ECLI:NL:RBNHO:2016:4602

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 juni 2016
Publicatiedatum
3 juni 2016
Zaaknummer
C/15/240866 / KG ZA 16-209
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over exploitatie horeca in nieuwbouw ziekenhuis en beëindiging huurovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 3 juni 2016 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Vermaat Winkels/Restaurants Holding B.V. (eiseres) en Stichting Zaans Medisch Centrum (gedaagde). De zaak betreft een geschil over de exploitatie van horeca in de nieuwbouw van het Zaans Medisch Centrum en de beëindiging van een huurovereenkomst. Vermaat, die verantwoordelijk is voor de horeca-exploitatie in het huidige ziekenhuis, vorderde dat ZMC zou worden verplicht om de in de periode november 2015 tot januari 2016 bereikte overeenstemming over de exploitatie van een bezoekersrestaurant en personeelsvoorziening in de nieuwbouw na te komen. ZMC had echter de samenwerking met Vermaat beëindigd en onderhandelingen met een derde partij gestart. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen overeenstemming was bereikt over de exploitatie en dat ZMC niet verplicht was om de onderhandelingen met Vermaat te hervatten. De vorderingen van Vermaat werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke overeenkomsten en de gevolgen van wanprestatie in commerciële relaties.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling privaatrecht
Sectie Handel & Insolventie
zaaknummer / rolnummer: C/15/240866 / KG ZA 16-209
Vonnis in kort geding van 3 juni 2016
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VERMAAT WINKELS/RESTAURANTS HOLDING B.V.,
gevestigd te IJsselstein,
eiseres,
advocaat mr. A.J. de Gier te Utrecht,
tegen
de stichting
STICHTING ZAANS MEDISCHE CENTRUM,
gevestigd te Zaanstad,
gedaagde,
advocaat mr. J.A. Bal te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Vermaat en ZMC genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 30
  • de brieven van mr. De Gier d.d. 19 mei 2016 met producties 31 tot en met 61
  • de brief van mr. Bal d.d. 17 mei 2016 met 17 producties
  • de brief van mr. Bal d.d. 18 mei 2016 met 1 productie
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van Vermaat
  • de pleitnota van ZMC.
1.2.
Ter zitting waren aanwezig:
  • [A.], algemeen directeur van Vermaat, bijgestaan door mr. De Gier voornoemd
  • [B.], directeur bedrijfsmanagement van Vermaat
  • [C.], businessmanager van de unit ziekenhuis van Vermaat
  • [D.], directeur bedrijfsvoering van ZMC, bijgestaan door mr. Bal voornoemd
  • [E.], manager facilitaire zaken van ZMC
  • Mr. J. Bakker, kantoorgenoot van mr. Bal.
Na sluiting van de mondelinge behandeling is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
Vermaat is een onderneming die restauratieve voorzieningen verzorgt in ziekenhuizen. ZMC is een algemeen ziekenhuis te Zaanstad. ZMC is doende om naast haar huidige gebouw vervangende nieuwbouw te realiseren. De planning is dat ZMC eind 2016 het nieuwe gebouw betrekt.
2.2.
Op 24 december 2007 hebben partijen een huurovereenkomst (hierna: de huurovereenkomst) gesloten met betrekking tot circa 130 m2 in de centrale hal van het ziekenhuis waar Vermaat horeca-, retail-, kantoor- en magazijnruimte heeft ingericht ten behoeve van de exploitatie van een bezoekersrestaurant en een cadeau- en bloemenwinkel.
2.3.
De overeenkomst betrof een huurovereenkomst bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW. In artikel 3.1 van de huurovereenkomst is bepaald dat de overeenkomst werd aangegaan voor een periode van vier jaar, ingaande op de datum van ingebruikname. Voorts werd in artikel 3.3 overeengekomen dat de overeenkomst niet stilzwijgend zou worden verlengd en dat partijen uiterlijk 6 maanden voor het verstrijken van de huurperiode in overleg zouden treden omtrent voortzetting van de overeenkomst. Vermaat heeft de ruimte per 11 maart 2008 in gebruik genomen.
2.4.
Vermaat nam de exploitatie over van een derde. Hierbij was sprake van overgang van onderneming in de zin van artikel 7:663 BW, waarbij Vermaat het personeel van het bezoekersrestaurant van ZMC heeft overgenomen.
2.5.
Bij brief van 28 februari 2011 heeft ZMC Vermaat verzocht een voorstel te doen voor verlenging van de huurovereenkomst tot aan de nieuwbouw c.q. sloop van de huidige locatie. Voorts werd Vermaat bij die brief uitgenodigd een voorstel te doen in het kader van de ontwikkeling van een concept op het gebied van hospitality, eten en drinken, retailvoorziening en maaltijdvoorziening voor de nieuwbouw.
2.6.
Op 10 oktober 2011 hebben partijen een addendum bij de huurovereenkomst ondertekend. In het addendum is onder meer vermeld dat de huurprijs voor de periode tot aan de volledige realisatie van de nieuwbouw, naar verwachting in 2015, jaarlijks zou worden geïndexeerd en dat alle bepalingen van de huurovereenkomst onverkort van toepassing blijven.
2.7.
In 2013 heeft ZMC een aanbesteding uitgeschreven voor de exploitatie van haar personeelsrestaurant, vergaderservices en banqueting activiteiten. Vermaat heeft aan de aanbesteding deelgenomen en de opdracht is aan haar gegund. Partijen hebben op 20 december 2013 een overeenkomst (hierna: de inkoopovereenkomst) gesloten, waarna Vermaat de exploitatie van het personeelsrestaurant op zich heeft genomen.
2.8.
De inkoopovereenkomst bevat onder meer de volgende bepalingen.
4.1
Deze overeenkomst is aangegaan voor een verwachte duur van ca. drie jaar, ingaande op 1 januari 2014 en lopende tot aan de sluiting van het huidige personeelsrestaurant omwille van de overgang naar de nieuwbouw van het Zaans Medisch Centrum. Het ZMC zal leverancier uiterlijk 6 maanden voor overgang naar nieuwbouw hiervan op de hoogte brengen. (…)
4.2
Partijen komen overeen de onderhavige samenwerking na afloop van deze overeenkomst in de nieuwbouw van het Zaans Medisch Centrum voort te zetten, e.e.a. onder de voorwaarde dat leverancier overeenstemming bereikt met de eigenaar c.q. beheerder van het vastgoed van de nieuwbouw inzake de benodigde huisvesting.
2.9.
Ook ten aanzien van het personeelsrestaurant was sprake van overgang van onderneming. Vijf personeelsleden van ZMC kwamen in dienst van Vermaat, waarbij op hun arbeidsovereenkomsten de CAO Ziekenhuizen van toepassing was en zou blijven. De CAO-lonen van deze medewerkers zijn aanzienlijk hoger dan die van de andere medewerkers van Vermaat, die onder de horeca-CAO vallen. In verband met de hogere loonkosten van het overgenomen personeel en omdat een personeelsrestaurant in het algemeen niet snel winstgevend te exploiteren is, kwamen partijen voorts overeen dat Vermaat bij ZMC een jaarlijkse suppletie in rekening zou brengen van € 42.000,00.
2.10.
Bij het aangaan van de inkoopovereenkomst hebben partijen tevens een “Protocol van overgang van Personeel Personeelsrestaurant Zaans Medisch Centrum” (hierna: het protocol) ondertekend. In het voorwoord van het protocol is vermeld dat partijen met het oog op de nieuwbouw een samenwerkingsovereenkomst zijn aangegaan tot aan het in gebruik nemen van het nieuwe ziekenhuis, wat destijds in oktober 2016 werd voorzien.
In het protocol is onder meer bepaald dat indien de samenwerkingsovereenkomst tussen Vermaat en ZMC (voortijdig) eindigt en het ZMC een derde partij contracteert voor het uitvoeren van de werkzaamheden ZMC met die derde zal overeenkomen dat die het betrokken personeel met behoud van rechtspositie zal overnemen.
2.11.
In 2014 is een begin gemaakt met de nieuwbouw. Voor de entree van het nieuwe ziekenhuis wordt een zogenaamde “zorgboulevard” gecreëerd. Dat is een winkelstraat met onder meer een bakker, een boekenwinkel, een kapsalon en een AH XL. In de zorgboulevard is ook voorzien in een restaurant, bestemd voor bezoekers van het ziekenhuis en (overige) bezoekers van de zorgboulevard. Het vastgoed waar de zorgboulevard wordt gerealiseerd is eigendom van VORM/Multi Vastgoed die als verhuurder optreedt.
2.12.
Kort na het sluiten van de inkoopovereenkomst heeft ZMC kenbaar gemaakt dat er in de zorgboulevard geen personeelsrestaurant zou komen, maar slechts een personeelsvoorziening, een ruimte waar personeelsleden hun zelf meegebrachte lunch kunnen gebruiken en waar ook banqueting activiteiten kunnen plaatsvinden.
2.13.
Vervolgens hebben VORM/Multi Vastgoed, ZMC en Vermaat onderhandeld over de mogelijkheden om in de nieuwbouw horeca units te exploiteren, waarbij het vooral ging om het aantal te huren meters, de hoogte van de huur en een door ZMC aan Vermaat te betalen tegemoetkoming in de exploitatiekosten. De betrokken partijen zijn het daarover niet eens geworden.
2.14.
Bij brief van 23 juni 2015 heeft [F.], destijds lid van de Raad van Bestuur van ZMC, Vermaat onder meer als volgt bericht
(…) De samenwerking tussen het ZMC en Vermaat verloopt uiterst moeizaam. Er zijn wezenlijke verschillen van inzicht over de huidige dienstverlening van Vermaat aan het ZMC. En na maanden van
pogingen om met elkaar een visie te ontwikkelen over de samenwerking in de Nieuwbouw van het
ZMC, hebben wij daarin nog geen stap kunnen zetten.
Het ZMC heeft geen vertrouwen meer dat Vermaat in staat is om tot een conceptontwikkeling, -
uitwerking en verdienmodel te komen die aansluiten bij de toekomstverwachting en -behoefte van het
ZMC.
Dit vormt reden voor het ZMC om de samenwerking met Vermaat niet voort te zetten, nadat de dienstverlening in het huidige ziekenhuis (‘Oudbouw') zal zijn beëindigd.
Voor de goede orde zeggen wij daarom thans de inkoopovereenkomst tussen het ZMC en Vermaat
betreffende het personeelsrestaurant, de vergaderservice en banqueting van 18-12-2013 op per
datum waarop het personeelsrestaurant in de Oudbouw wordt gesloten. Naar verwachting is dat op 26 december 2016.
De huurovereenkomst tussen ZMC en Vermaat betreffende de huur voor de winkel & horeca in de hal van het ziekenhuis, getekend d.d. 24-12-2007 (gewijzigd door het addendum getekend d.d. 10-10-
2011) wordt opgezegd per de contractuele einddatum, zijnde 11 maart 2016. Het ZMC is bereid om de huurovereenkomst tot aan de sluiting van de Oudbouw voort te zetten. Indien Vermaat dit ook wenst, dan verzoek ik u om dit binnen twee weken na dagtekening van deze brief te laten weten, zodat wij deze verlenging schriftelijk kunnen vastleggen. (…)
2.15.
Bij brief van 17 augustus 2015 heeft Vermaat daarop als volgt gereageerd.
(…) de bestaande afspraken laten geen ruimte voor uw opzegging. Er wordt gewerkt op basis van ‘huur middenstandsbedrijfsruimte’. Dat systeem kent bescherming van huurders, wat inhoudt dat de contracttermijn niet binnen tien jaar kan eindigen (dus niet eerder dan 28 maart 2018 en misschien wel 2022).
Daarnaast is in de overeenkomst uit 2012 ook nog bevestigd dat samenwerking in de nieuwbouw wordt voortgezet (artikel 4). Opzegging is daarmee niet verenigbaar.
De opzegging is ook in strijd met de eind 2014 tot heden gevoerde onderhandelingen en gemaakte afspraken. Er zijn afspraken gemaakt over continuering van de huur en de exploitaties, met inbegrip van de door andere opzet van het personeelsrestaurant/personeelsvoorziening. Tenminste is een fase is bereikt dat wij ervan mochten uitgaan dat overeenstemming zou worden bereikt.
Het enige punt dat mogelijk nog speelt zijn de eerder genoemde - door de koerswijziging (contractschending) van het ZMC veroorzaakte - kosten van afvloeiing van het personeel van het personeelsrestaurant. Wat Vermaat betreft is dat een afzonderlijk punt, dat apart kan worden afgehandeld, zonodig via een mediator of een arbiter. (…)
2.16.
Bij e-mail van 26 november 2015 heeft [D.], directeur bedrijfsvoering van ZMC (hierna: [D.]) Vermaat onder meer als volgt bericht.
“(…) We hebben recent een (vervolg)gesprek gehad over de impasse die ontstaan is in de relatie Vermaat/ZMC en de afwikkeling van de overeenkomsten.
Ik heb naar je aangegeven dat nadat de onderhandelingen over de voortzetting van de relatie, overeen te komen in nieuwe overeenkomsten, tussen ZMC en Vermaat voor de zomer 2015 gestaakt zijn, wij genoodzaakt waren om nieuwe contractpartners te zoeken. Deze zijn gevonden en hiermee bestaat inmiddels inhoudelijk overeenstemming. (…)
Desalniettemin heb ik naar jou aangegeven dat ik een allerlaatste inspanning wil doen om te bezien of het inderdaad zo is, zoals jij aangaf, dat er eigenlijk geen verschilpunten meer bestaan cq bestonden. Hierbij de randvoorwaarden die meegegeven zijn met betrekking tot de huur van het bezoekersrestaurant en de personeelsvoorziening in de zorgboulevard. (…)
Zowel de personeelsvoorziening als de horeca zijn volledig voor rekening en risico van de huurder.
Alle exploitatiekosten in de zorgboulevard voor rekening exploitant, geen bijdrage ZMC. Voor de koffiecorner (barista) in de centrale hal van het ziekenhuis wordt geen huur berekend. (…)
Alle personeel volgt de arbeid > het huidige personeel in de personeelsvoorziening en in de huidige horeca moeten worden overgenomen/aangehouden door de horeca exploitant in de nieuwbouw. Er wordt geen enkele vergoeding voor personeel door ZMC betaald. (…)
Graag verneem ik van jou of Vermaat zich onverkort aan bovenstaande wil confirmeren. (…)”
2.17.
Op 16 december hebben partijen de in de e-mail van [D.] van 26 november 2015 vermelde voorwaarden besproken. Bij die gelegenheid heeft [G.], lid van de Raad van Bestuur van ZMC, aangeboden een vergoeding voor (de kosten verband houdende met) het (overgenomen) personeel te betalen van € 200.000,00. Vermaat heeft vervolgens een tegenvoorstel gedaan. Dat voorstel is door ZMC afgewezen.
2.18.
Op 27 januari 2016 heeft Vermaat ZMC mondeling kenbaar gemaakt dat zij het bod van € 200.000,00 alsnog wilde aanvaarden. ZMC heeft Vermaat daarop laten weten dat haar voorstel niet meer gold en dat zij niet verder met Vermaat wenste te onderhandelen.
2.19.
ZMC heeft op 22 februari 2016 bij de sectie kanton van deze rechtbank een verzoekschrift ex artikel 7:291 lid 3 BW ingediend dat ertoe strekt dat de kantonrechter goedkeuring verleent aan de van artikel 7:292 BW afwijkende bedingen in de huurovereenkomst.

