1.15.De zus van eiser heeft in een brief van 30 oktober 2013 uiteengezet dat eiser de geldleningen enkel heeft verstrekt ter behoud van zijn dienstbetrekking. De brief luidt – voor over hier van belang – als volgt:
“Mijn broer, [eiser], is gedurende de jaren 1996 tot eind 2012 werkzaam geweest bij [C] B.V. De eerste jaren als boekhouder, later ook als algemeen directeur. Vanaf 31 mei 2000 heeft [eiser] een bestuurdersfunctie gekregen.
De aandelen van [C] B.V. waren middels Tussenholding [E] B.V. in handen van [G] Holding B.V. en [H] Holding B.V. De aandeelhouders van deze besloten vennootschappen waren respectievelijk de heer [G] , zijnde de schoonvader van [eiser], en de heer [H] , zijnde de oom van de echtgenote van [eiser].
Het autobedrijf had het helaas al jaren erg moeilijk. De crisis heeft er hard in gehakt.
Daarnaast hebben de bank en overige schuldeisers de laatste jaren de kredietruimte fors
ingeperkt. Aangezien [eiser] zijn hele leven weinig anders heeft gedaan dan auto’s verkopen ontstond er een sfeer waarin [eiser] bang was om zijn baan te verliezen en
geen alternatief meer zou hebben. Derhalve heeft hij de laatste jaren alles op alles gezet om het bedrijf draaiende te houden. Onder meer heeft [eiser] gedurende de jaren 2001 tot en met 2012 aan [C] B.V. bedragen overgemaakt voor een totaal van € 493.448.
Helaas hebben deze inspanningen niet geholpen en is op 25 september 2012 [C] B.V. in staat van faillissement verklaard. [Eiser] is derhalve zijn overgemaakte
bedragen kwijt. Dit heeft hem lichamelijk, geestelijk en financieel letterlijk naar de afgrond
gebracht. Wat onder andere resulteerde in een hartinfarct op 43 jarige leeftijd in het jaar 2011 en een echtscheiding in 2013. Ook zal [eiser] zijn huis met veel verlies moeten
verkopen, aangezien hij niet meer kan voldoen aan de hypotheekverplichtingen. Dit resulteert in een restschuld van zeker € 100.000.
De vraag is nu hoe ik dit fiscaal in zijn aangifte Inkomstenbelasting moet verwerken. [Eiser] heeft de bedragen enkel ter behoud van zijn dienstbetrekking verstrekt. Hij was
verweven met het bedrijf, zat er 7 dagen in de week. Werkdagen van 15 uur waren niet
uitzonderlijk. [Eiser] heeft gedurende vele jaren gelden verstrekt aan het autobedrijf,
maar eigenlijk heeft hij al die jaren afgezien van loon. Het salaris ging vaak middels
overmakingen direct terug in het bedrijf. De overmakingen vormen dus eigenlijk negatief
loon. [Eiser] heeft geen enkele zekerheid bedongen en liep een heel groot risico.
Wanneer de financiën [C] B.V. op orde waren, zouden de overgemaakte
bedragen worden terugbetaald.
Uiteindelijk blijkt dat er uit de boedel van het faillissement geen uitkering kan worden
verwacht. Aangezien de bedragen niet meer zullen worden ontvangen is [eiser] in
verband met zijn dienstbetrekking verarmd.
Van de door [eiser] verstrekte bedragen zijn geen overeenkomsten opgemaakt. Een deel van de bedragen heeft [eiser] gefinancierd middels een hypotheek op zijn woning. Als rentepercentage werd gerekend met het percentage welke [eiser] aan de bank betaalde.
[Eiser] heeft de afgelopen jaren in zijn aangifte Inkomstenbelasting de betaalde bedragen als vordering op [C] B.V. aangegeven in box 3. Hij heeft deze aangiften steeds zelf ingevuld en ingediend, zonder daarbij een adviseur te raadplegen. Als ik naar de feiten kijk dan ontstaat bij mij het beeld dat in feite van salaris is afgezien terwijl wel loonbelasting is ingehouden en afgedragen.”