ECLI:NL:RBNHO:2016:5458

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 juli 2016
Publicatiedatum
4 juli 2016
Zaaknummer
C/15/233826 / HA ZA 15-705
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis in civiele procedure over lening en nalatenschap

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, is op 6 juli 2016 een vonnis in verzet uitgesproken. De eiseres, Marsare B.V., had eerder een verstekvonnis verkregen tegen de gedaagden, [gedaagde1] en [gedaagde2], in verband met een lening die was verstrekt aan hun moeder, erflaatster [A.]. De gedaagden hebben in hun verzet aangevoerd dat de terugbetaling van de lening afhankelijk was van de verkoop van een woning, die nog niet had plaatsgevonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering van Marsare niet opeisbaar was, omdat de opschortende voorwaarde van verkoop van de woning nog niet was vervuld. Hierdoor werd het verzet van [gedaagde1] gegrond verklaard en het verstekvonnis vernietigd. Voor [gedaagde2] werd het verzet ongegrond verklaard, omdat zij haar verweren had ingetrokken. De rechtbank heeft de kosten van de procedure toegewezen aan de in het ongelijk gestelde partijen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling privaatrecht
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/233826 / HA ZA 15-705
Vonnis in verzet van 6 juli 2016
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MARSARE B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
gedaagde in het verzet,
advocaat mr. S.M. van de Weijer,
tegen

1.[gedaagde1],

wonende te [woonplaats],
gedaagde,
eiseres in het verzet,
advocaat aanvankelijk mr. A.M. Buitenhuis, thans zonder advocaat,
2.
[gedaagde2],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
eiseres in het verzet,
advocaat mr. A.M. Buitenhuis.
Partijen zullen hierna Marsare en [gedaagde1] en [gedaagde2], dan wel gedaagden gezamenlijk [gedaagden] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 4 november 2015
  • het proces-verbaal van comparitie van 26 februari 2016 en de daarin genoemde stukken.
1.2.
Ter rolzitting van 16 maart 2016 heeft mr. A.M. Buitenhuis zich onttrokken als advocaat van [gedaagde1]. Ter rolzitting van 30 maart 2016 heeft zich geen nieuwe advocaat gesteld voor [gedaagde1].
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[A.] (hierna: erflaatster) is de moeder van [gedaagden]
2.2.
In brieven van 30 december 2010, 8 april 2011 en 11 april 2013 aan Marsare staat onder meer dat erflaatster aan de bestuurder van Marsare meedeelt dat zij in de brieven nader gespecificeerde bedragen heeft geleend en op haar bankrekening ontvangen en dat dat geld zal worden terugbetaald na c.q. bij verkoop van de flat aan de [adres]. In de brief van 11 april 2013 staat dat er in totaal € 57.500,00 is geleend. Onder de brieven staat telkens de naam “[A.]” en een handtekening.
Deze brieven worden hierna ook aangeduid als: de leningovereenkomsten.
2.3.
Op 9 december 2013 is erflaatster overleden.
2.4.
[gedaagde1] heeft de nalatenschap beneficiair aanvaard en [gedaagde2] heeft de nalatenschap zuiver aanvaard. De woning aan de [adres] (hierna ook: de woning) valt in de nalatenschap.
2.5.
Bij brief van 23 december 2013 (hierna: de schuldbekentenis), op diezelfde datum ondertekend door [gedaagde1] en [gedaagde2], heeft Marsare aan [gedaagden] onder meer geschreven:
Ondergetekende erven van mevrouw [A.] geb. [geboortedatum] wonende [adres] delen mede, nota te hebben genomen van de leningsovereenkomsten van hun moeder dat de huidige schuld thans is opgelopen tot €.59.188,72[…].
De leningen zijn met Marsare bv te Amsterdam overeengekomen.
Dit bedrag en eventuele meerdere bedragen die op verzoek van de erven moeten worden betaald zullen conform de leningovereenkomst van jl.11 april 2013 worden voldaan uit de opbrengsten van het te verkopen appartement [adres] en overige goederen.
[…]
TOTAAL Per heden geleend van Marsare bv € 59.188.72
Voor akkoord en nakoming van de overeengekomen terugbetaling getekend te Amsterdam, 23 december 2013 door de Dames [gedaagde2] en [gedaagde1].

