ECLI:NL:RBNHO:2016:5265

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 juli 2016
Publicatiedatum
28 juni 2016
Zaaknummer
C/15/212708 / HA ZA 14-160
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis in verdelingszaak met bindende eindbeslissing over eerdere stelling

In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, betreft het een tussenvonnis in een verdelingszaak. De rechtbank heeft op 29 juni 2016 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen twee partijen, aangeduid als eiser/verweerder en verweerder/eiser. De procedure is gestart naar aanleiding van een geschil over de verdeling van de nalatenschap van een erflater. De rechtbank heeft vastgesteld dat er eerder een bindende eindbeslissing is genomen over een stelling van eiser/verweerder, die in strijd met de goede procesorde opnieuw is ingediend. Dit heeft geleid tot de afwijzing van deze stelling door de rechtbank. De rechtbank heeft ook geoordeeld over de toelating van aanvullende producties die door verweerder/eiser zijn ingediend, ondanks dat deze te laat waren overgelegd. De vorderingen van beide partijen zijn besproken, waarbij eiser/verweerder vorderingen heeft ingediend met betrekking tot de verdeling van de nalatenschap, en verweerder/eiser heeft gereageerd met zijn eigen vorderingen in reconventie. De rechtbank heeft de zaak verwezen naar de rol voor verdere akten, waarbij partijen hun standpunten verder kunnen toelichten. De uitspraak benadrukt het belang van goede procesorde en de noodzaak om stellingen tijdig in te dienen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling privaatrecht
Sectie Handel & Insolventie
zaaknummer / rolnummer: C/15/212708 / HA ZA 14-160
Vonnis van 29 juni 2016
in de zaak van
[eiser/verweerder],
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. L.F. Jansen,
tegen
[veweerder/eiser],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. J.G. Burgers.
Partijen zullen hierna [eiser/verweerder] en [veweerder/eiser] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 9 september 2015
  • het proces-verbaal van het op 31 maart 2016 gehouden pleidooi en de daarin vermelde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in conventie en in reconventie

2.1.
Per faxbericht van 30 maart 2016 heeft [veweerder/eiser] overgelegd een akte aanvullende producties G23 tot en met G25. [eiser/verweerder] heeft bij het pleidooi bezwaar gemaakt tegen de overlegging van deze producties omdat deze producties zo laat, te weten één dag voor het pleidooi, zijn overgelegd en [eiser/verweerder] deze niet met zijn advocaat heeft kunnen bespreken.
De rechtbank stelt vast dat de producties niet binnen de in artikel 2.9 van het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de rechtbanken genoemde termijn van twee weken voor de dag van de zitting zijn overgelegd en dus in principe te laat zijn overgelegd. De producties betreffen overzichten van de inboedelgoederen, zoals die volgens [veweerder/eiser] door partijen zijn meegenomen uit de woning en een overzicht van de kosten die volgens [veweerder/eiser] tot 29 maart 2016 zijn gemaakt. De rechtbank oordeelt dat deze producties in het belang van de procedure zijn omdat deze zien op de nog te verdelen inboedel en de gemaakte kosten. Door toelating van de producties wordt [eiser/verweerder] niet in zijn belang geschaad, omdat hij zich daarover nog kan uitlaten bij de nog door hem te nemen akte met betrekking zoals hierna zal worden overwogen. De overlegging van de producties zal daarom worden toegelaten.
2.2.
Zowel [eiser/verweerder] als [veweerder/eiser] hebben na voormeld tussenvonnis bij akte en/of ter gelegenheid van het pleidooi hun vorderingen gewijzigd. De vorderingen luiden thans als volgt.
2.3.
[eiser/verweerder] vordert
in conventiedat de rechtbank de verdeling van de nalatenschap van erflater vaststelt, waarbij een lening van € 36.000,-- aan [veweerder/eiser] wordt toegerekend en dit bedrag in mindering strekt op zijn ([veweerder/eiser]) deel.
De vordering van [eiser/verweerder] om [veweerder/eiser] te veroordelen een aan ING gerichte instemmende verklaring af te geven dat aan [eiser/verweerder] duplicaten van bankafschriften van de bankrekening van erflater over 2007 mochten worden verstrekt, heeft [eiser/verweerder] ter zitting van het pleidooi laten vallen, zodat daarop niet meer behoeft te worden beslist.
2.4.
[veweerder/eiser] vordert
in reconventiein aanvulling op zijn oorspronkelijke vordering en afgezien van de punten waarop in het tussenvonnis van 9 september 2015 reeds is beslist c.q. de punten waarvan in voormeld tussenvonnis de tussen partijen daarover bereikte overeenstemming is neergelegd om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, ter verdeling van de nalatenschap van erflater, te bepalen
dat [eiser/verweerder] aan [veweerder/eiser] een bedrag van € 1.149,50 dient te betalen uit hoofde van overbedeling voor zaken die Herman uit de inboedel heeft meegenomen,
dat [eiser/verweerder] aan [veweerder/eiser] een bedrag van € 662,50 dient te betalen als compensatie van 50% van de waarde van de roerende zaken die [eiser/verweerder] uit de woning van erflater heeft meegenomen en die niet op de inboedel-/taxatielijst vermeld staan,
dat [eiser/verweerder] de helft van de foto’s/fotoboeken aan [veweerder/eiser] dient te verstrekken, zijnde alle foto’s waar [veweerder/eiser] en/of gezinsleden van [veweerder/eiser] op staan en de helft van de circa 400 foto’s waar voorouders van partijen op afgebeeld staan,
at [eiser/verweerder] op straffe van verbeurte van een dwangsom zal worden veroordeeld zijn medewerking te verlenen aan de verwijdering van de as van mevrouw [A.] (hierna: de tante) uit het graf van de ouders van partijen en dit graf in zijn originele staat te (laten) brengen,
n voor recht te verklaren dat, indien [eiser/verweerder] zijn medewerking weigert aan het doen opkopen en afvoeren van de resterende inboedel uit de woning van erflater, [eiser/verweerder] volledig aansprakelijk zal worden geacht voor de kosten van verhuizing en opslag van deze roerende zaken, zo lang deze opslag duurt.
2.5.
Partijen hebben de vorderingen in conventie en in reconventie over en weer betwist.
in conventie en in reconventie
2.6.
De vorderingen in conventie en in reconventie strekken beide grotendeels tot vaststelling door de rechtbank van de (wijze van) verdeling van de nalatenschap, en lenen zich daarom voor gezamenlijke behandeling. De vordering in reconventie sub d staat los van de verdeling en zal hierna apart worden behandeld.
De woning
2.7.
Partijen hebben ter gelegenheid van het pleidooi meegedeeld dat de woning aan derden verkocht is voor € 167.500,--, dat deze op 4 april 2016 zou worden geleverd aan de kopers en dat partijen overeenstemming hebben over de overwaarde van de woning. Die bedraagt circa € 117.650,-- en zal in depot worden gestort bij de notaris, welk depot bij helfte zal worden verdeeld nadat de rechtbank op de vorderingen van partijen ter zake de verdeling van de nalatenschap heeft beslist c.q. partijen daarover eventueel overeenstemming bereiken. De rechtbank is van oordeel dat het definitieve bedrag aan overwaarde dat in depot bij de notaris staat tussen partijen bij helfte dient te worden verdeeld bij de uiteindelijke verdeling.
Lening
2.8.
[eiser/verweerder] stelt opnieuw dat rekening moet worden gehouden met een lening van erflater aan [veweerder/eiser] en biedt aan daarvan bewijs te leveren. Volgens [eiser/verweerder] heeft [veweerder/eiser] belangrijke feiten verzwegen en heeft [eiser/verweerder] eerst na de comparitie van 31 maart 2015 de gelegenheid gehad om alle stukken door te nemen.
[veweerder/eiser] brengt daar tegen in dat [eiser/verweerder] zijn bewijsaanbod ten aanzien van de lening eerder heeft laten varen en dat hij daar niet op terug kan komen.
2.9.
In een eerdere fase van de procedure heeft [eiser/verweerder] gesteld dat bij de afwikkeling van de nalatenschap rekening moet worden gehouden met een door erflater aan [veweerder/eiser] verstrekte geldlening ad € 11.000,-. In het tussenvonnis van 9 september 2015 is daarover onder 4.2 het volgende overwogen: “
[eiser/verweerder] heeft zijn stelling dat bij de afwikkeling van de nalatenschap rekening moet worden gehouden met een door erflater aan [veweerder/eiser] verstrekte geldlening ad € 11.000,--, tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door [veweerder/eiser], niet nader onderbouwd. Nu ter comparitie namens [eiser/verweerder] voorts is verklaard dat wordt afgezien van een bewijsaanbod ter zake van het bestaan van deze lening, gaat de rechtbank ervan uit dat [eiser/verweerder] deze stelling niet handhaaft, zodat daarop niet behoeft te worden beslist”. Daarmee heeft de rechtbank zonder voorbehoud beslist dat bij de verdeling geen rekening behoeft te worden gehouden met de door [eiser/verweerder] gestelde lening, zodat sprake is van een bindende eindbeslissing. Door opnieuw dezelfde stelling in te nemen en te onderbouwen nadat de grenzen van de rechtsstrijd op dit punt in beginsel zijn afgebakend in de processtukken voorafgaand aan de comparitie en ter comparitie en de rechtbank daarover een bindende eindbeslissing heeft gegeven, terwijl [eiser/verweerder] deze onderbouwing bij zijn eerdere stellingname had kunnen en moeten aanvoeren en dit er mede toe strekt dat de rechtbank terug komt van haar bindende eindbeslissing, handelt [eiser/verweerder] in strijd met de eisen van een goede procesorde en met het daarin besloten liggende beginsel van concentratie van het processuele debat. De rechtbank gaat dan ook voorbij aan deze stelling van [eiser/verweerder].
De foto’s / fotoboeken
2.10.
[eiser/verweerder] heeft ter gelegenheid van de pleidooizitting aangeboden de foto’s die [veweerder/eiser] wenst dan wel in ieder geval een duplicaat daarvan aan hem te verstrekken. [eiser/verweerder] heeft [veweerder/eiser] aangeboden bij hem thuis te komen kijken welke foto’s hij wil hebben. De rechtbank gaat ervan uit dat [eiser/verweerder] dit aanbod gestand zal doen. [veweerder/eiser] heeft daarom geen belang meer bij toewijzing van zijn vordering tot afgifte van de foto’s, zodat deze vordering van [veweerder/eiser] in reconventie zal worden afgewezen.
De inboedel en de gevorderde verklaring voor recht ten aanzien van opslagkosten
2.11.
Vast staat dat elk van partijen een deel van de inboedel van erflater heeft meegenomen. Daarover zal hieronder worden geoordeeld. Ten aanzien van de resterende inboedel zijn partijen ter gelegenheid van het pleidooi het volgende overeengekomen. Het kastje en het wandkleed uit Peru dat zich nog in de woning bevinden zullen aan [eiser/verweerder] worden toebedeeld. Op vrijdag 1 april 2016 zou [veweerder/eiser] daartoe om 12.00 uur in de woning aanwezig zijn, zodat [eiser/verweerder] het kastje en het wandkleed kon ophalen, tezamen met de cd’s die voor een bedrag van € 1.000,-- op de taxatielijst staan vermeld. De cd’s zal [eiser/verweerder] dan met instemming van [veweerder/eiser] schenken aan een oom van partijen. Daarnaast zal het orgel worden geschonken aan de Josti-band. [veweerder/eiser] zal van de afgifte van het orgel bewijs aan [eiser/verweerder] geven.
2.12.
Ook zijn partijen overeengekomen dat het restant van de inboedel dat geen van beide partijen wilde hebben op 1 april 2016 door een opkoper zou worden opgehaald die daar € 400,- voor zou betalen. Dat bedrag komt beide partijen voor de helft toe.
De vordering van [veweerder/eiser] in reconventie sub d zal worden afgewezen bij gebrek aan belang, nu uit het voorgaande volgt dat [eiser/verweerder] meewerkt aan het doen opkopen en afvoeren van de resterende inboedel.
2.13.
Partijen hebben vervolgens verzocht de beslissing aan te houden ten aanzien van de vorderingen met betrekking tot de verdeling van de inboedel en de afrekening van de kosten en baten van de nalatenschap tot aan de leveringsdatum van de woning. De rechtbank heeft van partijen geen bericht ontvangen dat zij op die punten een regeling hebben getroffen, zodat, zoals reeds aangekondigd bij het pleidooi, de zaak zal worden verwezen naar de rol voor akte aan de zijde van [eiser/verweerder]. Daarbij wijst de rechtbank op het volgende. [eiser/verweerder] heeft als productie E53 een overzicht overgelegd van de inboedelgoederen die volgens hem door elk van partijen zijn meegenomen en als productie E55 een overzicht van de uitgaven en kosten van [eiser/verweerder]. [veweerder/eiser] heeft als producties G23 en G24 een overzicht overgelegd van de inboedelgoederen die volgens hem door elk van partijen zijn meegenomen en als productie E25 een overzicht met zijn uitgaven. Mede met inachtneming van die stukken dient [eiser/verweerder] zich bij akte uit te laten over de definitieve verdeling van de inboedel en de afrekening van de kosten en baten van de nalatenschap tot aan de leveringsdatum van de woning, waaronder ook begrepen de overwaarde van de woning en de opbrengst van de verkoop van de inboedelgoederen zoals bedoeld in 2.12. Nadien zal de zaak worden verwezen naar de rol voor antwoordakte aan de zijde van [veweerder/eiser] en daarna voor vonnis.
vordering in reconventie sub d
Verwijdering van urn en terugbrengen van het graf van de ouders van partijen in originele staat
2.14.
[veweerder/eiser] legt aan zijn vordering desgevraagd ten grondslag dat het recht tot het beheer van het graf van de ouders van partijen (hierna: het graf) in de beperkte gemeenschap van partijen valt. Volgens [veweerder/eiser] heeft [eiser/verweerder] in strijd met de afspraken daarover tussen partijen en zonder zijn toestemming de urn met de as van de tante in het graf geplaatst en dient die te worden verwijderd.
2.15.
[eiser/verweerder] voert aan dat het in strijd is met de goede procesorde dat [veweerder/eiser] zijn vordering nog in een dergelijk laat stadium van de procedure op deze wijze vermeerdert. Daarnaast betoogt [eiser/verweerder] dat hij de rechthebbende is op het graf en dat hij om die reden mag bepalen wat er met het graf gebeurt. Volgens hem was het de wens van erflater dat de as van zijn zuster in het graf zou worden bijgezet.
2.16.
Naar het oordeel van de rechtbank kan deze eisvermeerdering van [veweerder/eiser] worden toegelaten, nu Herman nog de gelegenheid heeft gehad daarop te reageren, hetgeen hij ter gelegenheid van het pleidooi ook heeft gedaan. De vordering zal echter worden afgewezen, nu hetgeen [veweerder/eiser] heeft aangevoerd onvoldoende grondslag biedt voor toewijzing daarvan. [veweerder/eiser] heeft zijn stelling dat de beheersrechten over het graf gemeenschappelijk zijn tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door [eiser/verweerder] niet nader onderbouwd. Ook in het geval dat zou komen vast te staan dat het beheer van het graf in de beperkte gemeenschap valt, brengt dat bovendien niet zonder meer met zich dat op [eiser/verweerder] de verplichting rust de urn met de as van de tante uit het graf te verwijderen. Deze vordering zal dan ook worden afgewezen.
in conventie en in reconventie
2.17.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
3.1.
verwijst de zaak naar de rol van 13 juli 2016 voor akte uitlating aan de zijde van [eiser/verweerder], waarna de zaak vervolgens naar de rol van twee weken nadien zal worden verwezen voor antwoordakte aan de zijde van [veweerder/eiser], een en ander zoals beschreven in rechtsoverweging 2.13;
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof en in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2016. [1]

Voetnoten

1.type: 1229