ECLI:NL:RBNHO:2017:6155

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 juli 2017
Publicatiedatum
20 juli 2017
Zaaknummer
5521228
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgplicht van een tussenpersoon in het kader van rechtsbijstandverzekering en verhuur van onroerend goed

In deze zaak heeft [eiser c.s.] een vordering ingesteld tegen de commanditaire vennootschap Buro Brederode, waarbij hij stelt dat Buro Brederode tekort is geschoten in haar zorgplicht als tussenpersoon bij de rechtsbijstandverzekering. De vordering is ingesteld naar aanleiding van een geschil met de huurder van een pand dat [eiser c.s.] verhuurde. De huurder veroorzaakte waterschade, maar [eiser c.s.] kon geen beroep doen op zijn rechtsbijstandverzekering omdat het pand niet was aangemeld bij de verzekering. Hierdoor moest [eiser c.s.] zelf procederen, wat resulteerde in een proceskostenveroordeling en advocaatkosten die hij op Buro Brederode wilde verhalen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat [eiser c.s.] niet voldoende heeft aangetoond dat Buro Brederode op de hoogte was van de verhuur van het pand. Buro Brederode betwistte dat zij wist dat het pand verhuurd werd en stelde dat [eiser c.s.] dit nooit had doorgegeven. De rechter oordeelde dat zonder deze kennis er geen sprake kon zijn van een schending van de zorgplicht. Bovendien was er onvoldoende bewijs dat Buro Brederode in gebreke was gebleven bij het aanpassen van de polissen.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van [eiser c.s.] afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten, omdat hij ongelijk kreeg. Dit vonnis is uitgesproken door mr. A.M. Koolen-Zwijnenburg op 5 juli 2017.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 5521228 \ CV EXPL 16-10458
Uitspraakdatum: 5 juli 2017
Vonnis in de zaak van:
[eiser c.s.]
wonende te [woonplaats]
eisers
verder te noemen: [eiser c.s.]
gemachtigde: mr. J.W. Helsdingen
tegen
de commanditaire vennootschap
Buro Brederode
gevestigd te IJmuiden
en de vennoten
[vennoot 1 en 2]gedaagden
verder gezamenlijk te noemen: Buro Brederode
gemachtigde: mr. S.M. van der Meer

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser c.s.] heeft bij dagvaarding van 11 november 2016 een vordering tegen Buro Brederode ingesteld. Buro Brederode heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 23 mei 2017 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2.De feiten

2.1.
[eiser c.s.] heeft sinds 26 januari 1984 via bemiddeling door Buro Brederode een rechtsbijstandverzekering lopen bij ARAG, als particulier.
2.2.
[eiser c.s.] verhuurde op enig moment het pand aan de [adres] (hierna: het pand). Het pand is door [eiser c.s.] in februari 2013 verkocht.
2.3.
In augustus 2012 is er waterschade ontstaan in het pand. De huurder was volgens [eiser c.s.] aansprakelijk voor deze waterschade. [eiser c.s.] wilde in verband daarmee een beroep doen op zijn rechtsbijstandverzekering, maar het pand was niet aangemeld bij de rechtsbijstandverzekering, waardoor rechtsbijstand ten aanzien van de verhuur van het pand niet gedekt werd door de verzekering.
2.4.
[eiser c.s.] is vervolgens op eigen kosten gaan procederen tegen de huurder van het pand. De vordering is door de kantonrechter bij vonnis van 6 april 2016 afgewezen. [eiser c.s.] is veroordeeld in de proceskosten van het geding, ter hoogte van € 1.050,00. Daarnaast bedroegen de door de advocaat van [eiser c.s.] , mr. [X] , in rekening gebrachte kosten € 3.565,28.
2.5.
[eiser c.s.] heeft bij brief van 31 mei 2016 Buro Brederode aansprakelijk gesteld voor een bedrag van € 4.615,28 (de door [eiser c.s.] betaalde proceskostenveroordeling en advocaatkosten).

