In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, afdeling Privaatrecht, sectie Kanton te Haarlem, betreft het een verzoek van [verzoeker] met zaaknummer 5577701. Het verzoek werd op 9 december 2016 ingediend en op 28 februari 2017 vond een zitting plaats. De zaak draait om de vereffening van de nalatenschap van [overledene], die op [overlijdensdatum] is overleden zonder testament. De erfgenamen zijn [verzoeker] en hun minderjarige dochter [minderjarige].
[Verzoeker] verzoekt de kantonrechter om te bepalen dat het Nederlandse recht van toepassing is op de vereffening van de nalatenschap. Subsidiair vraagt hij dat het erfdeel van [minderjarige] niet op een BEM (Beleggingsrekening voor Erfenissen en Minderjarigen) gestort hoeft te worden, maar geïnvesteerd mag worden. Tevens verzoekt hij dat de helft van de netto opbrengst van de verkoop van een Frans vakantiehuis aan hem toekomt, waarna [minderjarige] een vordering op hem zal krijgen van € 43.875,00.
De kantonrechter overweegt dat, gelet op artikel 10:149 van het Burgerlijk Wetboek, het Nederlandse recht van toepassing is op de verdeling van de nalatenschap. Dit is in overeenstemming met de wens van de erflater en de huidige Europese verordening inzake internationaal erfrecht. Het primaire verzoek van [verzoeker] wordt toegewezen. De kantonrechter merkt op dat, nu het Nederlandse recht van toepassing is, de omvang van de vordering van [minderjarige] op [verzoeker] vastgesteld dient te worden op basis van artikel 4:13 BW.
In de beslissing verklaart de kantonrechter het Nederlandse recht van toepassing op de verdeling van de nalatenschap van [overledene], verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad en wijst het verzoek voor het overige af. Deze beschikking is gegeven door mr. A.M. Koolen-Zwijnenburg en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 28 maart 2017.