3.Het geschil

3.1.
Vermaat vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad
3.1.1.
primair
a. ZMC zal bevelen uitvoering te geven aan de in de periode november 2015 januari 2016 bereikte overeenstemming over de exploitatie van een bezoekersrestaurant, espressobar en personeelsvoorziening in de nieuwbouw van het ziekenhuis, bestaande uit de afspraken zoals verwoord in de e-mail van [D.] d.d. 26 november 2015, met uitzondering van hetgeen daarin is vermeld met betrekking tot de oud ZMC-medewerkers, daarmee een aanvang te maken en dat voortvarend te continueren binnen twee dagen na betekening van het ten deze te wijzen vonnis, op straffe van verbeurte van een direct opeisbare dwangsom van € 75.000 indien ZMC aan het vonnis geheel of gedeeltelijk geen gevolg geeft, vermeerderd met € 5.000 voor iedere dag dat die situatie voortduurt,
b. ZMC zal veroordelen om voorafgaand aan de exploitatie in de nieuwbouw de overeenkomsten van 24 december 2007, 10 oktober 2011 en 20 december 2013 onverkort na te komen, in hoofdzaak bestaande uit het medewerken aan ongestoorde voortzetting van de exploitatie van het bezoekersrestaurant, de coffeecorner en het personeelsrestaurant door Vermaat tot aan de verhuizing van het ziekenhuis,
c. ZMC zal verplichten om geen uitvoering te geven aan (de rechten die ze mogelijk verwerft op grond van) de beschikking op grond van het ingediende verzoekschrift ex artikel 7:291 BW, in het bijzonder niet een eventueel recht om de overeenkomst(en) daadwerkelijk te beëindigen en Vermaat te dwingen tot ontruiming, eveneens op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 75.000 indien ZMC aan het vonnis geheel of gedeeltelijk geen gevolg geeft, vermeerderd met € 2.500 voor iedere dag dat die situatie voortduurt,
d. ZMC zal veroordelen in de kosten van dit geding,
3.1.2.
subsidiair
a. ZMC zal bevelen om de in de e-mail van [D.] d.d. 26 november 2015 omschreven en in januari 2016 door haar afgebroken onderhandelingen te hervatten en in snel tempo voort te zetten, met de constructieve intentie om tot overeenstemming te komen, strekkende tot exploitatie van een bezoekersrestaurant, espressobar en personeelsvoorziening in de nieuwbouw van het ziekenhuis, op basis van of in lijn met de essentialia zoals weergegeven in genoemde e-mail van [D.], behoudens ten aanzien van de oud ZMC-medewerkers, althans in lijn met de aldus uitgesproken intenties en bereidheid, zodanig dat de onderhandelingen alsnog succesvol worden afgerond, met bepaling dat ZMC gedurende die onderhandelingen niet met andere partijen mag onderhandelen of overeenstemming mag bereiken omtrent de bedoelde exploitaties, alles op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 75.000 indien ZMC aan het vonnis geheel of gedeeltelijk geen gevolg geeft, vermeerderd met € 2.500 voor iedere dag dat die situatie voortduurt,
b. ZMC zal veroordelen om voorafgaand aan de exploitatie in de nieuwbouw de overeenkomsten van 24 december 2007, 10 oktober 2011 en 20 december 2013 onverkort na te komen, in hoofdzaak bestaande uit het medewerken aan ongestoorde voortzetting van de exploitatie van het bezoekersrestaurant, de coffeecorner en het personeelsrestaurant door Vermaat tot aan de verhuizing van het ziekenhuis,
c. ZMC zal verplichten om geen uitvoering te geven aan (de rechten die ze mogelijk verwerft op grond van) de beschikking op grond van het ingediende verzoekschrift ex artikel 7:291 BW, in het bijzonder niet een eventueel recht om de overeenkomst(en) daadwerkelijk te beëindigen en Vermaat te dwingen tot ontruiming, eveneens op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 75.000 indien ZMC aan het vonnis geheel of gedeeltelijk geen gevolg geeft, vermeerderd met € 2.500 voor iedere dag dat die situatie voortduurt,
d. ZMC zal veroordelen in de kosten van dit geding,
3.1.3.
meer subsidiair
a. ZMC zal veroordelen om de overeenkomsten van 24 december 2007, 10 oktober 2011 en 20 december 2013 onverkort na te komen, in hoofdzaak bestaande uit het medewerken aan ongestoorde voortzetting van de exploitatie van het bezoekersrestaurant, de coffee corner en het personeelsrestaurant door Vermaat tot aan de verhuizing van het ziekenhuis, alsmede daarna ook in de nieuwbouw totdat de betreffende overeenkomsten rechtsgeldig zullen zijn beëindigd, alles op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 75.000 indien het ziekenhuis aan het vonnis geheel of gedeeltelijk geen gevolg geeft, vermeerderd met € 2.500 voor iedere dag dat die situatie voortduurt,
b. ZMC zal verplichten om geen uitvoering te geven aan (de rechten die ze mogelijk verwerft op grond van) de beschikking op grond van het ingediende verzoekschrift ex artikel 7:291 BW, in het bijzonder niet een eventueel recht om de overeenkomst(en) daadwerkelijk te beëindigen en Vermaat te dwingen tot ontruiming, eveneens op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 75.000 indien ZMC aan het vonnis geheel of gedeeltelijk geen gevolg geeft, vermeerderd met € 2.500 voor iedere dag dat die situatie voortduurt,
c. ZMC zal veroordelen in de kosten van dit geding.
