ECLI:NL:RBNHO:2017:4790
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering afgifte positieve uitslag theorie-examen na vermoeden van fraude
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 14 juni 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Algemeen Directeur van de Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). De eiser had op 1 september 2015 een theorie-examen afgelegd, waarbij hij aanvankelijk de vermelding 'geslaagd' ontving. Echter, na een vermoeden van fraude, waarbij eiser werd aangesproken door CBR-medewerkers en het gebouw verliet, heeft het CBR de positieve uitslag ingetrokken en eiser voor drie maanden de toegang tot de CBR-gebouwen ontzegd. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van het CBR. De rechtbank heeft vastgesteld dat de intrekking van de positieve uitslag op voldoende gronden is gebaseerd, gezien de waarnemingen van de CBR-medewerkers en de camerabeelden. De rechtbank oordeelde dat het vermoeden van fraude voldoende aannemelijk was en dat eiser niet had voldaan aan de eisen van het Reglement Rijbewijzen. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de ingebrekestelling van eiser wegens te late besluitvorming door het CBR gegrond was, en dat verweerder een dwangsom verschuldigd was voor de termijnoverschrijding. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd voor zover het verzoek om vaststelling van de dwangsom was afgewezen en heeft de dwangsom vastgesteld op € 460,-. Tevens is het door eiser betaalde griffierecht vergoed.