3.Het geschil

3.1.
Marsare heeft in de verstekprocedure gevorderd dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [gedaagden] hoofdelijk zal veroordelen om binnen 48 uur na betekening van het vonnis aan haar te hebben betaald in totaal € 70.180,84 aan hoofdsom, € 268,02 aan kosten van beslaglegging en € 79,42 aan kosten van overbetekening, met hoofdelijke veroordeling in de proceskosten.
3.2.
Bij het verstekvonnis is de vordering van Marsare in hoofdsom integraal toegewezen en is [gedaagden] hoofdelijk veroordeeld in de beslagkosten en de proceskosten, aan de zijde van Marsare tot de dag van de uitspraak begroot op respectievelijk € 1.241,44 en € 2.896,80.
3.3.
[gedaagden] vordert in het verzet dat de rechtbank hen ontheft van de veroordeling in het verstekvonnis en dat de vorderingen van Marsare alsnog worden afgewezen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het verzet is tijdig en op de juiste wijze ingesteld, zodat [gedaagden] in zoverre in haar verzet kan worden ontvangen.
Ten aanzien van [gedaagde2]
4.2.
Ter zitting heeft [gedaagde2] haar verweren tegen het verstekvonnis ingetrokken. De rechtbank zal het verzet van [gedaagde2] dan ook ongegrond verklaren en het verstekvonnis jegens haar bekrachtigen.
4.3.
[gedaagde2] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het verzet worden verwezen. De kosten worden aan de zijde van Marsare begroot op € 894,00 (salaris advocaat 1,0 punt).
Ten aanzien van [gedaagde1]
4.4.
Ten aanzien van [gedaagde1] gaat de rechtbank uit van hetgeen in de verzetdagvaarding is aangevoerd. Ter gelegenheid van de comparitie heeft mr. Buitenhuis voornoemd geen standpunten meer ingenomen namens [gedaagde1], omdat zij op dat moment al geen contact meer met [gedaagde1] had kunnen krijgen en zij meende zich reeds te hebben onttrokken als advocaat van [gedaagde1]. Die onttrekking is uiteindelijk na de zitting geformaliseerd zoals beschreven in 1.2.
4.5.
De rechtbank begrijpt dat Marsare stelt dat zij € 59.188,72 heeft geleend aan erflaatster en € 10.992,12 aan [gedaagden] Marsare heeft ter zitting desgevraagd toegelicht dat zij beide bedragen, tezamen in totaal € 70.180,84, van [gedaagden] vordert primair op grond van de door [gedaagden] ondertekende schuldbekentenis van 23 december 2013. Subsidair is [gedaagden] aansprakelijk voor de nakoming van de leningovereenkomsten tussen erflaatster en Marsare omdat zij erfgenaam is, aldus Marsare.
4.6.
[gedaagde1] voert onder meer als verweer dat is overeengekomen dat de geldlening zou worden terugbetaald uit de verkoop van de woning. Aangezien de woning nog niet verkocht is, betoogt [gedaagde1] dat onduidelijk is waarom Marsare nu betaling vordert. De rechtbank begrijpt dat dit verweer betrekking heeft op zowel de schuldbekentenis als op de leningovereenkomsten.
4.7.
Laatstgenoemd verweer slaagt zowel ten aanzien van de schuldbekentenis als ten aanzien van de leningovereenkomsten. In de schuldbekentenis is bepaald dat het bedrag van € 59.188,72 en eventuele meerdere bedragen die op verzoek van de erven moeten worden betaald conform de leningovereenkomst van 11 april 2013 zullen worden voldaan uit – onder meer – de opbrengst van de te verkopen woning. In de leningovereenkomst van 11 april 2013 is bepaald dat de desbetreffende lening zal worden terugbetaald
bijde verkoop van de woning. Zowel afzonderlijk als in samenhang bezien kunnen die bepalingen in beide overeenkomsten niet anders worden gelezen dan dat de terugbetaling van geleende gelden geschiedt uit de opbrengst van de verkoop van de woning. Daarmee is sprake van overeenkomsten onder opschortende voorwaarde; de verplichting tot terugbetaling ontstaat eerst op het moment van verkoop van de woning. Vast staat dat de woning nog niet is verkocht, zodat bij beide overeenkomsten de opschortende voorwaarde niet is vervuld en er thans geen sprake is van een opeisbare vordering tot terugbetaling. Het betoog van Marsare dat de opbrengst van de woning bij verkoop mogelijk niet voldoende zal zijn waardoor [gedaagden] niet aan haar betalingsverplichtingen kan voldoen en zij reeds om die reden in verzuim is, wordt verworpen. De vraag of de opbrengst van de woning voldoende is voor het terugbetalen van de lening maakt immers geen onderdeel uit van de voorwaarde waaronder de verplichting tot terugbetaling ontstaat. Verzuim kan in die zin dan ook slechts intreden indien bij verkoop van de woning niet zou worden voldaan aan de verplichting tot terugbetaling van de lening uit de opbrengst van die verkoop. Daarvan is thans geen sprake.
4.8.
Nu de vordering primair is gegrond op de schuldbekentenis en subsidiair op de leningovereenkomsten en de vordering in beide gevallen niet opeisbaar is, zal het verzet ten aanzien van [gedaagde1] reeds om die reden gegrond worden verklaard. De overige verweren van [gedaagde1] behoeven dan ook geen bespreking meer. Ten aanzien van [gedaagde1] zal het verstekvonnis worden vernietigd en zullen de vorderingen van Marsare alsnog worden afgewezen.
4.9.
Marsare zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de verstek- en verzetprocedure worden verwezen. Niet bekend is welke kosten aan de zijde van Marsare zijn veroorzaakt door het aanvankelijk niet verschijnen van [gedaagde1] (bijvoorbeeld de kosten van de betekening van het verstekvonnis), zodat een veroordeling daartoe niet zal worden uitgesproken.
De door Marsare te vergoeden kosten aan de zijde van [gedaagde1] worden begroot op:
- de helft van de explootkosten € 47,07
- de helft van het griffierecht 39,00
- salaris advocaat
894,00(2,0 punten × 0,5 × tarief € 894,00)
Totaal € 980,07

