ECLI:NL:RBNHO:2016:7461

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 september 2016
Publicatiedatum
6 september 2016
Zaaknummer
245121
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling op basis van artikel 284 Faillissementswet

Op 6 september 2016 heeft de Rechtbank Noord-Holland, afdeling Privaatrecht, sectie Handel & Insolventie, het verzoek van een natuurlijke persoon tot toelating tot de schuldsaneringsregeling afgewezen. De verzoeker, die op 24 juni 2016 een verzoekschrift indiende, had een schuld van € 156.308,02 aan ABN AMRO, bestaande uit twee leningen. De verzoeker had eerder een kredietfaciliteit ontvangen voor een opleiding tot piloot, maar kon na het afronden van de opleiding geen werk vinden. Ondanks dat de verzoeker tijdelijk zijn aflossingen had kunnen voldoen, gaf hij aan dat hij dit niet langer kon volhouden door de zorg voor zijn vrouw en pasgeboren zoon. Tijdens de zitting op 25 augustus 2016 verklaarde de verzoeker dat hij bereid was om een hogere maandelijkse aflossing te doen dan het voorstel van de schuldhulpverlener, maar dat hij dit nog niet met ABN AMRO had besproken.

De rechtbank overwoog dat de verzoeker niet in een toestand verkeerde dat hij had opgehouden te betalen, aangezien hij aangaf in staat te zijn om € 150,-- tot € 200,-- per maand te betalen. De rechtbank concludeerde dat de mogelijkheden om met ABN AMRO tot een betalingsregeling te komen nog niet waren uitgeput. Gezien de relatief jonge leeftijd van de verzoeker en zijn toekomstperspectief, was het niet redelijk te voorzien dat hij niet zou kunnen voortgaan met het aanzuiveren van zijn schuld. De rechtbank oordeelde dat het verzoek om toelating tot de schuldsaneringsregeling prematuur was en wees het verzoek af.

De beslissing werd uitgesproken door mr. K. van Dijk in tegenwoordigheid van de griffier. De schuldenaar heeft het recht van hoger beroep binnen acht dagen na de uitspraak, uitsluitend door een advocaat, bij het gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Handel & Insolventie
rekestnummer: C/15/245121 / FT RK 16/1205
vonnis van de enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken d.d. 6 september 2016
afwijzing schuldsanering
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
heeft op 24 juni 2016 een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Het verzoekschrift is behandeld ter terechtzitting van 25 augustus 2016. Daarbij is verzoeker gehoord. Het proces‑verbaal van dit verhoor dient als hier ingevoegd te worden beschouwd.
De rechtbank is gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 van Verordening 1346/2000 van de Raad van de Europese Unie bevoegd deze hoofdprocedure te openen nu het centrum van de voornaamste belangen van verzoeker in Nederland ligt.
Uit de stukken in het dossier en hetgeen ter terechtzitting is besproken is – voor zover hier van belang - het volgende gebleken.
Verzoeker heeft volgens de bij het verzoekschrift bijgevoegde schuldenlijst een schuld van in totaal € 156.308,02 aan (slechts) één schuldeiser, ABN AMRO. Het betreft twee afzonderlijke leningen, te weten een lening van € 99.240,60 en een lening van € 57.067,42.
In 2010 heeft ABN AMRO aan verzoeker een kredietfaciliteit verstrekt voor de financiering van een tweejarige opleiding tot piloot. Na het afronden van deze opleiding is verzoeker er niet in geslaagd een baan als piloot te vinden. Inmiddels heeft verzoeker zijn brevet en medische keuring laten verlopen.
Op 10 september 2015 heeft verzoeker met instemming van ABN AMRO de kredietfaciliteit (bestaande uit: € 100.000,-- + € 58.000,--) overgesloten naar een lening van € 101.817,60, waarop verzoeker maandelijks € 424,24 is gaan aflossen en een lening van € 59.054,40, waarop verzoeker maandelijks € 246,06 is gaan aflossen, in totaal derhalve een aflossing van € 670,30 per maand.
Verzoeker, die laatstelijk tot 19 juni 2016 heeft gewerkt als nachtportier, heeft tot begin januari 2016 op beide leningen tijdig en volledig afgelost. Ter zitting heeft verzoeker verklaard dat dat hem, nu hij ook de zorg heeft voor zijn vrouw en pasgeboren zoon, niet langer lukt.
Voorts heeft verzoeker ter zitting verklaard dat hij op aanraden van ABN AMRO een verzoek heeft ingediend om te worden toegelaten tot de schuldsaneringsregeling. Ook heeft hij verklaard dat hij, in tegenstelling tot het voorstel van de schuldhulpverlener om € 50,-- per maand af te lossen, € 150,-- tot € 200,-- per maand aan ABN AMRO zou kunnen aflossen. Volgens verzoeker heeft hij dit (nog) niet met ABN AMRO besproken.
De rechtbank overweegt als volgt.
Op grond van artikel 284 lid 1 Faillissementswet (Fw) kan een natuurlijk persoon, indien redelijkerwijs is te voorzien dat hij niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden of indien hij in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen, verzoeken de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit te spreken.
Verzoeker kan thans weliswaar niet volledig aan de maandelijkse verplichtingen jegens ABN AMRO (lees: € 670,30) voldoen, maar acht zich wel in staat om € 150,-- tot € 200,-- per maand te betalen. Derhalve is niet gebleken dat verzoeker in een toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen.
Daarbij komt dat ABN AMRO weliswaar in het minnelijk traject het door de schuldhulpverlener gedane aanbod van € 50,-- per maand heeft afgewezen, maar zij heeft zich nog niet kunnen uitlaten over het al dan niet accepteren van een hogere maandelijkse aflossing. Verzoeker staat ook open voor een regeling. Naar het oordeel van de rechtbank is thans dan ook (nog) niet gebleken dat de mogelijkheden om met ABN AMRO tot een vergelijk te komen, zijn uitgeput. Het ligt daarbij op de weg van verzoeker om met ABN AMRO in onderhandeling te treden om haar een reëel betalingsvoorstel te doen.
Het is ook thans redelijkerwijs (nog) niet te voorzien dat verzoeker, mede gelet op het feit dat hij overigens geen andere schulden heeft laten ontstaan, niet zal kunnen voortgaan met het aanzuiveren van zijn enige schuld. Van verzoeker kan, gelet op zijn relatief jonge leeftijd (31 jaar) en toekomstperspectief, worden gevergd dat hij een regeling met ABN AMRO treft die op termijn mogelijk wordt herzien. De rechtbank is er vooralsnog niet van overtuigd dat een dergelijke regeling, die rekening houdt met de lasten van verzoeker, niet alsnog tot stand zou kunnen komen. Verzoeker heeft ter zitting gesteld dat hij met een pilotensalaris binnen acht jaar zijn leningen had kunnen aflossen. Nog daargelaten of deze stelling juist is, is de rechtbank van oordeel dat dan ook van een beoogd saniet kan worden gevergd dat hij/zij een langere periode aanhoudt dan, in dit geval, slechts zeven jaar voor het aflossen van zijn schuld. Het verzoek om te worden toegelaten tot de schuldsaneringsregeling acht de rechtbank in de gegeven omstandigheden dan ook prematuur.
Het verzoek zal derhalve worden afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek af.
Gewezen door mr. K. van Dijk, rechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 september 2016 in tegenwoordigheid van de griffier [1] .

Voetnoten

1.1 De schuldenaar heeft gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak het recht van hoger beroep. Het recht van hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof Amsterdam