3.2.
Vermaat legt aan haar vorderingen ten grondslag dat ZMC wanprestatie pleegt althans onrechtmatig jegens haar handelt door voor de exploitatie van de horeca in de nieuwbouw niet (langer) met Vermaat in zee te gaan. Volgens Vermaat vloeit uit de overeenkomsten en afspraken van partijen voort dat zij ook in de nieuwbouw de horecapartner van ZMC zal zijn en daar gedurende tenminste 15 jaar de exploitaties kan continueren, althans dat de onderhandelingen van partijen daarover eind 2015/begin 2016 in een zo vergevorderd stadium zijn gekomen dat het ZMC niet meer vrij stond die onderhandelingen af te breken. Meer toespitst op de diverse vorderingen begrijpt de voorzieningenrechter de stellingen van Vermaat als volgt.
3.3.
Primair (vordering 3.1.1 sub a) stelt Vermaat dat partijen bij hun onderhandelingen in de periode november 2015 tot januari 2016 de overeenkomst van 2013 in verband met de gewijzigde opstelling van ZMC met betrekking tot een personeelsrestaurant in 2015 hebben aangepast en aldus overeenstemming hebben bereikt over de exploitatie van een bezoekersrestaurant, een espressobar en een personeelsvoorziening in de nieuwbouw. Vermaat verwijst ter onderbouwing hiervan naar de e-mail van [D.] van 26 november 2015 waarin de voorwaarden worden vermeld waaronder ZMC bereid was met Vermaat een overeenkomst aan te gaan over de horecaexploitatie in de nieuwbouw. Volgens Vermaat waren partijen het over alle door [D.] genoemde onderwerpen eens en restte er slechts één geschilpunt dat met de horecaexploitatie in wezen niets van doen had, namelijk de extra kosten van oud ZMC-medewerkers. Deze kosten beschouwt Vermaat als de schade die zij lijdt door de gewijzigde opstelling van ZMC (door Vermaat gekwalificeerd als 'contractbreuk'), waarbij ZMC de lasten van haar 'dure, overtollige medewerkers' bij Vermaat heeft neergelegd. Vermaat begroot de meerkosten ten gevolge van hogere salarissen, uitgaande van een voortgezette exploitatie van 10 tot 15 jaar op € 800.000,00 tot € 1.200.000,00 en daar komen de (hogere) afvloeiingskosten nog bij, aldus Vermaat. Op 16 december 2015 heeft ZMC Vermaat daarvoor (uiteindelijk) een compensatie van € 200.000,00 aangeboden. Vermaat heeft dat aanbod op 27 januari 2016 aanvaard. Zij stelt dat daarmee tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen die ZMC dient na te komen.
3.4.
Subsidiair (vordering 3.1.2 sub a) stelt Vermaat dat partijen in de loop van de onderhandeling van november 2015/begin 2016 in zodanig relatie tot elkaar zijn komen te staan dat bij haar het gerechtvaardigd vertrouwen is ontstaan dat een overeenkomst tot stand zou komen. Het stond ZMC daardoor niet meer vrij die onderhandelingen af te breken. ZMC is daarom volgens Vermaat gehouden de onderhandelingen met haar te hervatten.
3.5.
Meer subsidiair (vorderingen 3.1.3 sub a, 3.1.1 sub b en 3.1.2 sub b) stelt Vermaat dat uit de bestaande huurovereenkomst, inkoopovereenkomst en uit de wettelijke huurbescherming voortvloeit dat die overeenkomsten niet eindigen bij de verhuizing. Zij stelt dat zij gerechtigd is de huidige exploitaties te continueren in de bestaande locaties en vervolgens in de nieuwbouw, totdat de desbetreffende overeenkomsten rechtsgeldig zullen zijn geëindigd. De omstandigheid dat de restaurants worden verplaatst doet volgens Vermaat niet af aan haar rechten uit de overeenkomsten en de afspraken.
3.6.
Ten slotte (vorderingen 3.1.1 sub c, 3.1.2 sub c en 3.1.3 sub b) stelt Vermaat dat denkbaar is dat de kantonrechter slechts zal oordelen over de van de wet afwijkende bedingen in de huurovereenkomst en niet over de andere aanspraken die Vermaat in de loop der tijd jegens ZMC heeft gekregen. Dan kan Vermaat worden geconfronteerd met een uitspraak die geen recht doet aan de volledige situatie. Als de beslissing van de kantonrechter tot ontruiming zou leiden, zou Vermaat schade lijden. Ter voorkoming daarvan stelt Vermaat de onderhavige vordering in.
3.7.
