2.20.SFHM heeft in deze procedure een aantal schriftelijke verklaringen van (hoofdzakelijk MT-)medewerkers van SFHM en van de externe organisatieadviseur [organisatieadviseur] overgelegd. In deze verklaringen is onder meer het volgende opgenomen:
[directeur] , directrice, januari 2016:
‘Helaas heb ik uit eigen ervaring moeten constateren dat [werkneemster] over een zeer groot arbeidsethos en loyaliteit beschikt maar niet over de kwaliteiten om een functie als afdelingshoofd adequaat te vervullen naar de normen en maatstaven van een professioneel museum. (…)
[werkneemster] stuurt als leidinggevende op kortetermijneffecten en veroorzaakt vaak verwarring door onvolledige informatieverstrekking en tegenstrijdige uitspraken. Als leidinggevende werkt [werkneemster] voornamelijk analoog en regelt veel zaken onderhands, in 1-2tjes. Zij mikt uitsluitend op eindresultaat (concrete output) en niet op heldere en efficiënte processen binnen de hele afdeling.
[werkneemster] heeft zich in de loop van het verbetertraject in louter operationeel opzicht verbeterd en is geleidelijk aan meer gaan werken met digitale middelen en planmatige overzichten. De hoofdproblemen die liggen op het structurele en strategische vlak bleven echter bestaan en maken de situatie onwerkbaar.
- [werkneemster] heeft moeite met het onderscheid tussen hoofd- en bijzaken. In werkoverleg en MT-vergaderingen haalt zij voortdurend zaken aan die zijdelings met de besproken issues te maken hebben en creëert diffuusheid.
- In de dagelijkse werking zorgt [werkneemster] voor een opeenstapeling van communicatieve kortsluitingen die op zichzelf staand minimaal zijn maar door hun opeenvolging en kwantiteit leiden tot continue ruis in de interne communicatie.
- [werkneemster] handelt ad hoc naar incidenten en analyseert niet voor ze actie onderneemt. Zij reageert op de laatst verschafte informatie en geeft geen blijk van een overzichtelijk perspectief op de hele zaak.
- [werkneemster] is niet in staat complexe processen aan te sturen en heldere kaders te creëren voor haar medewerkers en collega MT-leden.’
[adjunct-directeur] , adjunct-directeur, 15 januari 2016:
‘ [werkneemster] heeft een goed werkethos en plezier in haar werk. Helaas is dit niet voldoende om een managementfunctie te kunnen bekleden, waarbij men verantwoordelijk is voor de collectie, de kern van het museum. [werkneemster] heeft grote moeite met het hebben van overzicht, kan hoofd- en bijzaken niet definiëren en scheiden, moet op beleidsmatig en managementniveau tot in detail worden aangestuurd door de directeur en heeft geen eigen visie of beleid op de collectie. [werkneemster] is chaotisch in haar communicatie en werkhouding. Hierdoor stuurt zij haar medewerkers niet eenduidig aan en vinden collega’s het lastig om met haar samen te werken. [werkneemster] heeft geen overzicht over de aandachtsgebieden en werkzaamheden binnen haar afdeling, kan geen kaders of richtlijnen aanbrengen binnen haar afdeling en heeft daarbij geen overwicht op een groot aantal van haar medewerkers.’
[hoofd bedrijfsvoering en financiën] , Hoofd bedrijfsvoering en Financiën, 7 januari 2016:
‘(…) De rol van [werkneemster] in het mt en de organisatie viel mij al snel en niet in positieve zin op.
[werkneemster] heeft geen strategisch inzicht en droeg hierdoor niet bij de ontwikkeling van het museum. Zij werkt het liefst samen met haar directe ondergeschikten en is daarbij vooral gericht op de deelbelangen en had geen oog voor het grotere belang van de organisatie. Daarbij komt dat [werkneemster] zwak is in het doorgeven van de juiste informatie en deze in voorkomende gevallen een geheel eigen kleur kan geven.(…)
Binnen het mt is het niet mogelijk om met [werkneemster] op een verantwoorde manier samen te werken. (…).’
[hoofd productie tentoonstellingen] , Hoofd productie tentoonstellingen, ongedateerd:
‘(…) Het hoofdprobleem ligt in de ineffectieve managementstijl van [werkneemster] die vooral gekenmerkt wordt door het niet duidelijk aangeven van de hoofdlijnen/lange termijn doelen, inconsequent optreden en het verstoren van de uitvoerende werkzaamheden. Kort samengevat: hoofdzaken en bijzaken lopen bij [werkneemster] door elkaar heen, communicatie is vaak chaotisch. (…)
In de jaren waar [werkneemster] mijn leidinggevende was, werd niet duidelijk waarop gestuurd werd en was haar managementstijl gekenmerkt door vele inconsequente ad hoc beslissingen. [werkneemster] stuurt niet op output, maar op details en vertrouwt te weinig op de kennis en kunde van haar medewerkers. (…)’
[hoofd publiek, communicatie en marketing] , Hoofd publiek, communicatie en marketing, 13 januari 2016:
‘Ik heb [werkneemster] bijna 3 jaar meegemaakt als lid van het MT. Vanaf het begin maakte zij daar op mij een chaotische indruk, iemand die moeite had hoofd- en bijzaken van elkaar te scheiden. (…) Tenslotte maakte ik uit haar vragen en opmerkingen op dat [werkneemster] zo nu en dan miste waar de discussie precies over ging. (…)’
[hoofd balie en beveiliging] , Hoofd balie en beveiliging, 25 januari 2016:
‘In dit kader hebben er ook enkele bijeenkomsten CHV/BHV plaatsgevonden tussen mij en [werkneemster] . Wederom na enkele bijeenkomsten was mijn conclusie dat er absoluut niet naar mij werd geluisterd dan wel zaken werden aangenomen, toen ik aangaf dat er grote hiaten in het CHV plan en in de uitvoering zitten. In onze gesprekken gaf zij geen (concreet) antwoord op vragen, kwam met onsamenhangende verklaringen en had een zeer defensieve in plaats van coöperatieve houding.
Van mijn bovengenoemde bevindingen heb ik dan ook verslag uitgebracht bij de directie. Zo ook van de chaotische voorbereiding en uitvoering van een gezamenlijk te houden BHV/CHV oefening in september 2015, waarbij ik uiteindelijk de regie heb overgenomen omdat ik zag dat de oefening niet goed door [werkneemster] werd voorbereid. (…)Ze toont geen eigen visie of beleid, maar waait met alle winden mee. (…)’
[organisatieadviseur] , extern organisatieadviseur, 29 januari 2016:
‘(…)
De geïnterviewden gaven in grote meerderheid aan zich zorgen te maken over de wijze waarop de organisatie gemanaged werd: zowel op MT- als op afdelingsniveau. (…)
Deze kritiek spitste zich hoofdzakelijk toe op twee MT-leden, onder wie [werkneemster] . Aan haar hart voor de zaak en voor haar mensen werd door niemand getwijfeld; aan haar strategische, leidinggevende en conflictoplossende capaciteiten des te meer. Nogal wat collega’s, ook een aantal dat nauw met haar samenwerkt, lieten zich daarover in de interviews zeer kritisch uit.
Nader onderzoek bracht inderdaad veel achterstallig onderhoud aan het licht op het vlak van management, met name ook in het werkveld van [werkneemster] . (…)
(…) gaven de MT-ers zonder uitzondering een laag rapportcijfer aan hun eigen vergaderingen. (…) Ook hierbij viel voortdurend de naam van [werkneemster] . Haar operationele benadering en ad hoc- stijl botsten regelmatig met die van de anderen. In diverse MT-vergaderingen ben ik er getuige van geweest hoe collega’s in woord en gebaar afhaakten bij haar lange uitweidingen, waarvan de coherentie en de relevantie lang niet altijd duidelijk waren. Een pijnlijk patroon.
(…)
Toen [directeur] mij in een van onze klankbordgesprekken op de man af vroeg of ik vond dat [werkneemster] de geschikte persoon was om de (nieuwe) afdeling Collectie naar een professioneler plan te stuwen, heb ik daar mijn twijfels over geuit. Ik had [werkneemster] in de maanden daarvoor leren kennen als een toegewijde en harde werker, maar ook als iemand die vooral operationeel en ad hoc goed werk levert, en die gespannen raakt als er meer van haar verwacht wordt. Het hervormen van een historisch gegroeid systeem in een zware uitdaging. Ik was bang dat deze haar strategische vermogens te boven zou gaan.
(…)
’