3.De vordering

3.1.
[eiser c.s.] vordert dat de kantonrechter Buro Brederode veroordeelt tot:
- betaling van € 5.324,98, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf
11 november 2016 tot aan de dag van algehele betaling en
- betaling van de proceskosten, met daarin begrepen de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente indien deze niet binnen twee weken na betekening van het vonnis zijn betaald.
3.2.
[eiser c.s.] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat Buro Brederode is tekort geschoten in haar zorgplicht, ze heeft niet als redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsgenoot gehandeld. Buro Brederode, althans vennoot [vennoot 1] , wist in 2005 al dat [eiser c.s.] het pand verhuurde en is te kort geschoten door dit niet te melden aan de rechtsbijstandverzekering. Omdat het pand niet als door [eiser c.s.] verhuurd pand was aangemeld bij de rechtsbijstandsverzekeraar was het geschil met de huurder van het pand niet gedekt door de rechtsbijstandsverzekeraar. [vennoot 1] heeft ook aangegeven dat hij in gebreke is gebleven bij het aanpassen van polissen. Buro Brederode is dan ook aansprakelijk voor de door [eiser c.s.] geleden schade, te weten de advocaatkosten en de proceskostenveroordeling. Omdat Buro Brederode niet betaalde, is zij de buitengerechtelijke kosten (€ 709,70) als schadevergoeding aan [eiser c.s.] verschuldigd.

4.Het verweer

4.1.
Buro Brederode betwist de vordering. Zij voert aan – samengevat – dat [eiser c.s.] nooit aan Buro Brederode heeft doorgegeven dat hij het pand verhuurde en dat dit bij de rechtsbijstandsverzekering moest worden gemeld. Buro Brederode was hier uit eigen wetenschap ook niet mee bekend. Buro Brederode is dan ook niet te kort geschoten in haar zorgplicht. [vennoot 1] heeft niet erkend dat hij te kort is geschoten. Voorts is er geen causaal verband, nu er ook geen rechtsbijstandsverzekering voor de verhuur van het pand kon worden afgesloten. ARAG, de rechtsbijstandsverzekeraar, heeft dat aan Buro Brederode bevestigd. Ten slotte worden de schade en de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten betwist.

5.De beoordeling

5.1.
De eerste vraag die voorligt is of Buro Brederode er mee bekend was dat [eiser c.s.] het pand verhuurde. Buro Brederode betwist dit. Dit betekent dat [eiser c.s.] feiten en omstandigheden moet stellen ter onderbouwing van zijn stelling. [eiser c.s.] heeft ter onderbouwing aangevoerd dat [vennoot 1] in 2005 een rondleiding door de verschillende panden heeft gehad en hij vanaf dat moment wist dat het pand verhuurd werd. Buro Brederode betwist echter dat dit ter sprake is gekomen tijdens de rondleiding en voorts wordt door Buro Brederode betwist dat reeds in 2005 het pand niet door [eiser c.s.] zelf gebruikt werd, maar verhuurd werd.
5.2.
[eiser c.s.] heeft niet voldaan aan zijn stelplicht, nu hij tegenover de gemotiveerde betwisting door Buro Brederode onvoldoende gesteld heeft dat reeds in 2005 het pand door [eiser c.s.] werd verhuurd en dat dit aan Buro Brederode kenbaar is gemaakt. Dat het pand in 2005 al werd verhuurd, is niet door [eiser c.s.] onderbouwd en blijkt ook nergens uit. [eiser c.s.] heeft in het licht van het gemotiveerde verweer onvoldoende gesteld en onderbouwd om hem tot bewijs hiervan toe te laten.
5.3.
Nu onvoldoende gemotiveerd gesteld is dat Buro Brederode wist dat het pand door [eiser c.s.] verhuurd werd, is eveneens onvoldoende gemotiveerd gesteld dat de zorgplicht door Buro Brederode is geschonden. Immers, indien Buro Brederode niet op de hoogte was van de verhuur van het pand, kan aan haar niet worden verweten dat zij dit niet heeft doorgegeven aan de rechtsbijstandverzekering.
5.4.
[eiser c.s.] heeft gesteld dat Buro Brederode erkend heeft dat zij te kort is geschoten. Ter zitting heeft [vennoot 1] verklaard dat hij heeft aangegeven dat hij onvoldoende tijd had om regelmatig bij alle klanten op bezoek te gaan. De kantonrechter is van oordeel dat dit onvoldoende is om tot de conclusie te komen dat [vennoot 1] namens Buro Brederode erkent dat hij de zorgplicht geschonden heeft en het enkel niet regelmatig bij klanten op bezoek gaan is ook overigens geen schending van de zorgplicht. Dat Buro Brederode op andere wijze erkend heeft dat zij te kort is geschoten is door [eiser c.s.] onvoldoende gesteld en gemotiveerd.
5.5.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [eiser c.s.] zal afwijzen.
5.6.
De proceskosten komen voor rekening van [eiser c.s.] , omdat hij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt [eiser c.s.] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Buro Brederode worden vastgesteld op een bedrag van € 500,00 aan salaris van de gemachtigde van Buro Brederode.
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Koolen-Zwijnenburg en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter