ECLI:NL:RBNHO:2017:4649

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 juni 2017
Publicatiedatum
7 juni 2017
Zaaknummer
C/15/232510/HA ZA 15-655
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringszaak met betrekking tot keurings- en uitsluitingsverbod van de Wet op de Medische Keuringen

In deze zaak vordert eiser, [x], dat de rechtbank verklaart dat de uitsluitingsclausule op zijn arbeidsongeschiktheidsverzekering bij Loyalis nietig is. Eiser stelt dat Loyalis hem niet had mogen onderwerpen aan medische vragen in het kader van zijn aanvraag voor de IPAP-verzekering, en dat de uitsluitingsclausule en de wachttijd van 24 maanden in strijd zijn met de Wet op de Medische Keuringen (WMK). Eiser beroept zich op artikel 4 lid 4 en 6 WMK, waarin een keuringsverbod is opgenomen voor aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekeringen die aan een aanstelling in openbare dienst zijn verbonden. Loyalis betwist de vorderingen van [x] en stelt dat de WMK niet van toepassing is, omdat er geen verzekeringsovereenkomst tot stand is gekomen. De rechtbank oordeelt dat het keuringsverbod niet van toepassing is, omdat [x] pas vier jaar na zijn indiensttreding de verzekering heeft aangevraagd en er geen verband is tussen de verzekering en zijn arbeidsverhouding. De rechtbank wijst de vorderingen van [x] af en veroordeelt hem in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling privaatrecht
Sectie Handel & Insolventie
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/232510 / HA ZA 15-655
Vonnis van 7 juni 2017
in de zaak van
[x],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. K.F.J. Machielsen te Utrecht,
tegen
de naamloze vennootschap
LOYALIS SCHADE N.V.,
gevestigd te Heerlen,
gedaagde,
advocaat mr. D. Horeman te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [x] en Loyalis genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 19 oktober 2016
  • het proces-verbaal van comparitie van 8 maart 2017 en de daarin genoemde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Loyalis levert producten en diensten voor inkomenszekerheid, waaronder verzekeringen ter aanvulling van het inkomen bij arbeidsongeschiktheid.
2.2.
Op 8 augustus 2008 heeft Loyalis met de gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude een ‘SEMI-COLLECTIEVE OVEREENKOMST INZAKE IPAP’ gesloten. Deze overeenkomst luidt, voor zover van belang, als volgt:
‘(…)Overwegende dat:- voor overheids- en onderwijswerknemers (…) op grond van wetgeving op het gebied van arbeidsongeschiktheidsregelingen en werkloosheidsregelingen het risico bestaat op inkomensachteruitgang bij gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid en de daarmee samenhangende onvrijwillige werkloosheid;
  • Loyalis bereid is een gedeelte van dit risico door middel van haar arbeidsongeschiktheidsverzekering, IPAP genaamd, over te nemen;
  • de Werkgever en Loyalis overeengekomen zijn dat de genoemde werknemers in actieve dienst bij de Werkgever, verder te noemen de Deelnemers, een dekking kunnen verkrijgen voor het risico van inkomensachteruitgang door deel te nemen aan een collectieve regeling waarin bovenstaande verzekering is opgenomen;- de Werkgever door het aangaan van deze overeenkomst aan de Deelnemers de mogelijkheid biedt om van deze regeling gebruik te maken.
(…)
Artikel 1 Aard van de verzekering1. Loyalis verbindt zich om gedurende de looptijd van deze overeenkomst de Deelnemers in staat te stellen bij haar op individuele basis IPAP af te sluiten. De polisvoorwaarden “IPAP” zijn op deze verzekering van toepassing.
(…)
Artikel 8 Medische acceptatie1. De acceptatie van de Deelnemers vindt plaats zonder medische waarborgen (blanco acceptatie), met inachtneming van het overige in dit artikel bepaalde.(…)3. De acceptatie van Deelnemers die zich later dan zes maanden ná indiensttreding aanmelden dan wel een verzoek doen om uitbreiding van de dekking, vindt steeds plaats op grond van een korte gezondheidsverklaring.
