Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.
BIJLAGE - wettelijk kader
Artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) luidt als volgt:
Een belanghebbende kan tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter.
Artikel 1:2, eerste lid, van de Awb luidt als volgt:
Onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Artikel 6:22 van de Awb luidt als volgt:
Een besluit waartegen bezwaar is gemaakt of beroep is ingesteld, kan, ondanks schending van een geschreven of ongeschreven rechtsregel of algemeen rechtsbeginsel, door het orgaan dat op het bezwaar of beroep beslist in stand worden gelaten indien aannemelijk is dat de belanghebbenden daardoor niet zijn benadeeld.
Artikel 8:69a van de Awb luidt als volgt:
De bestuursrechter vernietigt een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.
Artikel 2, eerste lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht luidt als volgt:
Een veroordeling in de kosten als bedoeld in artikel 8:75 onderscheidenlijk een vergoeding van de kosten als bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, of 7:28, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan uitsluitend betrekking hebben op:
a. kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand,
b. kosten van een getuige, deskundige of tolk die door een partij of een belanghebbende is meegebracht of opgeroepen, dan wel van een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht,
c. reis- en verblijfkosten van een partij of een belanghebbende,
d. verletkosten van een partij of een belanghebbende,
e. kosten van uittreksels uit de openbare registers, telegrammen, internationale telexen, internationale telefaxen en internationale telefoongesprekken, en
f. kosten van het als gemachtigde optreden van een arts in zaken waarin enig wettelijk voorschrift verplicht tot tussenkomst van een gemachtigde die arts is.
Artikel 1.1, aanheft en onder a, van de Crisis- en herstelwet (Chw) luidt, voor zover van belang, als volgt:
Afdeling 2 is van toepassing op alle besluiten die krachtens wettelijk voorschrift zijn vereist voor de ontwikkeling of verwezenlijking van de in bijlage I bij deze wet bedoelde categorieën ruimtelijke en infrastructurele projecten.
Bijlage I bij de Chw onder 3.1, luidt, voor zover van belang, als volgt:
een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3o, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan wordt afgeweken ten behoeve van de bouw van meer dan 11 woningen in een aaneengesloten gebied.
Artikel 1.6 van de Chw luidt, voor zover van belang, als volgt:
2. In afwijking van artikel 6:6 van de Awb is het beroep niet-ontvankelijk indien niet is voldaan aan artikel 6:5, eerste lid, onderdeel d, van die wet;
4. De bestuursrechter doet uitspraak binnen zes maanden na afloop van de beroepstermijn.
Artikel 1.6a van de Chw luidt als volgt:
Na afloop van de termijn voor het instellen van beroep kunnen geen beroepsgronden meer worden aangevoerd.
Artikel 11 van het Besluit uitvoering Chw luidt als volgt:
1. Indien afdeling 2 van hoofdstuk 1 van de wet op een besluit van toepassing is, wordt dit bij het besluit en bij de bekendmaking of mededeling van het besluit vermeld.
2. Indien tegen het besluit beroep openstaat, wordt bij het besluit en bij de bekendmaking van het besluit voorts vermeld dat:
a. de beroepsgronden in het beroepschrift worden opgenomen;
b. het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien binnen de beroepstermijn geen gronden zijn ingediend, en
c. deze na afloop van de beroepstermijn niet meer kunnen worden aangevuld.
Artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) luidt, voor zover van belang, als volgt:
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet.
Artikel 2.12, eerste lid, van de Wabo luidt ,voor zover van belang, als volgt:
1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
(…)
3°. in overige gevallen, indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat;
(…)
Artikel 2.27, eerste lid, van de Wabo luidt, voor zover van belang, als volgt:
1. In bij wet of algemene maatregel van bestuur aangewezen categorieën gevallen wordt een omgevingsvergunning niet verleend dan nadat een daarbij aangewezen bestuursorgaan heeft verklaard dat het daartegen geen bedenkingen heeft.
Artikel 6.5, eerste en tweede lid, van het Besluit omgevingsrecht luidt als volgt:
1. Voor zover een aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet, wordt de omgevingsvergunning, waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de wet wordt afgeweken van het bestemmingsplan of de beheersverordening, niet verleend dan nadat de gemeenteraad van de gemeente waar het project geheel of in hoofdzaak zal worden of wordt uitgevoerd, heeft verklaard dat hij daartegen geen bedenkingen heeft, tenzij artikel 3.2, aanhef en onder b, van dit besluit of artikel 3.36 van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing is.
2. De verklaring kan slechts worden geweigerd in het belang van een goede ruimtelijke ordening.
Artikel 5 van de planregels van het bestemmingsplan "Sportpark Pim Mulier" (planregels) luidt, voor zover van belang, als volgt.
1. Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart voor "Gemengde doeleinden (G)" aangewezen gronden zijn bestemd voor gemengde doeleinden.
Op de op de plankaart voor "Gemengde doeleinden (G)" aangewezen gronden worden toegelaten:
(…)
2. kantoren zonder loketfunctie
5. parkeervoorzieningen, gedeeltelijk op maaiveld, gedeeltelijk inpandig/ondergronds
Het is verboden om de gronden en bouwwerken op de bestemming Gemengde doeleinden (G) te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze op tot een doel strijdig met deze bestemming.
(…)
3. Bebouwingsvoorschriften
Op gronden met de bestemming "Gemengde doeleinden (G)" mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht met inachtneming van het volgende:
a. De gebouwen mogen uitsluitend binnen op de plankaart aangegeven bebouwingsvlakken worden gebouwd;
b. Het bebouwingspercentage mag niet groter zijn dan op de plankaart is aangegeven. (…)
c. De brutovloeroppervlakte (bvo) van de bebouwing op het bebouwingsvlak aangeduid met symbool I mag niet meer bedragen dan 6500 m2;
d. De bebouwingshoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven, met dien verstande dat in het bebouwingsvlak op de plankaart aangeduid met symbool I:
- de gronden die zijn voorzien van een arcering maximaal 75% van de oppervlakte van deze gronden de bebouwingshoogte 35 meter mag bedragen;
Artikel 8 van de planregels luidt, voor zover van belang, als volgt.
1. Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart voor "Water- en Groenvoorzieningen (W)" aangewezen gronden zijn bestemd voor de waterberging, de waterhuishouding en oeverbegroeiing in relatie daarmee en groenvoorzieningen.
Op de plankaart voor "Water- en Groenvoorzieningen (W)" aangewezen gronden worden toegelaten:
2. wandel- en fietspaden;
4. bijbehorende voorzieningen; zoals onder meer bruggen, steigers, duikers, zinkers, gemalen.
Het is verboden om de gronden en bouwwerken op de bestemming "Water- en Groenvoorzieningen (W)" te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze op tot een doel strijdig met deze bestemming.
(…)
3. Bebouwingsvoorschriften
Op gronden met de bestemming "Water- en Groenvoorzieningen (W)" mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht (…)
Artikel 9 van de planregels luidt, voor zover van belang, als volgt.
1. Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart voor "Verkeers- en verblijfsdoeleinden (V)" aangewezen gronden zijn bestemd voor verkeersdoeleinden, verblijfsdoeleinden en bijbehorende voorzieningen.
Op de plankaart voor "Verkeers- en verblijfsdoeleinden (V)" aangewezen gronden worden toegelaten:
5. verkeersvoorzieningen met daarbij behorende gronden en andere bouwwerken;
Het is verboden om de gronden en bouwwerken op de bestemming "Verkeers- en verblijfsdoeleinden (V)" te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze op tot een doel strijdig met deze bestemming.
(…)
3. Bebouwingsvoorschriften
Op gronden met de bestemming "Verkeers- en verblijfsdoeleinden (V)" mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht (…)