ECLI:NL:RBNHO:2016:679

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 januari 2016
Publicatiedatum
29 januari 2016
Zaaknummer
4081862
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling van de rechtmatigheid van bemiddelingskosten door een woningbemiddelaar in het huurrecht

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, is de vraag aan de orde of een woningbemiddelaar recht heeft op bemiddelingskosten van aspirant huurders. De procedure is gestart na een vonnis van de Hoge Raad op 16 oktober 2015, waarin prejudiciële vragen zijn beantwoord over de kwalificatie van de overeenkomst tussen verhuurder en huurbemiddelaar. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de overeenkomst tussen de woningbemiddelaar en de verhuurder moet worden gekwalificeerd als een bemiddelingsovereenkomst volgens artikel 7:425 van het Burgerlijk Wetboek. Dit houdt in dat de verhuurder de woning vrijblijvend op de website van de woningbemiddelaar mocht plaatsen, waardoor deze voor iedereen zichtbaar was.

De kantonrechter heeft verder geoordeeld dat de woningbemiddelaar geen bemiddelingskosten kan rekenen aan de aspirant huurders, omdat deze niet in staat waren om rechtstreeks contact op te nemen met de verhuurder zonder tussenkomst van de woningbemiddelaar. Dit is in strijd met de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek, die stellen dat er geen bemiddelingskosten verschuldigd zijn als de huurbemiddelaar fungeert als een elektronisch prikbord. De rechter heeft het verzet van de woningbemiddelaar ongegrond verklaard en het eerdere verstekvonnis bekrachtigd, waarbij de woningbemiddelaar werd veroordeeld in de proceskosten van de verzetprocedure.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor woningbemiddelaars om transparant te zijn over hun rol en de voorwaarden waaronder zij hun diensten aanbieden. De beslissing is van belang voor de praktijk van het huurrecht en de relatie tussen verhuurders, woningbemiddelaars en huurders.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 4081862 \ CV EXPL 15-3419
Uitspraakdatum: 6 januari 2016
Vonnis in de zaak van:
[naam opposant] ,wonende te [plaats]
opposant
verder ook te noemen: [de woningbemiddelaar]
gemachtigde: mr. J.G. Burgers, advocaat te Alkmaar
tegen
1.- [naam geopposeerde] ,en
2.- [Naam geopposeerde]
wonende te [woonplaats]
geopposeerden
verder ook te noemen: [aspirant huurders]
gemachtigde: mr. R.P. Groot, advocaat te Alkmaar

1.Het verdere procesverloop

1.1.
Bij vonnis van 18 november 2015 is deze procedure verwezen naar de civiele rolzitting van 2 december 2015 om partijen in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over de inhoud van het door de Hoge Raad op 16 oktober 2015 gewezen arrest (ECLI:NL:HR:2015:3099) waarin de prejudiciële vragen zijn beantwoord.
1.2.
Beide partijen hebben ter rolzitting van 2 december 2015 een akte genomen.

2.De verdere beoordeling van het geschil

2.1.
De Hoge Raad heeft, in antwoord op prejudiciële vragen, geoordeeld dat:
a.- De overeenkomst, al dan niet op schrift, waarbij een verhuurder met een huurbemiddelaar is overeengekomen dat deze verhuurder om niet, op een website van de huurbemiddelaar, de woonruimte die deze verhuurder wenst te verhuren, vrijblijvend mag plaatsen en dat na plaatsing op deze website voor een ieder kenbaar is dat deze woonruimte te huur is, heeft in beginsel te gelden als een bemiddelingsovereenkomst tussen de verhuurder en de huurbemiddelaar als bedoeld in artikel 7:425 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Op grond van artikel 7:427 BW is artikel 7:417 lid 4 BW daarop dus van toepassing.
b.- Het maakt voor de beantwoording onder a.- geen verschil of de huurbemiddelaar zelf actief de verhuurder benadert met het verzoek of hij woonruimte te huur heeft die de huurbemiddelaar op zijn website wil plaatsen, of dat de verhuurder aan de huurbemiddelaar meldt dat de woonruimte op de website van de huurbemiddelaar kan worden geplaatst.
c.- Hetgeen hiervoor onder a.- en b.- is beslist, is anders indien de beheerder van de website stelt, en bij gemotiveerde betwisting bewijst, dat de website alleen als “elektronisch prikbord” functioneert, dat wil zeggen dat de beheerder daarvan niet de aspirant-verhuurder en – huurder van elkaar afschermt en het hun dus niet onmogelijk maakt dat zij rechtstreeks en zonder zijn tussenkomst met elkaar in contact treden om over de totstandkoming van een huurovereenkomst te onderhandelen.
d.- Uit hetgeen hiervoor in c.- is vermeld volgt dat het voor de beantwoording onder a.- verschil maakt of de huurbemiddelaar in de advertentie van de woonruimte (website) vermeldt dat de potentiële huurder contact dient op te nemen met de verhuurder, mits diens contactgegevens in de advertentie zijn vermeld.
2.2.
Met inachtneming van deze antwoorden dient de kantonrechter thans de vraag te beantwoorden of [de woningbemiddelaar] gerechtigd was bemiddelingskosten bij [aspirant huurders] in rekening te brengen voor zijn werkzaamheden voor het tot stand brengen van de huurovereenkomst tussen [aspirant huurders] en de verhuurder van de woning.
2.3.
De kantonrechter stelt allereerst vast dat de overeenkomst tussen [de woningbemiddelaar] en de verhuurder van de woning [adres] dient te worden gekwalificeerd als een bemiddelingsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:425 BW. De verhuurder van de woning mocht namelijk vrijblijvend en om niet de woning op de website van [de woningbemiddelaar] plaatsen zodat voor een ieder kenbaar was dat deze woning te huur was. Op grond van artikel 7:427 BW is artikel 7:417 lid 4 BW daarop van toepassing.
2.4.
Dit zou anders zijn indien [de woningbemiddelaar] stelt dat de website alleen als elektronisch prikbord functioneert en het voor [aspirant huurders] mogelijk zou zijn geweest rechtstreeks en zonder tussenkomst van [de woningbemiddelaar] met de verhuurder in contact te komen. Vast is komen te staan dat het voor [aspirant huurders] niet mogelijk was contact op te nemen met de verhuurder anders dan na tussenkomst van [de woningbemiddelaar] . Dat het hen vrij heeft gestaan om nadien contactgegevens met de verhuurder uit te wisselen, zoals [de woningbemiddelaar] stelt, maakt dit niet anders.
2.5.
Dit impliceert dat er sprake is van het dienen van twee heren, als bedoeld in artikel 7:417 lid 4 BW waarbij het gaat om een rechtshandeling die strekt tot huur of verhuur van een onroerende zaak en [aspirant huurders] personen zijn als bedoeld in artikel 7:408 lid 3 BW. [aspirant huurders] zijn daarom geen bemiddelingskosten verschuldigd.
2.6.
Hieruit volgt dat het verzet van [de woningbemiddelaar] ongegrond is en dat het verstekvonnis dient te worden bekrachtigd met inbegrip van de proceskostenveroordeling.
2.7.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [de woningbemiddelaar] in de kosten van deze verzetprocedure worden veroordeeld.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
Verklaart het verzet ongegrond en bekrachtigt het vonnis op 11 maart 2015 tussen [aspirant huurders] als eisende partij en [de woningbemiddelaar] als gedaagde partij bij verstek gewezen.
3.2.
Veroordeelt [de woningbemiddelaar] in de proceskosten van deze verzetprocedure, die tot heden voor [aspirant huurders] worden vastgesteld op een bedrag van € 150,00 voor salaris van de gemachtigde van [aspirant huurders] , waarover [de woningbemiddelaar] geen btw verschuldigd is.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.A. Swildens, kantonrechter, bijgestaan door de griffier en op 6 januari 2016 in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter