Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Ontstaan en loop van de procedure
2.De beoordeling
3.De beslissing
gegrond;
Rechtbank Noord-Holland
Op 4 december 2014 is er een bezwaarschrift ingediend door mr. K.H. Zonneveld, advocaat van de verdachte, tegen de weigering van de rechter-commissaris om onderzoekshandelingen te verrichten. De rechter-commissaris had op 20 november 2014 een verzoek van de raadsvrouw om de aangeefster als getuige te horen afgewezen, met de motivering dat de vraag al beantwoord was en het verzoek onvoldoende specifiek was. Het bezwaarschrift werd tijdig ingediend, binnen veertien dagen na de beslissing van de rechter-commissaris. Tijdens de behandeling in raadkamer op 2 februari 2015 was de verdachte niet aanwezig, maar de raadsvrouw en de officier van justitie waren wel aanwezig.
De rechtbank overwoog dat de rechter-commissaris het verzoek om onderzoekshandelingen kan afwijzen als deze niet kunnen bijdragen aan de beslissing in de zaak. De rechtbank concludeerde echter dat het belang van de verdediging bij het kunnen bevragen van de aangeefster niet kon worden genegeerd. Daarom werd het bezwaar gegrond verklaard en werd bepaald dat de rechter-commissaris de aangeefster als getuige moest horen.
De beslissing werd op 6 februari 2015 genomen door de meervoudige raadkamer van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar. Tegen deze beslissing staat voor zowel de verdachte als de officier van justitie geen rechtsmiddel open.