ECLI:NL:RBNHO:2016:7349

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 september 2016
Publicatiedatum
1 september 2016
Zaaknummer
243016 en 243017
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling op basis van artikel 284 Faillissementswet

In deze zaak hebben verzoekers, beiden wonende te [adres], op 12 mei 2016 een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Dit verzoek is behandeld tijdens de zitting op 11 juli 2016, waar verzoekers zijn gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat zij bevoegd is om deze procedure te openen, aangezien het centrum van de voornaamste belangen van verzoekers in Nederland ligt. De verzoekers hebben een gezamenlijke schuld van € 298.582,93 aan ABN AMRO Bank N.V., voortkomend uit leningen voor hun pilotenopleidingen. Na het afronden van de opleiding hebben verzoekers geen werk kunnen vinden als piloot, waardoor hun kans op werk als piloot als nihil wordt beschouwd.

Tijdens de mondelinge behandeling hebben verzoekers aangegeven bereid te zijn om met ABN AMRO te overleggen over een afbetalingsregeling, waarbij rekening wordt gehouden met hun financiële situatie. ABN AMRO heeft ook aangegeven open te staan voor overleg om tot een passende schuldregeling te komen. De rechtbank concludeert dat het op dit moment niet redelijkerwijs te voorzien is dat verzoekers niet in staat zullen zijn om hun schulden te betalen, vooral omdat zij geen nieuwe schulden hebben laten ontstaan. Daarom voldoen verzoekers niet aan de voorwaarden van artikel 284 lid 1 Faillissementswet en kunnen zij niet worden toegelaten tot de schuldsaneringsregeling.

De rechtbank wijst de verzoeken af, maar stelt dat indien na heropende onderhandelingen met ABN AMRO blijkt dat er geen acceptabel afbetalingsvoorstel is gedaan, verzoekers opnieuw een verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling kunnen indienen. De beslissing is genomen door mr. M.M. Kruithof en uitgesproken op 26 juli 2016, met het recht van hoger beroep binnen acht dagen na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Handel & Insolventie
rekestnummers: C/15/243016 en C/15/243017
vonnis van de enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken d.d. 26 juli 2016
[verzoeker1] en [verzoeker2],
beiden wonende te [adres],
hierna te noemen: verzoekers.
Op 12 mei 2016 hebben verzoekers een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Het verzoekschrift is behandeld ter terechtzitting van 11 juli 2016. Daarbij zijn verzoekers gehoord.
De rechtbank is gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 van Verordening 1346/2000 van de Raad van de Europese Unie bevoegd deze hoofdprocedure te openen nu het centrum van de voornaamste belangen van verzoekers in Nederland ligt.
Op grond van artikel 284 lid 1 Faillisementswet (Fw) kan een natuurlijk persoon, indien redelijkerwijs is te voorzien dat hij niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden of indien hij in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen, verzoeken de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit te spreken.
De rechtbank stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting vast dat verzoekers een gezamenlijke schuld hebben aan ABN AMRO Bank N.V. (verder: ABN AMRO) ten bedrage van € 298.582,93. Het betreft onder meer een tweetal leningen aangegaan voor de financiering van de pilotenopleidingen van verzoekers. Na voltooiing van de opleiding zijn verzoekers er niet in geslaagd om werk te vinden als piloot en gelet op de tijd die na afronding van de opleiding is verstreken, is de kans op het vinden van een baan als piloot volgens verzoekers inmiddels nihil. Verzoekers hebben tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zij alsnog bereid zijn om met ABN AMRO te spreken over afbetaling van de schuld, als daarbij rekening wordt gehouden met hun financiële situatie. Uit de brief van ABN AMRO van 16 februari 2016 maakt de rechtbank op dat
ABN AMRO eveneens bereid is in overleg te treden met verzoekers om tot een passende schuldregeling te komen. De mogelijkheid dat verzoekers met ABN AMRO overeenstemming kunnen bereiken over een zowel voor verzoekers als voor ABN AMRO acceptabele afbetalingsregeling ligt dus nog open. Het is dan ook thans redelijkerwijs (nog) niet te voorzien dat verzoekers, mede gelet op het feit dat zij overigens geen schulden hebben laten ontstaan, niet zullen kunnen voortgaan met het betalen van hun schulden. Verzoekers voldoen dan ook niet aan het in artikel 284 lid 1Fw gestelde en kunnen op dit moment niet worden toegelaten. De rechtbank gaat voorbij aan het door verzoekers aangehaalde arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 17 april 2014 (ECLI:NL:GHARL:2014:3291) nu de situatie van verzoekers niet vergelijkbaar is met de omstandigheden van dat geval.
Indien na de heropende onderhandelingen met ABN AMRO mocht blijken dat ABN AMRO niet een voor verzoekers acceptabele (reëel) afbetalingsvoorstel heeft kunnen doen, zouden verzoekers wederom een verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling kunnen indienen.

Beslissing

De rechtbank:
- wijst de verzoeken af.
Gewezen door mr. M.M. Kruithof, rechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 juli 2016 in tegenwoordigheid van de griffier [1] .

Voetnoten

1.1 De schuldenaar heeft gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak het recht van hoger beroep. Het recht van hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof Amsterdam