ECLI:NL:RBNHO:2017:5617

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 juni 2017
Publicatiedatum
4 juli 2017
Zaaknummer
AWB - 17 _ 2735
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van nachtslots en het gelijkheidsbeginsel in bestuursrechtelijke context

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 29 juni 2017 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van TUIfly Airlines Nederland B.V. tegen een besluit van de Stichting Airport Coordination Netherlands. Het primaire besluit, genomen op 31 mei 2017, betrof de toekenning van 58 nachtslots aan TUIfly. TUIfly heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij meende dat zij in een gelijke positie verkeerde als Corendon Dutch Airlines B.V., die ook nachtslots had aangevraagd en een vonnis had verkregen dat haar een gelijke behandeling garandeerde.

Tijdens de zitting op 29 juni 2017 zijn zowel de verzoekster als de verweerder vertegenwoordigd door hun gemachtigden. De voorzieningenrechter heeft na de zitting direct uitspraak gedaan en het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen sprake was van gelijke gevallen, omdat Corendon een vonnis had dat haar aanspraak gaf op de toekenning van slots, terwijl dit voor TUIfly niet het geval was. Dit betekende dat het besluit van 31 mei 2017 niet in strijd was met het gelijkheidsbeginsel.

De voorzieningenrechter heeft verder overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend voor een eventueel bodemgeding. De afwijzing van het verzoek om voorlopige voorziening houdt in dat TUIfly voorlopig geen recht heeft op de gevraagde slots, en dat de situatie van Corendon niet automatisch van toepassing is op andere luchtvaartmaatschappijen. De uitspraak benadrukt het belang van objectieve criteria bij de toekenning van luchthavenslots en de noodzaak om gelijke gevallen gelijk te behandelen, maar ook dat niet alle aanvragen automatisch gelijk behandeld kunnen worden zonder rekening te houden met specifieke omstandigheden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
Zaaknummer: HAA 17/2735
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter ter zitting van 29 juni 2017 in de zaak tussen

TUIfly Airlines Nederland B.V. te Schiphol-Rijk, verzoekster

(gemachtigde mr. J.J.R. Lautenbach),
en

Stichting Airport Coordination Netherlands, verweerder

(gemachtigde: mr. A.H. Gaastra).

Procesverloop

Bij besluit van 31 mei 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder aan verzoekster 58 nachtslots toegekend.
Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 juni 2017. Namens verzoekster zijn verschenen [naam 1] , [naam 2] , mr. [naam 3] en mr. [naam 4] , bijgestaan door de gemachtigde en haar kantoorgenoot K. Krzeminski. Namens verweerder zijn verschenen C.A.L.C. Ditvoorst, B.V.C. van der Elst en K. Habbout, bijgestaan door de gemachtigde en mr. F.J. Webbink.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter direct uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. Verzoekster heeft de voorzieningenrechter gevraagd een voorlopige voorziening hangende bezwaar te treffen ten aanzien van het besluit van 31 mei 2017 waarbij verzoekster 58 nachtslots toebedeeld heeft gekregen.
3. De voorzieningenrechter sluit zich aan bij de overwegingen van de voorzieningenrechter in kort geding zoals neergelegd in het vonnis van 14 juni 2017 en acht zich bevoegd om over de voorliggende zaak te oordelen.
4. De voorzieningenrechter is van oordeel dat er sprake is van voldoende spoedeisend belang. Immers niet kan worden uitgesloten dat verzoekster ten gevolge van de wijze van toedeling van nachtslots bij besluit van 31 mei 2017 (gevolg) schade lijdt die onomkeerbaar is.
5. Verzoekster heeft haar verzoek bij brief van 21 juni 2017 en ter zitting nader gespecificeerd. De voorzieningenrechter begrijpt het verzoek om voorlopige voorziening aldus dat het verzoek – mede gezien het ter zitting ingetrokken verzoek om voorlopige voorziening ten aanzien van de toegekende nachtslots aan de besloten vennootschap Corendon Dutch Airlines B.V. (hierna: Corendon) bij separaat besluit van 31 mei 2017 – ertoe strekt dat het besluit van 31 mei 2017 wordt geschorst onder gelijke toekenning van een voorziening die ertoe leidt dat verzoekster in een gelijke positie wordt gebracht als Corendon waarbij aan haar evenveel nachtslots worden toegekend.
6. De voorzieningenrechter moet thans beoordelen of het besluit van 31 mei 2017 naar verwachting in bezwaar stand zal houden.
7. Bij de beoordeling van het beroep van verzoekster op het gelijkheidsbeginsel stelt de voorzieningenrechter in de eerste plaats vast dat niet in geschil is dat Corendon en verzoekster tot het vonnis van 19 mei 2017 gelijke gevallen waren. Verweerder heeft zich naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter op het standpunt kunnen stellen dat sinds voornoemd vonnis niet langer sprake is van gelijke gevallen die gelijk moeten worden behandeld op grond van het gelijkheidsbeginsel. Corendon beschikt immers over een vonnis waaraan Corendon direct aanspraak kan ontlenen en ten aanzien van verzoekster is geen vergelijkbaar vonnis gewezen. Het jegens Corendon gewezen vonnis heeft geen derdenwerking. Er is dus geen directe verplichting voor verweerder om anderen, waaronder verzoekster, nachtslots toe te kennen op de wijze zoals in het vonnis van 19 mei 2017 ten aanzien van Corendon is bepaald.
Ook anderszins heeft verweerder Corendon en verzoekster als ongelijke gevallen kunnen beschouwen. De voorzieningenrechter in kort geding heeft een aantal overwegingen aan zijn beslissing ten grondslag gelegd. Wanneer het zo zou zijn dat die overwegingen zonder meer ook zouden gelden voor andere aanvragers dan Corendon, dan zou dat mogelijk de situatie creëren dat er, ondanks het vonnis van 19 mei 2017, geen sprake kan zijn van ongelijke gevallen. Deze situatie doet zich in dit geval echter niet voor. Eén van de dragende overwegingen in het vonnis van 19 mei 2017 is immers dat de verlaging van het plafond van 34.000 naar 32.000 nachtbewegingen voor Corendon niet voorzienbaar was. Dit is geen objectieve omstandigheid die voor iedereen gelijk is. Tegen het vonnis van 19 mei 2017 loopt hoger beroep. Het is dus nog onzeker of het oordeel zoals neergelegd in het vonnis van 19 mei 2017 stand houdt. Daarnaast behelst het vonnis van 19 mei 2017 een feitelijke waardering van ten aanzien van Corendon geldende vastgestelde omstandigheden. Die omstandigheden kunnen bij andere aanvragers anders liggen en anders gewaardeerd worden.
8. Nu vanwege het vonnis van 19 mei 2017 geen sprake is van gelijke gevallen is het besluit van 31 mei 2017 naar het voorshands oordeel van de voorzieningenrechter niet in strijd met het gelijkheidsbeginsel genomen. Dat betekent dat er naar het voorshands oordeel van de voorzieningenrechter ook geen strijd is met artikel 4, tweede lid, aanhef en onder c, van de Verordening (EEG) Nr. 95/93 van de Raad van 18 januari 1993 betreffende gemeenschappelijke regels voor de toewijzing van “slots” op communautaire luchthavens.
9. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Jochem, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. C. van Steenoven, griffier, op 29 juni 2017.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open