere aandacht verdient en allen daarom op hun stoel behoren te zitten met hun veiligheidsriem vast. Dat de gedragingen van verdachte door de gezagvoerder en het boordpersoneel als zeer dreigend zijn ervaren, blijkt ook uit de omstandigheid dat de gezagvoerder het vliegtuig reeds op de taxibaan tot stilstand heeft gebracht en daar de komst van de Koninklijke Marechaussee heeft afgewacht.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 29 april 2015 aan boord van een luchtvaartuig (een passagierstoestel type Airbus, vluchtnummer RO363 vanuit Boekarest) tijdens de vlucht in het luchtruim boven de Bondsrepubliek Duitsland en/of Nederland en/of op het luchtvaartterrein te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk een daad van geweld heeft begaan tegen (onder meer) [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en andere passagiers en leden van het cabinepersoneel, immers heeft hij, verdachte,
- zich verbaal agressief opgesteld tegen het cabinepersoneel en
- zijn vuist gebald en vervolgens getracht een voor hem bevindende passagier te slaan en
- lichamelijke weerstand geboden tegen passagiers en het cabinepersoneel die hem onder controle brachten en hielden en
- zodanige lichamelijke weerstand geboden dat het cabinepersoneel er niet in
slaagde tie rips aan te leggen,
waardoor gevaar voor de veiligheid van voornoemd luchtvaartuig te duchten is geweest immers heeft hij, verdachte, de veiligheid van voornoemd luchtvaartuig en de passagiersveiligheid in gevaar gebracht door het niet opvolgen van de aanwijzingen en instructies van de gezagvoerder en het cabinepersoneel en door voornoemde handelingen, waarbij het cabinepersoneel gedurende langere tijd zich bezig moest houden met verdachte (aanwijzingen geven en trachten te kalmeren en het in bedwang laten houden), waardoor
het cabinepersoneel zich niet (volledig) kon richten op de normale werkzaamheden en de werkzaamheden in het kader van de vliegveiligheid aan boord van voornoemd luchtvaartuig door het cabinepersoneel.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk een daad van geweld begaan tegen iemand die zich aan boord van een luchtvaartuig in vlucht bevindt, terwijl daarvan gevaar voor de veiligheid van het luchtvaartuig te duchten is.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur drie (3) maanden waarvan één maand (1) voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
6.2.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich aan boord van een luchtvaartuig in vlucht langdurig lastig en verbaal agressief gedragen tegenover boordpersoneel en medepassagiers. Verdachte heeft zich op dusdanige wijze misdragen dat al het boordpersoneel zich gedurende anderhalf uur met hem bezig heeft moeten houden. Daarbij heeft verdachte geprobeerd om tijdens de landing naar de cockpit te lopen en, toen hij werd tegengehouden door een medepassagier, heeft hij geprobeerd deze medepassagier te slaan. Medepassagiers hebben verdachte gedurende de landing in bedwang moeten houden.
Daden van geweld in een besloten ruimte als de cabine in een luchtvaartuig brengen snel gevoelens van grote onveiligheid teweeg bij medepassagiers en boordpersoneel die daarvan slachtoffer dan wel getuige zijn. De beslotenheid van de ruimte maakt tijdens de vlucht immers dat men zich niet aan de ontstane situatie kan onttrekken en deze hierdoor sneller kan escaleren. Daarbij komt dat deze mogelijkheid van escalatie van het geweld, waarbij meer personen betrokken kunnen raken, een nog grotere bedreiging voor de veiligheid van het luchtvaartuig en de inzittenden kan vormen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 385b van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
TWEEENVEERTIG (42) DAGEN, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot achtentwintig (28) dagen,
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Otter, voorzitter,
mr. A.C.M. Rutten en mr. M.T.C. de Vries, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. V.J.M. Goldschmeding,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 augustus 2015.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] d.d. 29 april 2015 (dossierpagina 32-33).
3.Proces-verbaal van aanhouding d.d. 29 april 2015 (dossierpagina 6-7).
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] d.d. 29 april 2015 (dossierpagina 43-44), het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 29 april 2015 (dossierpagina 48-49) en het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] d.d. 29 april 2015 (dossierpagina 32-33).
5.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] d.d. 29 april 2015 (dossierpagina 32-33).
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 29 april 2015 (dossierpagina 39-40).
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 29 april 2015 (dossierpagina 39-40), proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 2] d.d. 29 april 2015 (dossierpagina 46-47) en proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 29 april 2015 (dossierpagina 48-49).
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 29 april 2015 (dossierpagina 39-40).
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] d.d. 29 april 2015 (dossierpagina 43-44).
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] d.d. 29 april 2015 (dossierpagina 43-44), proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] d.d. 29 april 2015 (dossierpagina 46-47) en proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 29 april 2015 (dossierpagina 48-49).
11.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 29 april 2015 (dossierpagina 48-49).
12.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] d.d. 29 april 2015 (dossierpagina 32-33).
13.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] d.d. 29 april 2015 (dossierpagina 46-47) en proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] d.d. 29 april 2015 (dossierpagina 39-40).
14.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] d.d. 29 april 2015 (dossierpagina 32-33).