ZMC voert verweer en betwist in de eerste plaats dat partijen eind 2015/ begin 2016 overeenstemming hebben bereikt over de exploitatie van de horeca in de zorgboulevard door Vermaat. ZMC voert aan dat zij, nadat zij met een derde partij tot overeenstemming was gekomen, Vermaat nog een laatste kans heeft willen geven. In dat licht moet de e-mail van [D.] (2.16) en het aanbod van 16 december 2015 tot het betalen van een vergoeding van € 200.000,00 worden bezien. Vermaat heeft dat aanbod afgewezen en een tegenvoorstel gedaan van € 375.000,00. Anderhalve maand later heeft Vermaat het voorstel van ZMC alsnog willen aanvaarden, maar het voorstel was eenmalig en gold tot 23 december 2015. Aangezien Vermaat het voorstel niet binnen die termijn heeft aanvaard, is het vervallen, zodat geen overeenkomst tot stand is gekomen. ZMC betwist ook dat de kwestie van de vergoeding voor overgenomen personeel los staat van de horecaexploitatie en, zoals Vermaat voorstaat, eventueel op een later tijdstip kan worden afgehandeld. Volgens ZMC gaat het hier om een totaalpakket en kan er geen overeenstemming over de horecaexploitatie bestaan zonder overeenstemming over de vergoeding. ZMC weerspreekt de beschuldiging van Vermaat dat de inkoopovereenkomst door ZMC zou zijn gebruikt om op een makkelijke manier van haar personeel af te komen. ZMC heeft juist in de inkoopovereenkomst verankerd dat het personeel wordt overgedragen aan een opvolgend leverancier. Daarvoor heeft ZMC inmiddels in de met derden gemaakte afspraken over de exploitatie van de horeca in de nieuwbouw ook gezorgd. De belangen van Vermaat zijn daarmee gewaarborgd, aldus ZMC.
3.8.
Ten aanzien van de vordering 3.1.2 sub a betwist ZMC de door Vermaat gestelde gehoudenheid tot dooronderhandelen. ZMC voert aan dat zij niet heeft bijgedragen aan enig vertrouwen bij Vermaat dat een overeenkomst tot stand zou komen. In juni 2015 heeft zij de onderhandelingen afgebroken. Daarna is bezien of er alsnog een uitweg uit de impasse kon worden gevonden. ZMC heeft op 16 december 2015 duidelijk toegelicht dat het aanbod van € 200.000,00 een (aller)laatste en eenmalig bod was. Vermaat heeft dat bod welbewust afgewezen. Tegen die achtergrond kan Vermaat volgens ZMC niet volhouden dat zij het gerechtvaardigd vertrouwen had dat een overeenkomst tot stand zou komen.
3.9.
Wat betreft de vorderingen 3.1.3 sub a, 3.1.1 sub b en 3.1.2 sub b voert ZMC in de eerste plaats aan dat er, gelet op hetgeen zij onder 3.7 en 3.8 heeft aangevoerd, geen grond is om haar te verplichten de huurovereenkomst en inkoopovereenkomst voort te zetten na het gereedkomen van de nieuwbouw. De inkoopovereenkomst loopt blijkens artikel 4.1 totdat ZMC de oudbouw verlaat. Artikel 4.2 omvat slechts een intentie om de samenwerking daarna voort te zetten, hetgeen ook blijkt uit de aan die overeenkomst voorafgaande correspondentie tussen partijen. Er bestaat volgens ZMC geen verplichting om Vermaat te laten meeverhuizen. Voor zover genoemd artikel meer inhoudt dan een intentie is dit artikel onvoldoende concreet ten aanzien voorwaarden en termijnen om als basis van een voortgezette samenwerking te kunnen dienen. Daarbij komt dat de inkoopovereenkomst is aan te merken als overeenkomst van opdracht die te allen tijde opzegbaar is. Ten aanzien van de huurovereenkomst geldt, aldus ZMC, dat partijen zijn overeengekomen dat die eindigt per 11 maart 2016.
Daarbij komt, aldus ZMC, dat nakoming van deze vordering na het einde van de oudbouw feitelijk onmogelijk is. In het nieuwe ziekenhuisgebouw zijn een bezoekersrestaurant en personeelsrestaurant niet toegestaan op basis van het bestemmingsplan en afspraken met derden. Voor zover Vermaat met 'nieuwbouw' de zorgboulevard bedoelt, heeft zij niet onderbouwd dat de huur- en inkoopovereenkomst voor ZMC een verplichting bevatten om van een derde, in een gebouw dat niet haar eigendom is, ruimte aan te huren teneinde Vermaat te faciliteren beide overeenkomsten uit te dienen. Overigens is in de zorgboulevard een winkel annex bezoekersrestaurant van ca 130 m2 niet beschikbaar. De ontwikkelaar wil enkel een volledig professioneel restaurant met een functie voor het gehele winkelcentrum. Vermaat kan er geen aanspraak op maken dat zij op basis van de huidige huurovereenkomst een restaurant mag exploiteren met een veel groter winstpotentieel.
3.10.
Wat betreft de periode tot aan de verhuizing naar de nieuwbouw heeft Vermaat volgens ZMC geen belang bij de gevorderde voortzetting van de inkoopovereenkomst, nu die overeenkomst juist voor die periode is aangegaan. De huurovereenkomst is rechtsgeldig opgezegd tegen 11 maart 2016, waarbij ZMC ter zitting expliciet heeft verklaard dat zij niet voornemens is het bezoekersrestaurant voorafgaand aan de overgang naar de nieuwbouw te ontruimen.
3.11.
Met betrekking tot de vorderingen onder 3.1.1. sub c, 3.1.2. sub c en 3.1.3. sub b wijst ZMC erop dat toewijzing daarvan de uitspraak van de kantonrechter zou doorkruisen.
3.12.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Vooropgesteld moet worden dat het gevorderde alleen voor toewijzing vatbaar is als met voldoende mate van zekerheid kan worden aangenomen dat de bodemrechter het standpunt van Vermaat zal volgen. Bij de beoordeling of die situatie zich voordoet, geldt dat in het beperkte bestek van een kort geding geen plaats is voor uitgebreide bewijsvoering, zoals het horen van getuigen. De prognose van de beslissing van de bodemrechter dient dan ook te worden gemaakt aan de hand de thans voorhanden zijnde gedingstukken en het verhandelde ter zitting.
4.2.
Bij de beoordeling van de primaire stelling van Vermaat dat partijen in de loop van de onderhandelingen van november 2015 tot januari 2016 overeenstemming hebben bereikt over voortzetting door Vermaat van de exploitaties in de nieuwbouw, is van wezenlijk belang dat partijen daarover in 2014 en de eerste maanden van 2015 uitvoerig overleg hebben gevoerd dat niet tot resultaat heeft geleid, waarna ZMC Vermaat bij brief van 23 juni 2015 heeft laten weten de besprekingen niet te zullen voortzetten. Vermaat lijkt in haar stellingen over het hoofd te zien dat de verhoudingen tussen partijen daarna (geheel) anders zijn komen te liggen. ZMC is in overleg getreden met een derde partij en heeft daarmee overeenstemming bereikt. In het licht daarvan moet de e-mail van [D.] van 26 november 2015 worden gezien. Uit de bewoordingen van die e-mail blijkt ondubbelzinnig dat ZMC Vermaat de gelegenheid heeft geboden om de uitkomst van de onderhandelingen met de derde partij te matchen en dat zij zich onverkort aan de in de e-mail genoemde voorwaarden dient te conformeren, wil zij - als allerlaatste kans - alsnog in aanmerking komen om de exploitatie van het (bezoekers)restaurant en de personeelsvoorziening in de nieuwbouw op zich te nemen. Die voorwaarden houden in dat ZMC geen vergoeding in verband met personeelskosten zal betalen. Tijdens de bespreking op 16 december 2015 heeft Vermaat desondanks een vergoeding daarvoor geëist. ZMC heeft daarop een bod gedaan van € 200.000,00. Vast staat dat Vermaat dat bod tijdens die bespreking niet heeft geaccepteerd. Partijen verschillen in hun visie op het verdere verloop van de contacten over dit onderwerp. In ieder geval staat ook vast dat Vermaat ZMC ruim een maand later, op 27 januari 2016, heeft laten weten alsnog akkoord te gaan met het geboden bedrag en dat ZMC Vermaat daarop heeft gemeld dat het bod niet meer gold. Daarmee staat naar het voorshands oordeel van de voorzieningenrechter vast dat tussen partijen over de exploitatie van de horeca in de zorgboulevard geen overeenstemming is bereikt.
4.3.
Vermaat heeft nog gesteld dat de totstandkoming van de overeenkomst aangaande de exploitaties niet afhankelijk is van overeenstemming over de vergoeding in verband met personeelskosten. Volgens Vermaat staat de vergoeding los van de horecaexploitatie en kunnen partijen het onderwerp van de vergoeding op een later tijdstip uitonderhandelen. Voor ZMC vormt de vergoeding echter een wezenlijk onderdeel van de overeenkomst, dat zij niet boven de markt wilde laten hangen, hetgeen zij ook een en andermaal uitdrukkelijk aan Vermaat heeft kenbaar gemaakt. De voorzieningenrechter verwerpt de stelling van Vermaat dan ook.
4.4.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat tussen partijen geen overeenkomst over voortzetting van de exploitatie van het bezoekersrestaurant en de personeelsvoorziening door Vermaat, of, zoals Vermaat het stelt, aanpassing van de overeenkomst van 2013, tot stand is gekomen. De vordering onder 3.1.1 sub a is daarom niet voor toewijzing vatbaar.
4.5.
Voor het aannemen van een buitencontractuele verplichting tot dooronderhandelen is naar het oordeel van de voorzieningenrechter evenmin grond. Zoals hiervoor werd overwogen, heeft Vermaat uit de e-mail van [D.] van 26 november 2015 moeten begrijpen dat ZMC haar een laatste kans bood om alsnog tot overeenstemming te komen. Vermaat heeft in het daarop volgende gesprek de door ZMC aangeboden vergoeding van € 200.000,00 niet aanstonds aanvaard. Er zijn voorshands geen feiten of omstandigheden komen vast te staan waaraan Vermaat het gerechtvaardigde vertrouwen heeft mogen ontlenen dat desondanks nog een overeenkomst over voortzetting van de exploitatie tot stand zou komen. Vermaat heeft wellicht in de veronderstelling verkeerd dat dat nog tot de mogelijkheden behoorde, maar een gerechtvaardigd vertrouwen dat partijen het nog eens zouden worden is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet aan de orde. Dit betekent dat ook de vordering onder 3.1.2 sub a zal worden afgewezen.