(…)’
2.3.
[x] is sinds 1 maart 2010 in dienst bij de gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude, waar hij inmiddels werkzaam is op de financiële afdeling.
2.4.
Op 16 juli 2014 heeft [x] zich bij Loyalis aangemeld voor IPAP.
2.5.
Bij brief van 31 juli 2014 heeft Loyalis [x] bericht dat meer medische informatie nodig was om zijn aanvraag goed te kunnen beoordelen. Loyalis heeft [x] verzocht de bijgevoegde gezondheidsverklaring in te vullen en terug te sturen naar Loyalis.
2.6.
[x] heeft aan dit verzoek gehoor gegeven. Op de gezondheidsverklaring heeft [x] aangegeven dat hij meerdere aandoeningen, ziekten, klachten en/of gebreken heeft, dan wel heeft gehad.
2.7.
Met behulp van de door [x] afgegeven machtiging heeft Loyalis vervolgens medische informatie opgevraagd bij de bedrijfsarts van [x] . Daarnaast heeft Loyalis [x] verzocht gegevens met betrekking tot de WIA-keuring in 2009 toe te sturen. [x] heeft deze gegevens verstrekt.
2.8.
Bij brief van 23 februari 2015 heeft Loyalis [x] geïnformeerd over de acceptatie voor de verzekering. In deze brief heeft Loyalis [x] laten weten dat op medische gronden uitsluitingen op de verzekering van toepassing zijn en dat een wachttermijn van 24 maanden geldt.
2.9.
Op 2 maart 2015 heeft Loyalis de polis ‘Arbeidsongeschikheidsverzekering (AOV) Gemeenten’ aan [x] afgegeven. De polis luidt, voor zover van belang, als volgt:
“(…)Ingangsdatum verzekering 1 maart 2015
Dekking(en) AOV Gemeenten dekking compleet(…)Bijzondere bepalingenUitsluiting van elke invaliditeit en/of arbeidsongeschiktheid in verband met, dan wel voortkomend uit “1. psychische klachten, 2. energetische beperkingen, 3. aandoeningen van de lever, 4. aandoeningen van de knieën, 5. aandoeningen van het hart/hartritmestoornissen”, de gevolgen en de consequenties ervan. De wachttermijn bedraagt 24 maanden en eindigt op 1 maart 2017.
Voor de volledige omschrijving van de dekkingen verwijzen we u naar de polisvoorwaarden. (…)”
2.10.
Bij e-mail van 9 maart 2015 heeft [x] Loyalis meegedeeld het niet eens te zijn met de uitsluitingen op de polis. [x] heeft Loyalis verzocht om een schriftelijke, inhoudelijke reactie en om in afwachting van deze reactie niet tot premieafschrijving en afschrijving van distributiekosten over te gaan.
2.11.
Bij brief van 17 maart 2015 heeft Loyalis [x] meegedeeld dat, gezien het sterk verhoogde risico voor de verzekering als zodanig, de nu reeds bekende aandoeningen en klachten worden uitgesloten van de verzekering en dat de aanvraag van [x] vooralsnog is geseponeerd.
2.12.
Bij brief van 7 april 2015 heeft de raadsvrouw van [x] Loyalis in gebreke gesteld ter zake van de nakoming van de (pre-)contractuele verplichtingen en/of de verplichtingen voortvloeiende uit de Wet op de Medische Keuringen (WMK) en Loyalis verzocht binnen zeven dagen de polis af te geven ingaande 1 maart 2015 zonder uitsluitingsclausule. Aan dit verzoek heeft Loyalis geen gehoor gegeven.

3.Het geschil

3.1.