5.De beslissing

De rechtbank
ten aanzien van [gedaagde2]:
5.1.
bekrachtigt het door deze rechtbank op 8 juli 2015 onder zaaknummer / rolnummer C/15/227292 / HA ZA 15-380 gewezen verstekvonnis voor zover [gedaagde2] daarin uitvoerbaar bij voorraad is veroordeeld
  • om binnen twee dagen na betekening van dat verstekvonnis aan Marsare te betalen een bedrag van € 70.180,84 (zeventig duizendéénhonderdtachtig euro en vierentachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente over het toegewezen bedrag met ingang van 5 december 2014 tot de dag van volledige betaling,
  • in de beslagkosten tot de datum van dat verstekvonnis begroot op € 1.241,44,
  • in de proceskosten aan de zijde van Marsare tot de datum van dat verstekvonnis begroot op € 2.896,80;
en vernietigt voornoemd verstekvonnis voor het overige,
5.2.
veroordeelt [gedaagde2] in de kosten van de verzetprocedure, aan de zijde van Marsare tot op heden begroot op € 894,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
ten aanzien van [gedaagde1]:
5.4.
vernietigt het door deze rechtbank op 8 juli 2015 onder zaaknummer / rolnummer C/15/227292 / HA ZA 15-380 gewezen verstekvonnis,
en opnieuw beslissend
5.5.
wijst de vorderingen af,
5.6.
veroordeelt Marsare in de overige kosten van de verstekprocedure, aan de zijde van [gedaagde1] tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de overige kosten van de verzetprocedure, aan de zijde van [gedaagde1] tot op heden begroot op € 980,07,
5.7.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof en in het openbaar uitgesproken op 6 juli 2016. [1]

Voetnoten

1.type: 797