3.1.Rabo Vastgoedgroep vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I Ten aanzien van alle gedaagden met uitzondering van [de echtgenote van de notaris] :
- primair, hen hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan Rabo Vastgoedgroep van een bedrag van
€ 19.118.576,-althans ieder voor zich tot een door de rechtbank in goede justitie te bepalen deel van dat bedrag, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf bij nadere akte aan te duiden data tot de dag der algehele voldoening;
- subsidiair voor recht te verklaren dat zij onrechtmatig jegens Rabo Vastgoedgroep hebben gehandeld en jegens Rabo Vastgoedgroep hoofdelijk aansprakelijk zijn en hen hoofdelijk te veroordelen tot vergoeding van alle door Rabo Vastgoedgroep geleden en nog te lijden schade als gevolg van het onrechtmatig handelen, deze schade nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
II Ten aanzien van de Stichting:
de vereffening van de ontbonden Stichting te heropenen ex artikel 2:23c van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) en over te gaan tot benoeming van een door de rechtbank in goede justitie nader te bepalen vereffenaar;
III Ten aanzien van [de notaris] en [de echtgenote van de notaris] :
de vernietiging van de rechtshandelingen die hebben geleid tot betalingen van [de notaris] aan [de echtgenote van de notaris] uit te spreken althans te aanvaarden en te bepalen dat het in deze zaak te wijzen vonnis voor een bedrag van € 489.250,- althans € 89.250,-, te vermeerderen met
wettelijke rente vanaf het moment van dagvaarden, kan worden geëxecuteerd tegen
[de echtgenote van de notaris] .
IV Ten aanzien van alle gedaagden:
- gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan Rabo Vastgoedgroep van
( a) de kosten van Rabo Vastgoedgroep als bedoeld ex artikel 6:96 lid 2 sub b BW, deze kosten nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
( b) een bedrag gelijk aan de deurwaarderskosten als bedoeld in artikel 240 Rv te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
( c) aan nakosten als bedoeld in artikel 237 lid 4 Rv een bedrag van € 131,- zonder betekening, verhoogd met een bedrag van € 68,- in geval van betekening, met bepaling dat, als deze kosten niet binnen zeven dagen na de dagtekening van het in dezen te wijzen vonnis worden voldaan, daarover vanaf de achtste dag na betekening van het vonnis wettelijke rente is verschuldigd; en
( d) de kosten van deze procedure met bepaling dat als deze kosten niet binnen zeven dagen na de dagtekening van het in dezen te wijzen vonnis worden voldaan, daarover vanaf de achtste dag na dagtekening van het vonnis, wettelijke rente is verschuldigd.