Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
BESCHIKKING ex artikel 1019w e.v. Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
[verzoekster]
1. [verweerster 1]
2. Goudse Schadeverzekeringen N.V.
De procedure
De feiten
huidige klachten” gesteld:
Er is bij perioden sprake van nekklachten (….). Wanneer de pijn aanwezig is, is ze ook sneller moe. (…) Soms is er sprake van bandvormige heftige hoofdpijn. (…) Depressieve klachten zijn niet meer aanwezig. (…) Ze ervaart veel spanning wanneer ze dingen moet gaan doen waar enige druk op zit. Dit leidt ook tot stress. (…)Wanneer ze moet tillen, waarbij het bij verder doorvragen gaat om gewichten van ongeveer 5 kg of meer, geeft ze aan dat dit leidt tot een toename van klachten in de nek en schouderbladregio, met name wanneer dit soort bewegingen vaker moeten worden herhaald.(…) Ook autorijden leidt tot moeheidsklachten. De problemen met het geheugen zijn er nog steeds.(…)
Door betrokkene ervaren beperkingen” het volgende gesteld:
“klinische diagnose”is het volgende vermeld:
In antwoord op vraag g (beperkingen):
Bij ontbreken van een neurologisch substraat kunnen conform de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Neurologie geen beperkingen worden aangegeven voor wat betreft het vakgebied van de neurologie. (..)
Ik acht de huidige toestand van betrokkene zodanig dat een beoordeling van de blijvende gevolgen van de het ongeval voor wat betreft het vakgebied van de neurologie mogelijk is. Ik verwacht in de toekomst geen relevante veranderingen.
Antwoord 1: uit het neuropsychologisch onderzoek komen geen aanwijzingen naar voren van cognitieve stoornissen.
Geconcludeerd kan worden dat de klachten die betrokkene in de anamnese naar voren brengt zeer goed te verklaren zijn vanuit een disbalans in het emotioneel functioneren waarbij angst en depressieve gevoelens op de voorgrond staan. Er zijn geen aanwijzingen voor cerebrale stoornissen. Haar pijncoping wordt gekenmerkt door catastroferen, dat betekent dat zij bij pijn in zeer hoge mate catastrofale pijngedachten heeft die de pijn versterken en/of in stand houden. Catastroferen kan worden verklaard uit angst. (…)
Het verzoek
Het verweer
De beoordeling
In de eerste plaats dient te worden beoordeeld of het verzoek kan worden behandeld in een deelgeschilprocedure zoals bedoeld in artikel 1019w-1019cc Rv.
De rechtbank is van oordeel dat deze vraag bevestigend dient te worden beantwoord. Een deelgeschil dient de buitengerechtelijke onderhandelingen te bevorderen (artikel 1019w Rv). Om te kunnen toetsen of de verzochte beslissing voldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst dient de investering in tijd, geld en moeite te worden afgewogen tegen het belang van de vordering en de bijdrage die de beslissing aan de totstandkoming van een minnelijke regeling kan leveren (Kamerstukken II, 2007-2008, 31518, nr. 3, p. 18).
[verweersters] heeft in de eerste plaats het bestaan van de klachten betwist. Op dat punt wordt het volgende overwogen.
In het rapport van [neuroloog] worden - samengevat - de volgende klachten van [verzoekster] genoemd:
- Hoofdpijn
- Vermoeidheid
- Pijn aan schouders en nek bij tillen van 5 kilogram of meer
- Geheugen- en concentratieproblemen
- Stress bij activiteiten onder druk
[verweersters] is niet verschenen in de procedure tot benoeming van een voorlopig deskundige en zij heeft ook nadat door de rechter twee deskundigen waren benoemd, elke vorm van betrokkenheid bij het verdere verloop van de deskundigenonderzoeken geweigerd. Uit de als productie 12 bij dagvaarding overgelegde correspondentie blijkt dat de gemachtigde van [verweersters] het concept rapport van [neuroloog] , dat aan hem was toegezonden voor commentaar, heeft geretourneerd en de brief van de gemachtigde van [verzoekster] met inhoudelijke opmerkingen heeft “vernietigd”. [verweersters] stelt (verweerschrift onder 14) dat deze houding verklaard kan worden uit het feit dat haar eigen medisch adviseur geen aanleiding zag tot een neurologische en neuropsychologische expertise. De rechtbank kan [verweersters] niet volgen in deze redenering. Immers, in dat geval had [verweersters] juist wél verweer moeten voeren en de argumenten van haar medisch adviseur kunnen inbrengen tegen de door [verzoekster] gewenste benoemingen van deskundigen. Nu zij ervoor heeft gekozen om dat niet te doen, is de benoeming een feit en had het op de weg van [verweersters] gelegen om aan deze expertise haar medewerking te verlenen. [verweersters] heeft dat niet gedaan, maar de rapporten van [neuroloog] en [neuropsycholoog] aan haar eigen medisch adviseur voorgelegd die op 19 januari 2016 heeft gereageerd op de rapporten van [neuroloog] en [neuropsycholoog] . Nu de medisch adviseur van [verweersters] geen onafhankelijk deskundige is en voorts de bevindingen van de medisch adviseur niet (meer) voorgelegd kunnen worden aan [neuroloog] en [neuropsycholoog] , gaat de rechtbank aan de rapportage van de medisch adviseur van [verweersters] voorbij.
