Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[gedaagde1],
[gedaagde2],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 4 november 2015
- het proces-verbaal van comparitie van 26 februari 2016 en de daarin genoemde stukken.
2.De feiten
De leningen zijn met Marsare bv te Amsterdam overeengekomen.
3.Het geschil
4.De beoordeling
bijde verkoop van de woning. Zowel afzonderlijk als in samenhang bezien kunnen die bepalingen in beide overeenkomsten niet anders worden gelezen dan dat de terugbetaling van geleende gelden geschiedt uit de opbrengst van de verkoop van de woning. Daarmee is sprake van overeenkomsten onder opschortende voorwaarde; de verplichting tot terugbetaling ontstaat eerst op het moment van verkoop van de woning. Vast staat dat de woning nog niet is verkocht, zodat bij beide overeenkomsten de opschortende voorwaarde niet is vervuld en er thans geen sprake is van een opeisbare vordering tot terugbetaling. Het betoog van Marsare dat de opbrengst van de woning bij verkoop mogelijk niet voldoende zal zijn waardoor [gedaagden] niet aan haar betalingsverplichtingen kan voldoen en zij reeds om die reden in verzuim is, wordt verworpen. De vraag of de opbrengst van de woning voldoende is voor het terugbetalen van de lening maakt immers geen onderdeel uit van de voorwaarde waaronder de verplichting tot terugbetaling ontstaat. Verzuim kan in die zin dan ook slechts intreden indien bij verkoop van de woning niet zou worden voldaan aan de verplichting tot terugbetaling van de lening uit de opbrengst van die verkoop. Daarvan is thans geen sprake.
894,00(2,0 punten × 0,5 × tarief € 894,00)
5.De beslissing
- om binnen twee dagen na betekening van dat verstekvonnis aan Marsare te betalen een bedrag van € 70.180,84 (zeventig duizendéénhonderdtachtig euro en vierentachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente over het toegewezen bedrag met ingang van 5 december 2014 tot de dag van volledige betaling,
- in de beslagkosten tot de datum van dat verstekvonnis begroot op € 1.241,44,
- in de proceskosten aan de zijde van Marsare tot de datum van dat verstekvonnis begroot op € 2.896,80;