ECLI:NL:RBNHO:2017:1988

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 maart 2017
Publicatiedatum
13 maart 2017
Zaaknummer
AWB - 15 _ 3097
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 1 maart 2017 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van het beroep van eiser tegen een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2011. Eiser, die de Nederlandse nationaliteit heeft en in 2011 in Nederland woonachtig was, had een aanslag ontvangen van de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Eindhoven, die was berekend naar een verzamelinkomen van € 14.500. Eiser had tegen deze aanslag bezwaar aangetekend, maar de inspecteur handhaafde de aanslag bij uitspraak op bezwaar.

Tijdens de zitting op 8 november 2016 heeft de gemachtigde van eiser verklaard dat hij geen inhoudelijke behandeling van het beroep wenst en dat het belang van eiser ligt in het voeren van een procedure over een eventuele navorderingsaanslag. De rechtbank overweegt dat een beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard als de indiener daar geen belang bij heeft. Dit is het geval wanneer het aanwenden van het rechtsmiddel de indiener niet in een betere positie kan brengen met betrekking tot het bestreden besluit.

De rechtbank concludeert dat eiser geen belang heeft bij het onderhavige beroep, aangezien hij in de toekomst tegen een eventuele navorderingsaanslag bezwaar kan maken. De rechtbank verklaart het beroep dan ook niet-ontvankelijk. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

Rechtbank noord-holland

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 15/3097

uitspraak van de meervoudige kamer van 1 maart 2017 in de zaak tussen

[X] , wonende te [Z] , eiser

(gemachtigde: mr. J.H. Weermeijer),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Eindhoven, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft met dagtekening 29 oktober 2014 aan eiser voor het jaar 2011 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: ib/pvv) opgelegd, berekend naar een verzamelinkomen (tevens belastbaar inkomen uit werk en woning) van € 14.500.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 november 2016 te Haarlem. Namens eiser is verschenen zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door G. Lodder, J.A. Harmsen en A. Sharma.

Overwegingen

Feiten
1. Eiser heeft de Nederlandse nationaliteit en was in 2011 woonachtig in Nederland.
2. Van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 was eiser werkzaam op het motortankschip [A] dat eigendom was van [B] en dat met winstoogmerk in de Rijnvaart wordt gebruikt (hierna: het schip). Voor het schip is op 5 januari 2005 een Rijnvaartverklaring als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet vervoer binnenvaart afgegeven. De Rijnvaartverklaring vermeldt “ [C] .” te [G] als exploitant van het schip. Eiser stond in 2011 het gehele jaar op de loonlijst van [E] S.A., gevestigd te [F] (Luxemburg).
3. De aanslag ib/pvv 2011 is met dagtekening 29 oktober 2014 ambtshalve opgelegd. Eiser heeft op 12 november 2014 een aangiftebiljet ib/pvv 2011 ingediend. Hierbij heeft eiser verzocht om vrijstelling voor de premie volksverzekeringen. Verweerder heeft het aangiftebiljet aangemerkt als bezwaarschrift en de aanslag bij uitspraak op bezwaar van 22 mei 2015 gehandhaafd.
Beoordeling van het geschil
4. Een beroep moet niet-ontvankelijk worden verklaard als de indiener van dat rechtsmiddel daar geen belang bij heeft. Daarvan is sprake als het aanwenden van het rechtsmiddel hem niet in een betere positie kan brengen met betrekking tot het bestreden besluit en eventuele bijkomende beslissingen (Hoge Raad van 11 april 2014, nr. 13/01903, ECLI:NL:HR:2014:878). Uit het arrest van de Hoge Raad van 23 maart 2012, nr. 11/01321, ECLI:NL:HR:2012:BV0655, volgt dat dit niet anders is indien de indiener een buiten het desbetreffende besluit liggend belang heeft bij de beantwoording van de door hem aangevoerde twistpunten. Voor zover dit belang zich manifesteert bij andere belastingaanslagen of voor bezwaar vatbare beschikkingen, kan de indiener desgewenst tegen die aanslagen of beschikkingen opkomen.
5. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser desgevraagd uitdrukkelijk herhaald dat eiser niet heeft beoogd een bezwaarschrift in te dienen, dat hij geen inhoudelijke behandeling van het beroep wenst en heeft hij meerdere malen verklaard dat de aanslag te laag is vastgesteld. Voorts heeft de gemachtigde verklaard dat het belang van eiser is gelegen in het voeren van een procedure over een eventueel door de belastingdienst aan eiser op te leggen navorderingsaanslag.
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser geen belang bij het onderhavige beroep. Indien verweerder een navorderingsaanslag oplegt zal eiser in de gelegenheid zijn daartegen desgewenst in bezwaar en beroep te komen. Het beroep zal niet-ontvankelijk worden verklaard.
Proceskosten
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.W. Koenis, voorzitter, en mr. S.K.A. Efstratiades en mr. H. de Jong, leden, in aanwezigheid van mr. M.R. Marinus, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2017.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312,
1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.