4.6.
Vermaat maakt voorts aanspraak op onverkorte nakoming van de overeenkomsten van 24 december 2007, 10 oktober 2011 en 20 december 2013 in de huidige locatie van het ziekenhuis en voortzetting daarvan in de nieuwbouw.
4.7.
Voor wat betreft de periode tot de sluiting van het huidige personeelsrestaurant heeft Vermaat geen feiten of omstandigheden gesteld, laat staan aannemelijk gemaakt, op grond waarvan moet worden aangenomen dat ZMC niet aan haar verplichtingen uit de (tot sluiting van het huidige personeelsrestaurant lopende) inkoopovereenkomst zal voldoen.
De huurovereenkomst voor het bezoekersrestaurant is aanvankelijk aangegaan voor een periode van vier jaar en bij het addendum verlengd, waarbij partijen overeenkwamen dat de bepalingen van de oorspronkelijke overeenkomst op het addendum van toepassing waren. Dit impliceert naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter dat de huur liep tot 11 maart 2016. ZMC heeft de huurovereenkomst weliswaar opgezegd tegen die datum, maar het bezoekersrestaurant wordt ook thans nog steeds door Vermaat geëxploiteerd. Ter zitting heeft ZMC toegezegd het bezoekersrestaurant niet voorafgaand aan de verhuizing van het ziekenhuis te zullen ontruimen. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat zij die toezegging gestand zal doen.
Gelet op het voorgaande is er geen grond voor een veroordeling van ZMC tot nakoming van de bestaande overeenkomsten over de periode tot aan de verhuizing van het ziekenhuis.
4.8.
Voor wat betreft de periode na de verhuizing moet worden vooropgesteld dat in de nieuwbouw de horecafaciliteiten zijn gepland in de zorgboulevard, die wordt ontwikkeld door een derde, commerciële partij. In het nieuwe gebouw van het ziekenhuis is geen bezoekersrestaurant en/of personeelsrestaurant voorzien. Voor zover deze nieuwe feitelijke situatie al niet aan voortzetting van de bestaande overeenkomsten in de weg staat, geldt het volgende. Met betrekking tot de personeelsvoorziening kan aan Vermaat worden toegeven dat in de bewoordingen van artikel 4.2 van de inkoopovereenkomst een 'hardere' toezegging lijkt te zijn neergelegd dan alleen de intentie om de samenwerking in de nieuwbouw voort te zetten. ZMC heeft daar naar het oordeel van de voorzieningenrechter echter terecht tegenover gesteld dat, als al een verdergaande toezegging is gedaan (wat ZMC gemotiveerd betwist), de bewoordingen van genoemd artikel dermate vaag zijn dat daarmee een onvoldoende concrete basis bestaat voor toewijzing van het gevorderde. Dat partijen zijn overeengekomen dat de samenwerking met betrekking tot het personeelsrestaurant èn het bezoekersrestaurant na gereedkomen van de nieuwbouw op basis van de huidige (financiële) voorwaarden zal worden voortgezet voor een termijn van 15 jaar, zoals Vermaat stelt, volgt immers niet uit de tekst van dit artikel noch uit de voorhanden zijnde onderliggende stukken. Vermaat heeft haar stellingen op dit punt ook overigens niet met concrete feiten en omstandigheden onderbouwd, hetgeen wel op haar weg lag. Gelet op de wijziging van de plaats waar de horeca na de nieuwbouw is voorzien, de gewijzigde opzet daarvan en de omstandigheid dat ZMC niet langer als verhuurder zal optreden, ligt immers niet direct voor de hand dat de financiële kaders waarbinnen een voortzetting van de samenwerking zou plaatshebben, niet op relevante onderdelen aanpassing behoefde. De door Vermaat gestelde termijn van 15 jaar is door haar evenmin afdoende onderbouwd, terwijl zij voorts niet heeft gesteld (en dus ook niet onderbouwd) op welke grond door haar met ZMC gemaakte afspraken door de nieuwe ontwikkelaar/verhuurder van de zorgboulevard zouden moeten worden nagekomen.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft ZMC met het uitvoerige en langdurige onderhandelingstraject tussen partijen zoals dat heeft plaatsgevonden, voldoende invulling gegeven aan de door haar in artikel 4.2 aangegane verplichting.
4.9.
Hetgeen vorenstaande brengt met zich dat ook de vorderingen onder 3.1.3 sub a, 3.1.1 sub b en 3.1.2 sub b zullen worden afgewezen.
4.10.
De vorderingen onder 3.1.1 sub c, 3.1.2 sub c en 3.1.3 sub b ten slotte zullen bij gebreke van een deugdelijke onderbouwing eveneens worden afgewezen.
4.11.
Vermaat zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van ZMC worden begroot op:
- griffierecht € 619,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.435,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2.
veroordeelt Vermaat in de proceskosten, aan de zijde van ZMC tot op heden begroot op € 1.435,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Jochem en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 3 juni 2016. [1]
Tegen dit vonnis kan hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Amsterdam binnen vier weken na de dag van de uitspraak. Het beroep moet worden ingesteld door tussenkomst van een advocaat.
Als het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, heeft het vonnis al wel geldende werking zolang op het (eventuele) beroep niet is beslist.

Voetnoten

1.conc: 134