ECLI:NL:RBNHO:2016:679
Rechtbank Noord-Holland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Bepaling van de rechtmatigheid van bemiddelingskosten door een woningbemiddelaar in het huurrecht
In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, is de vraag aan de orde of een woningbemiddelaar recht heeft op bemiddelingskosten van aspirant huurders. De procedure is gestart na een vonnis van de Hoge Raad op 16 oktober 2015, waarin prejudiciële vragen zijn beantwoord over de kwalificatie van de overeenkomst tussen verhuurder en huurbemiddelaar. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de overeenkomst tussen de woningbemiddelaar en de verhuurder moet worden gekwalificeerd als een bemiddelingsovereenkomst volgens artikel 7:425 van het Burgerlijk Wetboek. Dit houdt in dat de verhuurder de woning vrijblijvend op de website van de woningbemiddelaar mocht plaatsen, waardoor deze voor iedereen zichtbaar was.
De kantonrechter heeft verder geoordeeld dat de woningbemiddelaar geen bemiddelingskosten kan rekenen aan de aspirant huurders, omdat deze niet in staat waren om rechtstreeks contact op te nemen met de verhuurder zonder tussenkomst van de woningbemiddelaar. Dit is in strijd met de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek, die stellen dat er geen bemiddelingskosten verschuldigd zijn als de huurbemiddelaar fungeert als een elektronisch prikbord. De rechter heeft het verzet van de woningbemiddelaar ongegrond verklaard en het eerdere verstekvonnis bekrachtigd, waarbij de woningbemiddelaar werd veroordeeld in de proceskosten van de verzetprocedure.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor woningbemiddelaars om transparant te zijn over hun rol en de voorwaarden waaronder zij hun diensten aanbieden. De beslissing is van belang voor de praktijk van het huurrecht en de relatie tussen verhuurders, woningbemiddelaars en huurders.