ECLI:NL:RBNHO:2017:3209

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 april 2017
Publicatiedatum
19 april 2017
Zaaknummer
AWB - 15 _ 4422
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Misbruik van recht in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 12 april 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door F.P.B. Waals, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Beverwijk, vertegenwoordigd door T. Rutte. Eiser had een verzoek ingediend op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) en was in beroep gegaan tegen het besluit van verweerder, dat het bezwaar van eiser ongegrond had verklaard. De rechtbank heeft het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser misbruik van recht had gemaakt door het Wob-verzoek in te dienen voor een ander doel dan waarvoor de bevoegdheid was gegeven. De rechtbank oordeelde dat de feiten en omstandigheden in deze zaak vergelijkbaar waren met eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin ook was geoordeeld dat eiser en zijn gemachtigde misbruik hadden gemaakt van hun wettelijke bevoegdheid. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en dat het beroep niet-ontvankelijk was. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. W.I.K. Baart, en is verzonden aan de partijen met de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 15/4422
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de meervoudige kamer van 12 april 2017 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: F.P.B. Waals),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Beverwijk, verweerder
(gemachtigde: T. Rutte).

Procesverloop

Bij besluit van 3 maart 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder beslist op een verzoek van eiser op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).
Bij besluit van 14 augustus 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 april 2017. De zaak is gelijktijdig behandeld met de zaak geregistreerd onder het nummer HAA 15/4348. Eiser en zijn gemachtigde zijn zonder bericht van verhindering niet ter zitting verschenen. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigden. Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser misbruik van bevoegdheid heeft gemaakt door het Wob-verzoek in te dienen voor een ander doel dan waarvoor die bevoegdheid is gegeven en dat dit evenzeer geldt voor het ingestelde beroep. Het beroep van eiser dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.
In deze zaak heeft eiser een gelijkluidend Wob-verzoek gedaan als in tien zaken die door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) behandeld zijn op 24 oktober 2016 en die in de uitspraak van de Afdeling van 1 februari 2017, ECLI:RVS:2017:197, zijn besproken. En ook in deze zaak wordt eiser bijgestaan door dezelfde gemachtigde. Die uitspraak zag op nog slechts één hoger beroep omdat eiser zijn beroepen twee uur voor het tijdstip waarop volgens de aankondiging openbaarmaking van de uitspraken zou plaatsvinden, heeft ingetrokken. In al die zaken waren, zo blijkt uit de uitspraak, Wob-verzoeken ingediend waarin eiser ten behoeve van een journalistiek onderzoek informatie heeft gevraagd die betrekking heeft op “de procesverbaalvergoeding van het Ministerie van Veiligheid en Justitie”.
De Afdeling is in de voornoemde uitspraak tot het oordeel gekomen dat “gelet op de hiervoor weergegeven wijze van procederen door eiser en zijn gemachtigde en nu het gestelde doel van het Wob-verzoek niet aannemelijk is”, “zij de bevoegdheid om Wob-verzoeken in te dienen hebben gebruikt voor een ander doel dan waarvoor die bevoegdheid is gegeven, zodanig dat dit gebruik blijkt geeft van kwade trouw. Derhalve hebben zij misbruik van een wettelijke bevoegdheid gemaakt. Dit geldt evenzeer voor het gebruik van de bevoegdheid om beroep bij de rechtbank in te stellen, nu dat beroep niet los kan worden gezien van het doel waarmee zij de Wob hebben gebruikt”.
De feiten en omstandigheden in deze zaak zijn vergelijkbaar met de feiten en omstandigheden die tot het oordeel van de Afdeling in de voornoemde uitspraak hebben geleid. Naast de vergelijkbare wijze van procederen, waaronder begrepen het indienen van een zodanig ruim verzoek waardoor een besluit op dit verzoek vatbaar wordt voor discussie, zijn ook in deze zaak, ondanks uitdrukkelijk verzoek daartoe, geen stukken ingestuurd die het gestelde journalistieke onderzoek aannemelijk maken. Volstaan is met het insturen van 214 overzichten waarop per gemeente is vermeld de datum waarop een Wob-verzoek is ingediend, of inmiddels de gevraagde gegevens zijn ontvangen en welke procedures aanhangig zijn gemaakt. Daarnaast is een lijst ingebracht met namen van 189 gemeentes waar nog geen verzoek is ingediend en tenslotte een pagina met losse opmerkingen, door de gemachtigde aangeduid als “stubs”. Ook in deze zaak kan dan ook niet anders geconcludeerd worden dan dat eiser misbruik heeft gemaakt van zijn wettelijke bevoegdheid door het indienen van een Wob-verzoek en dat eiser en zijn gemachtigde misbruik hebben gemaakt van een wettelijke bevoegdheid door het maken van bezwaar en het instellen van beroep.
Het beroep is niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.M. de Feijter, voorzitter, en mr. A.C. Terwiel-Kuneman en mr. E. Jochem, leden, in aanwezigheid van mr. W.I.K. Baart, griffier, op 12 april 2017.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel