ECLI:NL:RBNHO:2017:1203

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 februari 2017
Publicatiedatum
15 februari 2017
Zaaknummer
5615483
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arbeidsrechtelijke geschil over voortzetting arbeidsovereenkomst en loonvordering

In deze zaak heeft eiser, een teamleider/chauffeur, Airport Parking Solutions B.V. gedagvaard in een kort geding. Eiser vordert betaling van achterstallig loon en doorbetaling van loon voor de komende maanden, stellende dat zijn arbeidsovereenkomst voortduurt op basis van artikel 7:610b BW. Eiser is op 2 juni 2016 in dienst getreden en heeft tot 16 september 2016 gewerkt, maar is daarna niet meer opgeroepen. Eiser stelt dat hij zich beschikbaar heeft gehouden voor werk, terwijl Airport Parking betwist dat eiser zich beschikbaar heeft gesteld en stelt dat er arbeidsconflicten zijn. De kantonrechter oordeelt dat de arbeidsovereenkomst niet is beëindigd, maar dat eiser niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij zich beschikbaar heeft gehouden voor de bedongen arbeid. De vordering van eiser wordt afgewezen, en hij wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 5615483 \ VV EXPL 16-254
Uitspraakdatum: 9 februari 2017
Vonnis in kort geding in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. P.H.J. Körver
tegen
Airport Parking Solutions B.V.
gevestigd te Schiphol-Rijk
gedaagde
verder te noemen: Airport Parking
gemachtigde: mr. E.M. van den Berg.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft Airport Parking op 5 januari 2017 gedagvaard.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 26 januari 2017. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting hebben partijen bij brieven van 25 januari 2017 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is op 2 juni 2016 in dienst getreden bij Airport Parking in de functie van teamleider / chauffeur voor de duur van een jaar, op oproepbasis.
2.2.
[eiser] heeft in juni 2016 140,25 uur voor Airport Parking gewerkt, in juli 2016 132,25 uur en in augustus 2016 134,25 uur.
2.3.
[eiser] heeft op 16 september 2016 voor het laatst voor Airport Parking gewerkt, hij is na die datum niet meer opgeroepen door Airport Parking.
2.4.
Op 19 september 2016 heeft [eiser] aan Airport Parking per e-mail het volgende bericht:
“afgelopen vrijdag 16 september hebben wij een gesprek gehad. Hieruit is gekomen dat ik per direct ben ontslagen, waarvan de reden niet mijn schuld is.Om escalatie te voorkomen tussen chauffeurs ben ik niet langer welkom helaas. Echter wil ik wel duidelijk aangeven dat in mijn contract staat een maand opzegtermijn te hebben. Ik hoop dan ook dat dit in acht wordt genomen, zodat ik in ieder geval de kans krijg om een nieuwe baan te zoeken. Ondanks dat ik een oproepkracht contract heb, heb ik geruime tijd vaste dagen gehad. Ik ga er dan ook vanuit dat ik deze maand mijn vaste diensten kan vervullen.”
2.5.
Op 20 september 2016 heeft [eiser] aan Airport Parking per e-mail het volgende bericht:
“Ik wil je vriendelijk toch vragen te overwegen om mij mijn maand opzegtermijn in dienst te stellen. Hoe zou jij het vinden als ik opeens niet meer zou komen zonder het minimaal een maand van tevoren aan te kondigen?
Bovendien is het een Juridische verplichting waar zowel werknemer als werkgever zich eraan dient te houden. Dit omdat ik anders niet genoeg tijd heb om een andere baan te vinden en niet rond zal komen.Voor het laatstgenoemde heb ik al een straf gehad van 3 punten. Volgens het ne bis in (dein principe mag ik niet twee keer gestraft worden voor hetzelfde feit. Ik hoop dus op een professionele afsluiting waarbij wij beiden afscheid kunnen nemen van elkaar in goede zin.”
2.6.
Op 25 september 2016 heeft [eiser] aan Airport Parking per e-mail het volgende bericht:
“Naar meerdere malen verzocht te hebben contact mat mij op te nemen inzake het beëindigen van mijn contract, kan ik concluderen dat u dusdanig nalatig bent geweest dat mij geen andere optie rest dan Juridische maatregelen te nemen. lk betreur het feit dat er contractbreuk van uw kant plaatsvindt en er verder geen enkele moeite wordt gedaan voor herstel in welke vorm dan ook. Verder wil ik u op de hoogte stellen dat er inmiddels contact is opgenomen met het Juridische Loket en dat zij mij hebben doorverwezen met een advocaat.”