De rechtbank stelt voorop dat de onder 5 genoemde beperkingen passen op de constateringen van [neuroloog] en [neuropsycholoog] . Verder is van belang dat deze beperkingen niet of onvoldoende zijn betwist door [verweersters] . [verweersters] heeft weliswaar bij verweerschrift gesteld dat zij alleen het aan de beslissing op bezwaar ten grondslag liggende arbeidsdeskundig rapport had ontvangen, maar uit de brief van de gemachtigde van [verzoekster] van 3 december 2013 blijkt dat ook de verzekeringsgeneeskundige rapportage is toegezonden. De inhoud van de FML wordt in de betreffende brief weergegeven, en is door [verweersters] niet specifiek betwist. [verweersters] heeft gewezen op de Rapportage arbeidsdeskundig onderzoek van 6 juni 2013, opgesteld door Radar (arbeidsdeskundig bureau) en een verslag van medisch adviseur [medisch adviseur] van 21 augustus 2013. Uit beide rapportages blijkt een afname van klachten en een toename van functionele belastbaarheid, aldus [verweersters] . Wat hiervan zij, de FML van 31 oktober 2013 geeft de laatst bekende stand van zaken weer en is inhoudelijk niet betwist. Bovendien geldt ook hiervoor dat [verweersters] door niet mee te werken aan het deskundigenbericht, zichzelf de kans heeft ontnomen om eventuele vragen aangaande de belastbaarheid en de beperkingen van [verzoekster] , aan de door de rechtbank benoemde deskundigen voor te leggen.
Patiënten melden vaak dat hun klachten een wisselend beloop hebben (…).
De Hoge Raad hanteert ook een ruimhartige toerekening op grond van de plausibiliteitstoets. In dit licht acht de rechtbank het aannemelijk dat de hiervoor genoemde klachten en beperkingen van [verzoekster] in oorzakelijk verband staan met het haar op 7 juli 2011 overkomen ongeval; de gezondheidsklachten waren voor het ongeval nog niet aanwezig, deze klachten kunnen door het ongeval veroorzaakt worden en een alternatieve verklaring voor de klachten ontbreekt. De volgende feiten en omstandigheden zijn daartoe redengevend.
[verzoekster] heeft onweersproken gesteld dat zij voorafgaand aan het ongeval (erg) sportief was: zij deed aan hockey, paardrijden en diverse buitensporten zoals kanoën, klimmen en mountainbiken. Op het moment dat haar het ongeval overkwam, was zij werkzaam als buitensportinstructrice. [verzoekster] heeft de basisschool doorlopen en daarna een opleiding MBO toerisme en recreatie gevolgd en in de jaren 2008 en 2009 heeft zij diverse baantjes gehad als telefoniste/receptioniste. Zij functioneerde kortom op een normaal niveau en ze was in staat tot loonvormende arbeid en diverse sporten. Na het ongeval heeft zij geen loonvormende arbeid meer verricht en niet meer gesport.
de klachten die betrokkene in de anamnese naar voren brengt zeer goed te verklaren zijn vanuit een disbalans in het emotioneel functioneren waarbij angst en depressieve gevoelens op de voorgrond staan. (…)Haar pijncoping wordt gekenmerkt door catastroferen, dat betekent dat zij bij pijn in zeer hoge mate catastrofale pijngedachten heeft die de pijn versterken en/of in stand houden. Catastroferen kan worden verklaard uit angst.”
De beslissing
A.M. Koolen-Zwijnenburg, kantonrechters, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.