In deze zaak heeft de kantonrechter in Haarlem op 11 mei 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen Vof c.s. en Ketel Vastgoed B.V. over de beëindiging van een huurovereenkomst en de gevolgen daarvan. Vof c.s. huurde sinds 1999 een bedrijfsruimte van Ketel, die het perceel grond in recht van opstal had uitgegeven door de gemeente Haarlemmermeer. De gemeente heeft het opstalrecht opgezegd per 31 juli 2015, wat leidde tot de beëindiging van de huurovereenkomst. Vof c.s. heeft Ketel gedagvaard, stellende dat de beëindiging van de huurovereenkomst onrechtmatig was en dat zij schadevergoeding vorderde.
De kantonrechter oordeelde dat de opstalrechten per 31 juli 2015 zijn beëindigd, waardoor de huurovereenkomst ook is geëindigd. Vof c.s. had geen toestemming gevraagd aan de gemeente voor de huur, wat een verplichting was volgens de huurovereenkomst. De kantonrechter oordeelde dat Ketel niet onrechtmatig had gehandeld door de huurovereenkomst te beëindigen en dat Vof c.s. niet tijdig had ontruimd. Ketel had het recht om de winkelruimte te ontruimen en de sloten te vervangen, wat niet onrechtmatig was. De vordering van Vof c.s. werd afgewezen, terwijl de reconventionele vordering van Ketel tot betaling van ontruimingskosten en gebruikskosten werd toegewezen.
De kantonrechter heeft Vof c.s. veroordeeld tot betaling van de proceskosten en de ontruimingskosten aan Ketel, en heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit vonnis benadrukt de noodzaak voor huurders om zich aan de voorwaarden van de huurovereenkomst te houden, inclusief het verkrijgen van de benodigde goedkeuring van de gemeente voor het huren van onroerend goed.