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter bij wijze van voorlopige voorziening Airport Parking veroordeelt tot:
- betaling van achterstallig loon van € 4.638,20 bruto aan [eiser] ;
- doorbetaling van € 1.355,80 bruto aan loon per maand vanaf 1 januari 2017 tot 2 juni 2017.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat de arbeidsovereenkomst voortduurt en [eiser] zich beschikbaar heeft gesteld voor werk. Op grond van artikel 7:610b BW wordt de bedongen arbeid in enige maand vermoed een omvang te hebben gelijk aan de gemiddelde omvang van de arbeid per maand in de drie voorafgaande maanden. [eiser] heeft meer dan drie maanden voor Airport Parking gewerkt. De omvang van de arbeid vanaf het moment dat [eiser] niet meer werd opgeroepen, dient dan ook vastgesteld te worden op 135,58 uur per maand.

4.Het verweer

4.1.
Airport Parking betwist de vordering. Zij voert aan – samengevat – dat [eiser] niet meer is opgeroepen vanwege arbeidsconflicten. [eiser] heeft zich vervolgens niet beschikbaar gesteld voor werk. Daarnaast is artikel 7:610b BW niet van toepassing, nu bij [eiser] bekend was dat in de zomermaanden er veel meer werk is dan in de overige maanden van het jaar. De maanden juni, juli en augustus zijn geen representatieve maanden om de omvang van de arbeid vast te stellen. Ten slotte dient de loonvordering gematigd te worden tot nihil, omdat er sprake is van onaanvaardbare gevolgen.

5.De beoordeling

5.1.
De spoedeisendheid van de zaak volgt uit de aard ervan, te weten een loonvordering.
5.2.
De vordering van [eiser] is in dit kort geding alleen toewijsbaar, als voldoende aannemelijk is dat de rechter in een eventuele bodemprocedure deze ook zou toewijzen. De beoordeling in dit kort geding is dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
5.3.
Partijen hebben een arbeidsovereenkomst gesloten van 2 juni 2016 tot 2 juni 2017. Deze arbeidsovereenkomst is niet beëindigd, zodat [eiser] thans nog in dienst is van Airport Parking. [eiser] heeft na 16 september 2016 geen werk meer verricht voor Airport Parking. Desondanks kan er in bepaalde gevallen sprake zijn van een loonbetalingsplicht van de werkgever, maar tegenover die verplichting staat wel de verplichting van de werknemer om zich beschikbaar te stellen om de bedongen arbeid te verrichten. [eiser] heeft gesteld dat hij zich beschikbaar heeft gehouden voor arbeid. Airport Parking heeft echter aangevoerd dat [eiser] zich na 16 september 2016 niet beschikbaar heeft gesteld voor arbeid en heeft daarbij verwezen naar de tussen partijen plaatsgevonden correspondentie.
5.4.
Op 19 september 2016 heeft [eiser] per e-mail aan Airport Parking bericht dat Airport Parking zich aan een maand opzegtermijn dient te houden en dat [eiser] in de laatste maand zijn vaste diensten kan vervullen. Dit kan gezien worden als een beschikbaarstelling voor arbeid door [eiser] . Vervolgens schrijft [eiser] echter in zijn berichten van 20 en 25 september 2016 aan Airport Parking alleen nog over het beëindigen van het contract. In deze laatste twee berichten heeft [eiser] op geen enkele wijze aangegeven dat hij zich beschikbaar stelt voor het verrichten van arbeid. [eiser] heeft verder ook geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij aan Airport Parking heeft bericht dat hij zich beschikbaar stelt voor arbeid. Na 25 september 2016 heeft [eiser] ook geen contact meer opgenomen met Airport Parking. [eiser] heeft gesteld dat hij zich niet beschikbaar kon houden voor werk, omdat hij zijn kleding moest inleveren en niet meer in het digitale systeem voor het aangeven van beschikbaarheid kon. Nog daargelaten dat dit door Airport Parking wordt betwist, had [eiser] desondanks per brief of e-mail aan Airport Parking kunnen melden dat hij zich beschikbaar hield voor de bedongen arbeid. Op grond van het voorgaande is voorshands niet aannemelijk dat [eiser] zich beschikbaar heeft gehouden om de bedongen arbeid te verrichten.
5.5.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [eiser] zal afwijzen.
5.6.
De proceskosten komen voor rekening van [eiser] , omdat hij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
weigert de gevorderde voorziening;
6.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Airport Parking worden vastgesteld op een bedrag van € 600,00 aan salaris van de gemachtigde van Airport parking.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Koolen-Zwijnenburg en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter