In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 27 januari 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot gezagswijziging van de minderjarige [minderjarige]. De moeder, die in Nederland woont, heeft verzocht om het gezamenlijk gezag met de vader te beëindigen en haar te belasten met het eenhoofdig gezag. De vader, die in België woont, heeft verweer gevoerd en de rechtbank verzocht zich onbevoegd te verklaren, onder verwijzing naar een reeds lopende procedure in België. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een internationale dimensie aan de zaak is, aangezien de vader de Belgische nationaliteit heeft en de minderjarige zowel de Nederlandse als de Belgische nationaliteit bezit. De rechtbank heeft de relevante bepalingen van de Brussel II bis verordening in overweging genomen, die de rechtsmacht en de bevoegdheid van de rechtbanken in zaken van ouderlijke verantwoordelijkheid regelt. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er een procedure aanhangig is in België, waardoor zij zich onbevoegd heeft verklaard om van het verzoek van de moeder kennis te nemen. De rechtbank heeft ook het verzoek van de vader om proceskostenveroordeling afgewezen, omdat het verzoek te onbepaald was. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.