[x] vordert, na wijziging en aanvulling van eis, dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
I. voor recht verklaart dat het Loyalis niet is toegestaan om de clausule luidende:

uitsluiting van elke invaliditeit en/of arbeidsongeschiktheid in verband met, dan wel voortkomend uit “1. psychische klachten, 2. energetische beperkingen, 3. aandoeningen van de lever, 4. aandoeningen van de knieën, 5. aandoeningen van het hart/hartritmestoornissen” en de consequenties ervan. De wachttermijn bedraagt 24 maanden en eindigt op 1 maart 2017
op de polis te zetten;
II. Loyalis veroordeelt om binnen zeven werkdagen na betekening van dit vonnis met [x] de verzekering IPAP Semi-collectief Gemeente zonder clausule en zonder wachttijd en zonder premieverhoging en onder polisvoorwaarden geldig vanaf 1 januari 2012, ingangsdatum 1 maart 2015, te sluiten en van die verzekering aan [x] een polisblad te geven, een en ander op straffe van een dwangsom van € 150,00 voor iedere dag dat Loyalis daarmee nadien in gebreke blijft;
III. Loyalis veroordeelt om een bedrag van € 904,00 wegens buitengerechtelijke kosten aan [x] te betalen;
IV. Loyalis veroordeelt in de kosten van deze procedure.
3.2.
[x] legt, samengevat, aan zijn vorderingen ten grondslag dat het Loyalis niet was toegestaan om medische vragen aan hem te stellen in verband met zijn IPAP-aanvraag en om vervolgens een uitsluiting voor bepaalde ziektebeelden en een wachttijd op te nemen in de polis. Daartoe stelt [x] dat op grond van de WMK zowel een keuringsverbod als een verbod om uitsluitingsclausules te gebruiken geldt. [x] beroept zich in dit verband op artikel 4 lid 4 WMK respectievelijk artikel 4 lid 6 WMK. [x] stelt dat de door Loyalis aangeboden verzekering een verzekering als bedoeld in artikel 4 lid 4 WMK is, namelijk een aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekering in verband met een aanstelling in openbare dienst. Op een dergelijke aan de arbeid verbonden verzekering is het keuringsverbod onbeperkt in tijd van toepassing. Het stellen van vragen over de gezondheid valt onder het begrip keuring (artikel 1 sub a WMK) en was daarom niet toegestaan. Het was Loyalis evenmin toegestaan om met gebruikmaking van de antwoorden op die vragen een uitsluitingsclausule als voormeld en een wachttijd van 24 maanden die in de clausule staat, op de polis te zetten. Het zogeheten Van Leeuwen Convenant mist toepassing en doet niets af aan het keuringsverbod van artikel 4 lid 4 WMK, aldus [x] . Overigens handelt Loyalis ook in strijd met het Van Leeuwen Convenant door geen ongeclausuleerde dekking aan [x] te verlenen. [x] stelt verder dat het opnemen van een uitsluiting en/of wachttijd in strijd is met artikel 4 sub e van de Wet Gelijke Behandeling op grond van Handicap of Chronische Ziekte (WGBH/CZ) en met artikel 3 lid 1 sub c van de Richtlijn 2000/78/EG van 27 november 2000 (de Richtlijn), zodat de uitsluitingsclausule op de polis nietig verklaard moet worden. Tot slot stelt [x] met een beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid uit artikel 6:248 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) dat de uitsluitingsclausule en de wachttijd die Loyalis wil hanteren onaanvaardbaar moeten worden geacht.
3.3.
Loyalis voert gemotiveerd verweer. Loyalis stelt, samengevat, onder meer dat de bepalingen uit de WMK waar [x] zich op beroept niet zien op de verzekering die Loyalis aan [x] heeft aangeboden. Het keurings- en uitsluitingsverbod zijn in [x] ’s geval niet van toepassing. Loyalis heeft voorts het Van Leeuwen Convenant en de met de werkgever van [x] gesloten overeenkomst nageleefd, krachtens welke de medische keuring en de uitsluitingsclausule, zoals door Loyalis toegepast, zijn toegestaan. Daar komt volgens Loyalis bij dat [x] belang mist bij zijn vorderingen, nu geen verzekeringsovereenkomst tot stand is gekomen tussen [x] en Loyalis en Loyalis ook niet gehouden is een dergelijke overeenkomst met [x] te sluiten. Loyalis heeft geen acceptatieplicht. Loyalis stelt verder dat de WGBH/CZ niet van toepassing is onder meer omdat Loyalis geen arbeidsvoorwaarde in de zin van die wet aanbiedt terwijl ten tijde van de aanvraag de WGBH/CZ alleen gold voor het aanbieden daarvan. Ook indien de wet wel van toepassing zou zijn en het gebruik van uitsluitingsclausules door Loyalis al kwalificeert als indirect onderscheid in de zin van die wet, dan is het maken van dit indirect onderscheid in dit geval objectief gerechtvaardigd, zodat het beroep van [x] op deze wet dient te worden afgewezen. Het beroep van [x] op artikel 6:248 lid 2 BW slaagt evenmin omdat geen overeenkomst tot stand is gekomen en verder omdat deze grondslag onvoldoende is uitgewerkt.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Partijen zijn het erover eens dat geen verzekeringsovereenkomst tussen hen tot stand is gekomen. Loyalis trekt hieruit de conclusie dat [x] belang mist bij zijn vorderingen. De rechtbank verwerpt dit verweer. [x] wil bij Loyalis een aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekering afsluiten zonder uitsluitingsclausule en wachttijd. Loyalis stelt hiertoe niet verplicht te zijn. Het belang van [x] bij zijn vorderingen vloeit naar het oordeel van de rechtbank in voldoende mate voort uit zijn stellingen en de aard van het gevorderde.
4.2.
De kern van het geschil is gelegen in de vraag of het in artikel 4 lid 4 WMK neergelegde keuringsverbod (en het daaraan verbonden uitsluitingsverbod) geldt in een situatie als die van [x] . Partijen geven aan artikel 4 lid 4 WMK een verschillende uitleg.
4.3.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat, voor zover [x] in de dagvaarding stelt dat Loyalis in haar brief van 12 mei 2015 heeft erkend dat de arbeidsongeschiktheidsverzekering van Loyalis kan worden beschouwd als een aan de arbeidsverhouding verbonden verzekering en dat dit betekent dat in beginsel het keuringsverbod van artikel 4 lid 4 WMK van toepassing is, dit geen gerechtelijke erkentenis is in de zin van artikel 154 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering waarop niet mag worden teruggekomen.
4.4.
[x] stelt dat hij een aanstelling in openbare dienst heeft, dat de verzekering bij Loyalis een aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekering is die niet buiten zijn aanstelling kan worden afgesloten en dat daarmee sprake is van een aan de arbeid verbonden verzekering in de zin van artikel 4 lid 4 WMK waarvoor het keuringsverbod geldt. Volgens [x] is het keuringsverbod niet beperkt, ook niet in tijdsduur. De WMK bepaalt niet dat het keuringsverbod alleen zou gelden bij of rondom de aanstelling. Het keuringsverbod geldt dan ook gedurende de aanstelling in openbare dienst. [x] wijst in dit verband op de wetsgeschiedenis (in het bijzonder op de Kamerstukken II, 1992-1993, 23 259, p. 17 en 18 (MvT), Kamerstukken I 1996-1997, 23 259, nr. 91c p. 1 en nr. 91e, p. 6-8 en de Tweede Evaluatie WMK, maart 2007, p. 107), waaruit volgens hem blijkt dat voor de arbeidsongeschiktheidsverzekering die via de werkgever wordt afgesloten keuringen in het geheel niet zijn toegestaan en de wetgever het keuringsverbod juist in een situatie als de onderhavige wilde. Verder wijst [x] ter ondersteuning van zijn standpunt op uitspraken van onder meer de Geschillencommissie KiFid en de Commissie van Beroep KiFid uit 2010 en 2011 over de uitleg van artikel 4 lid 4 WMK.
4.5.
Loyalis voert aan dat het keuringsverbod niet ziet op de situatie van [x] . Zij stelt voorop dat Loyalis geen acceptatieplicht heeft. De WMK en het daarin opgenomen keurings- en uitsluitingsverbod zijn volgens Loyalis, gelet op de wetgeschiedenis, bedoeld om belemmeringen voor arbeidsmobiliteit weg te nemen door (verkapte) aanstellingskeuringen te voorkomen. Het risico op zelfselectie (het verschijnsel dat personen die zich ervan bewust zijn dat zij een verhoogd risico lopen zich eerder zullen willen verzekeren) speelt niet als de werkgever zijn werknemers collectief verzekert en nieuwe werknemers voor de collectieve verzekering worden aangemeld. Mede gelet op dit doel en deze strekking van de WMK is in het geval van [x] geen sprake van een aan de arbeidsverhouding verbonden aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekering in de zin van artikel 4 lid 4 WMK. De werkgever van [x] - de gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude - heeft niet bij zijn indiensttreding in 2010 een verzekering voor [x] afgesloten. Een keuring in het kader van de arbeidsongeschiktheidsverzekering als onderdeel van het selectieproces voor de functie was niet aan orde. [x] vroeg de verzekering pas vier jaar na indiensttreding aan. Van enige connectie tussen toegang tot de verzekering en toegang tot de arbeidsmarkt is bij [x] dus geen sprake. De keuring door Loyalis van [x] kon onmogelijk functioneren als verkapte aanstellingskeuring, terwijl zelfselectie van [x] daarentegen zeer wel mogelijk was. Van een collectieve verzekering was geen sprake (de verzekering werd facultatief, individueel en op eigen kosten door [x] aangegaan), zodat het keuringsverbod en het daaraan verbonden uitsluitingsverbod niet van toepassing zijn. Ook uit het Van Leeuwen Convenant volgt dat geen sprake is van een aan de arbeidsverhouding verbonden verzekering. De uitspraken waarop [x] een beroep doet ondersteunen zijn standpunt niet omdat die uitspraken op geheel andere feiten zagen, aldus Loyalis.
4.6.
De stellingen van partijen moeten worden beoordeeld tegen de achtergrond van het volgende wettelijk kader.
Op 1 januari 1998 is in werking getreden de WMK (Wet van 5 juli 1997, Stb. 365).
Artikel 1 WMK luidt als volgt:
“In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. keuring: vragen over de gezondheidstoestand van de keurling en het verrichten van medisch onderzoek in verband met het aangaan of wijzigen van: (…)
5°. een verzekering wegens arbeidsongeschiktheid naar burgerlijk recht, (…)”
Artikel 4 lid 4 WMK luidt als volgt:
“Voor zover niet ondergebracht bij een pensioenvoorziening dan wel pensioenregeling, als bedoeld in het derde lid, vindt geen keuring plaats voor deelneming aan een aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekering die aan de burgerrechtelijke arbeidsverhouding die bij of krachtens de Ziektewet, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen of de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering als dienstbetrekking wordt aangemerkt, of in verband met een aanstelling in openbare dienst is verbonden.”
Artikel 4 lid 6 WMK luidt als volgt:
“Geen uitsluiting of vermindering van rechten op grond van ziekten, aandoeningen of gebreken wordt bedongen door de verzekeraar bij de deelneming aan een voorziening dan wel regeling als bedoeld in het derde lid en bij het aangaan of wijzigen van een verzekering als bedoeld in het vierde en vijfde lid, voor zover ingevolge deze leden een keuringsverbod geldt.”
4.7.
Nu het in deze zaak met name aankomt op de uitleg van het keuringsverbod van artikel 4 lid 4 WMK, in het bijzonder de hierin neergelegde zinsnede ‘deelneming aan een aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekering die (…) in verband met een aanstelling in openbare dienst is verbonden’, worden hieronder de volgende relevante passages uit de parlementaire geschiedenis van de WMK aangehaald.
Memorie van Toelichting zoals gewijzigd naar aanleiding van het advies van de Raad van State, Tweede Kamer 1993-1994, 23 259, nr. 7, p. 7:
“Voor wat betreft aanstellingskeuringen (art. 4) wordt gepoogd meer evenwicht te brengen in de verhouding keuringvrager-keurling door middel van het noodzakelijkheidscriterium (een specifieke doelbeperking); geen keuring voor pensioen- of aan de arbeidsovereenkomst verbonden levensverzekering en voor arbeidsongeschiktheidsvoorziening; plaatsing van de keuring aan het einde van het selectieproces om te voorkomen dat andere dan medische overwegingen achter de keuring schuilgaan. Doel van deze bepalingen is het zoveel mogelijk wegnemen van belemmeringen bij de toegang tot arbeid.”
Nadere Memorie van Antwoord, Eerste Kamer 1996-1997, 23 259, nr. 91e, p. 6:
“Met dit wetsvoorstel is beoogd belemmeringen weg te nemen, voor zover deze gelegen zijn in medische keuringen, die de toegang tot arbeid voor grote groepen mensen blokkeren. Keuringen voor pensioenvoorzieningen en verzekeringen die aan de arbeidsverhouding verbonden zijn, worden daarom verboden. Ik roep hier overigens in herinnering dat er al sinds 1991 een kabinetsstandpunt ligt dat luidt dat het wenselijk is een werknemer zonder pensioenkeuring in een pensioenregeling op te nemen (zie ook de memorie van toelichting, blz 18). De cruciale vraag is steeds of het kunnen afsluiten van een dergelijke verzekering (mede) bepalend is voor het kunnen aangaan of wijzigen van de arbeidsverhouding. Met andere woorden: als voor een dergelijke verzekering wel gekeurd zou mogen worden, dan zou deze keuring als een verkapte aanstellingskeuring kunnen worden gebruikt. Dat is nu juist hetgeen ik wil voorkomen. Daarover ben ik steeds helder geweest, ook bij de behandeling in de Tweede Kamer.”
Memorie van Antwoord, Eerste Kamer 1996-1997, 23 259, nr. 91c, p. 7:
“De leden van de CDA-fractie hebben gevraagd naar de grond van het verbod van keuring voor een aan de een arbeidsverhouding verbonden pensioen/arbeidsongeschiktheidsverzekering. Een belangrijke reden is dat het onwenselijk zou zijn dat iemand die geschikt is voor een functie op grond van een andere keuring wellicht de functie niet zou krijgen. Dan zou de pensioen/arbeidsongeschiktheidsverzekering in feite als aanstellingskeuring gaan fungeren.”
Memorie van Antwoord, Eerste Kamer 1996-1997, 23 259, nr. 91c, p. 10:
“Met het bepaalde in artikel 4 wordt beoogd medische keuringen te verbieden voor verzekeringen en pensioenvoorzieningen, voor zover die aan de arbeidsverhouding verbonden zijn.”
Tweede evaluatie WMK, Tweede Kamer 2007-2008, 28 172, nr. 5, p. 2:
“Samenvattend, de Wmk beoogt de rechtspositie van aspirant-verzekeringnemers en sollicitanten te versterken. Dit doet de wet door regels te stellen aan het gebruik en de uitvoering van medische keuringen bij sollicitaties of het aangaan van (…) arbeidsongeschiktheidsverzekeringen.”
Tweede evaluatie WMK, Tweede Kamer 2007-2008, 28 172, nr. 5, p. 8:
“Tijdens de parlementaire behandeling van de Wmk is de vraag aan de orde geweest naar de mogelijkheden voor verzekeraars om aan risicobeheersing te doen (…). De initiatiefnemer van de wet heeft verschillende signalen afgegeven. Enerzijds stelde hij dat het verbod op uitsluitingsclausules nodig is om te voorkomen dat het verbod op aanstellingskeuringen wordt omzeild door de toegang tot het werk op verzekeringstechnische gronden te belemmeren. Anderzijds erkende hij dat het verzekeraars vrij staat zelf de voorwaarden te formuleren waaronder zij een verzekering aanbieden. Ze hoeven geen ˂brandende huizen˃ te verzekeren. Er is immers geen acceptatieplicht.”
Tweede evaluatie WMK, Tweede Kamer 2007-2008, 28 172, nr. 4, bijlage 2, p. 107:
“Voor de arbeidsongeschiktheidsverzekering die via de werkgever worden afgesloten zijn keuringen in het geheel niet toegestaan. Desondanks heeft één op de vijf baanwisselaars of sollicitanten een medisch/lichamelijk onderzoek ondergaan. Het aantal aspirant-verzekerden dat een gezondheidsvragenlijst heeft moeten invullen is met 59% nóg hoger. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat de respondenten een vrijwillige aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekering hebben afgesloten, waarbij de betreffende verzekeraar gewoon mag keuren. De vraag aan de respondenten bevatte echter expliciet de toevoeging ‘via de werkgever’, en ook als de werkgever niet betaalt maar wel faciliteert betreft het een aan de arbeid gerelateerde verzekering. Wat onder aan de arbeid gerelateerd moet worden verstaan is echter omstreden. Verzekeraars hanteren hierbij veelal de meer stringente opvatting van collectieve verzekeringen, zoals die gevonden kan worden in de Kamerstukken. Deze interpretatie staat echter op gespannen voet met het oordeel terzake van de Raad van Toezicht Verzekeringen. De kwestie is nog in behandeling bij de Ombudsman Verzekeringen en bij de rechter.”
4.8.
Verder acht de rechtbank voor de beoordeling van belang hetgeen de Hoge Raad in haar arrest van 5 januari 2001 (ECLI:NL:HR:2001:AA9310) over de doelstelling van de WMK heeft overwogen.
“ 3.3 De WMK beoogt niet alleen de rechtspositie te versterken van degenen die een keuring in de zin van deze wet ondergaan, maar ook de toegang tot arbeid en voorzieningen inzake oudedag en invaliditeit niet onredelijk te beperken. Teneinde de toegankelijkheid van deze voorzieningen zoveel mogelijk te waarborgen is (…) in art. 4 lid 3 bepaald dat, behoudens in een aantal hier niet ter zake doende gevallen, geen keuring plaatsvindt voor deelneming aan een pensioenvoorziening als bedoeld in art. 2 PSW. Om te voorkomen dat door het gebruik van uitsluitingsclausules zou worden voorbijgegaan aan de met dit keuringsverbod alsmede de in lid 4 en 5 opgenomen keuringsverboden beoogde doelstelling is vervolgens in art. 4 lid 6 bepaald:
(…)
3.9
Voorzover de initiatiefnemer in zijn hiervoor aangehaalde antwoorden een nuancering heeft aangebracht op zijn standpunt dat de door hem voorgestelde wet in verband met het doel dat daarmee werd nagestreefd - het zoveel mogelijk wegnemen van belemmeringen bij de toegang tot arbeid en voorzieningen inzake oudedag en invaliditeit - onmiddellijke werking zou hebben, gaat het daarbij uitsluitend om het in art. 4 lid 6 opgenomen verbod op uitsluitingsclausules. (…)”
4.9.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit voormelde passages uit de parlementaire geschiedenis duidelijk dat de doelstelling van de WMK is om de toegang tot arbeid en voorzieningen inzake oudedag en invaliditeit niet onredelijk te beperken (vgl. ook het arrest van de Hoge Raad van 5 januari 2001, ECLI:NL:HR:2001:AA9310). In het licht van dát doel moet artikel 4 lid 4 WMK, waarin met name met het oog op vrije toegang tot bedoelde voorzieningen is bepaald dat geen keuring plaatsvindt in het kader van de daar bedoelde verzekeringen, worden gelezen.
4.10.
