In deze zaak verzoekt de werknemer, hierna te noemen [verzoeker], de kantonrechter om het ontslag op staande voet door zijn werkgever, De Spuiterij B.V., te vernietigen. [verzoeker] stelt dat er geen dringende reden voor het ontslag is en vraagt om doorbetaling van zijn loon. De werkgever heeft [verzoeker] op staande voet ontslagen op 27 februari 2017, omdat hij tijdens zijn ziekte werkzaamheden zou hebben verricht. [verzoeker] betwist deze beschuldigingen en stelt dat hij enkel zijn broer heeft bezocht die aan auto’s werkt. De kantonrechter heeft de zaak behandeld en op 7 juni 2017 uitspraak gedaan. De kantonrechter oordeelt dat de werkgever de bewijslast heeft om aan te tonen dat er sprake is van een dringende reden voor het ontslag. De kantonrechter heeft de werkgever de gelegenheid gegeven om bewijs te leveren van de stellingen. Daarnaast heeft de kantonrechter een voorlopige voorziening toegewezen, waarbij De Spuiterij wordt veroordeeld tot doorbetaling van het loon van [verzoeker] en hem in staat te stellen zijn re-integratie te hervatten. De kantonrechter heeft ook een dwangsom opgelegd voor het geval De Spuiterij niet aan de veroordeling voldoet. De proceskosten zijn voor rekening van De Spuiterij, omdat zij ongelijk heeft gekregen.