Vast staat dat [x] (eerst) ruim vier jaar na zijn indiensttreding op 1 maart 2010 een aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekering bij Loyalis heeft aangevraagd. Gesteld noch gebleken is dat het afsluiten van deze verzekering bij Loyalis (mede) bepalend is geweest voor het kunnen aangaan of wijzigen van de arbeidsverhouding. Na vier jaar kan naar het oordeel van de rechtbank niet meer worden volgehouden dat, door [x] te onderwerpen aan medische vragen van Loyalis bij zijn verzekeringsaanvraag, van een onredelijke belemmering van de toegang tot arbeid en voorzieningen inzake oudedag en invaliditeit sprake is. Het risico op zelfselectie speelt daarentegen, zoals Loyalis terecht heeft betoogd, bij een dergelijk tijdsverloop nadrukkelijk wel. Daarbij is van belang dat de af te sluiten verzekering een semi-collectieve - en derhalve niet een zuiver collectieve - verzekering betreft die door [x] vrijwillig wordt aangegaan. Het gaat hier dus, gelet op de ratio van de WMK, niet om een ‘deelneming aan een aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekering die (…) in verband met een aanstelling in openbare dienst is verbonden’ als bedoeld in artikel 4 lid 4 WMK. Dit betekent dat in het geval van [x] er geen wettelijk keuringsverbod en evenmin een uitsluitingsverbod geldt. De door [x] bestreden uitsluitingsclausule mocht dan ook door Loyalis op de polis worden opgenomen.
4.11.
De rechtbank volgt evenmin de stelling van [x] dat het opnemen van een uitsluiting en/of wachttijd in strijd is met artikel 4 sub e WGBH/CZ en artikel 3 lid 1 sub c van de Richtlijn zodat de clausule op de polis nietig verklaard zou moeten worden. [x] is volgens zijn eigen stelling niet gehandicapt en evenmin lijdt hij aan een chronische ziekte. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien dat Loyalis een onderscheid maakt wegens handicap of chronische ziekte en dat [x] ’s toegang tot arbeidsvoorwaarden hier in het geding is. [x] heeft dan ook onvoldoende gesteld voor de conclusie dat de WGBH/CZ en de Richtlijn in de weg staan aan de voorwaarden waaronder Loyalis een aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekering aan [x] heeft aangeboden.
4.12.
Het beroep van [x] op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid als bedoeld in artikel 6:248 lid 2 BW slaagt evenmin. [x] volstaat in dit verband met de stelling dat de WMK, de WGBH/CZ en tal van andere wetten en maatregelen de deelname aan het arbeidsproces van mensen met een ‘vlekje’ op de gezondheid beogen te bevorderen en mogelijk te maken en dat een uitsluitingsclausule en/of wachttijd daarmee onverenigbaar is.
Daarmee heeft [x] , mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, onvoldoende onderbouwd dat de uitsluitingsclausule en de wachttijd die Loyalis wil hanteren naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar moeten worden geacht.
4.13.
Hetgeen [x] verder nog heeft aangevoerd, waaronder zijn stellingen met betrekking tot de wachttijd en het Van Leeuwen Convenant, behoeft geen bespreking, omdat dit in het licht van het vorenstaande niet tot toewijzing van de vorderingen onder I. en II. kan leiden. Daarnaar ter zitting gevraagd heeft [x] verklaard dat de gevorderde verklaring voor recht ertoe strekt op het polisblad zowel de uitsluitingsclausule als de wachttijd met terugwerkende kracht vanaf 1 maart 2005 te verwijderen en verwijderd te houden. Omdat beslist is dat de uitsluitingsclausule is toegestaan, behoeft de wachttijd geen beoordeling meer.
Dat [x] bij zijn aanstelling mogelijk niet zou zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot het afsluiten van een aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekering bij Loyalis, kan hem in deze procedure niet baten. Het lag immers op de weg van de gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude, en niet op die van Loyalis, om nieuwe medewerkers over de onderhavige verzekering te informeren.
4.14.
De slotsom is dat de vorderingen onder I. en II. dienen te worden afgewezen. Voor toewijzing van de onder III. gevorderde buitengerechtelijke kosten is onder deze omstandigheden geen plaats.
4.15.
[x] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Loyalis worden begroot op:
- griffierecht € 1.909,00
- salaris advocaat
1.356,00(3,0 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 3.265,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [x] in de proceskosten, aan de zijde van Loyalis tot op heden begroot op € 3.265,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. Jongkind-Jonker, mr. A.C. Haverkate en mr. A.K. Korteweg en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2017. [1]

Voetnoten

1.type: ST