ECLI:NL:RBNHO:2017:6157

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 juli 2017
Publicatiedatum
20 juli 2017
Zaaknummer
5560072
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hennepkwekerij in bedrijfspand leidt tot boete en huurachterstand

In deze zaak heeft Hazenberg Onroerend Goed B.V. (HOG) een vordering ingesteld tegen een gedaagde die een bedrijfspand huurde. De vordering is gebaseerd op de ontdekking van een hennepkwekerij in het gehuurde pand, wat in strijd is met de huurovereenkomst. HOG heeft de gedaagde op 24 augustus 2016 geïnformeerd dat hij een direct opeisbare boete van € 25.000,00 verschuldigd is vanwege de overtreding van de Opiumwet. De gedaagde heeft het pand op 22 december 2016 ontruimd, maar heeft een huurachterstand van € 6.957,50 laten ontstaan. Tijdens de zitting heeft de gedaagde de huurachterstand erkend, maar betwist dat er een hennepkwekerij in het pand was. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de aangetroffen resten van hennep en de omstandigheden voldoende bewijs vormen voor de conclusie dat er een hennepkwekerij was. De kantonrechter heeft de vordering van HOG grotendeels toegewezen, inclusief de boete en de huurachterstand, en de gedaagde veroordeeld tot betaling van in totaal € 31.957,50, plus proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 5560072 \ CV EXPL 16-10998
Uitspraakdatum: 12 juli 2017
Vonnis in de zaak van:
Hazenberg Onroerend Goed B.V.
gevestigd te Amsterdam
eiseres
verder te noemen: HOG
gemachtigde: mr. B. Meijer
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. J.G. Plet

1.Het procesverloop

1.1.
HOG heeft bij dagvaarding van 23 november 2016 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 30 mei 2017 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft HOG bij brief van 22 maart 2017 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
HOG heeft aan [gedaagde] een bedrijfspand aan het [adres] te [plaats] (hierna: het pand) verhuurd met ingang van 18 januari 2016 tot en met 31 december 2017 voor
€ 3.478,75 per maand.
2.2.
Van Roijen makelaardij o.g. B.V. is namens HOG de beheerder van het pand.
2.3.
In artikel 12 van de huurovereenkomst staat:
“Huurder is ermee bekend dat op grond van de Opiumwet het telen van hennep en / of het
exploiteren van een hennepkwekerij strafbaar is.
Het is huurder uitdrukkelijk verboden om in het gehuurde en in bij het gehuurde behorende onroerende aanhorigheden hennep en/of aanverwante plantjes / producten te telen / kweken en / of om hennepkwekerijen te (doen of laten) exploiteren en / of om hennep of
aanverwante producten op te slaan, in welke omvang en mate dan ook.
Huurder erkent en aanvaart dit verbod; bij overtreding van dit verbod is huurder naast alle
aan huurder als gevolg daarvan toe te rekenen schade een direct opeisbare boete ad.€ 25.000,00
(zegge VIJFENTWINTIGDUIZEND EURO) aan verhuurder verschuldigd.
Naast hennep geldt deze clausule overigens alle onder de Opiumwet vallende stoffen.”
2.4.
Op donderdag 18 augustus 2016 is de politie binnengetreden in het pand. In het proces-verbaal van bevindingen is opgenomen dat in het pand goederen zijn aangetroffen die regelmatig worden aangetroffen in hennepkwekerijen en dat er resten van hennepplanten zijn aangetroffen, zoals deels verdroogde bladresten en een deel van een henneptop. De verbalisanten constateerden dat er een hennepplantage was geweest, die ontmanteld was.
2.5.
Op 24 augustus 2016 is namens HOG een brief aan [gedaagde] gestuurd met de mededeling dat hij de direct opeisbare boete van € 25.000,00 verschuldigd is omdat er een hennepkwekerij geëxploiteerd is in het pand en/of dat hennep of aanverwante producten in het gehuurde opgeslagen zijn geweest.
2.6.
Op 14 september 2016 heeft [gedaagde] aan [X] van Van Roijen makelaardij o.g. B.V. ge-e-maild dat hij niet in staat is de huurovereenkomst uit te dienen en heeft de gegevens van een bedrijf dat de huurovereenkomst wil overnemen doorgegeven. Op 20 september 2016 heeft [gedaagde] aan [X] bericht dat hij niet meer in staat is om de huur te betalen.
2.7.
Op 22 december 2016 heeft [gedaagde] het pand ontruimd en opgeleverd en de sleutels overgedragen aan HOG.

3.De vordering

3.1.
HOG vordert, na vermindering van eis ter zitting, dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 31.957,50 binnen zeven dagen na betekening van het vonnis en de proceskosten.
3.2.
HOG legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] , omdat er resten van een hennepplantage zijn aangetroffen, op grond van artikel 12 van de huurovereenkomst een direct opeisbare boete van € 25.000,00 verschuldigd is. Voorts heeft [gedaagde] een huurachterstand van € 6.957,50 laten ontstaan.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering gedeeltelijk. Hij voert aan – samengevat – dat er geen hennepplantage in het pand is geweest. [gedaagde] heeft aangevoerd dat de door politie aangetroffen resten onvoldoende zijn om de conclusie te rechtvaardigen dat er een hennepplantage was en dat hij niets van een hennepplantage wist. [gedaagde] is daarvoor ook niet vervolgd. Het is juist dat er een huurachterstand is ontstaan, maar [gedaagde] heeft aan HOG gegevens verstrekt van ondernemingen die de huurovereenkomst wilden overnemen. HOG heeft daar niet op gereageerd, zodat de ontstane huurachterstand voor rekening van HOG dient te komen.

5.De beoordeling

5.1.
[gedaagde] heeft ter zitting de huurachterstand erkend. HOG heeft bij haar verminderding van eis rekening gehouden met de betaling van [gedaagde] in de maand juli 2016, de verrekening van de borg en heeft aangegeven de huur te vorderen tot december 2016, nu het pand in december 2016 is ontruimd. [gedaagde] was op grond van de huurovereenkomst de huur aan HOG verschuldigd. [gedaagde] heeft weliswaar aan HOG namen van potentieel geïnteresseerden doorgegeven, maar dit heeft niet tot het overnemen van de huurovereenkomst geleid. HOG heeft aangevoerd dat zij in gesprek is gegaan met de door [gedaagde] aangebrachte partijen, maar dat deze niet meer hebben gereageerd nadat er door HOG om papieren werd gevraagd. [gedaagde] heeft dit niet betwist. Nog los van de vraag of HOG verplicht was om tot indeplaatsstelling over te gaan, is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagde] onvoldoende gemotiveerd gesteld heeft dat de ontstane huurachterstand voor rekening van HOG dient te komen. De conclusie is dat de kantonrechter dit deel van de vordering van HOG zal toewijzen.
5.2.
Op grond van artikel 12 van de huurovereenkomst is de huurder, [gedaagde] , een boete van
€ 25.000,00 aan verhuurder, HOG, verschuldigd indien hij hennep teelt of kweekt of als hij een hennepkwekerij (laat) exploiteren of als hij hennep producten opslaat, in welke omvang en mate dan ook. [gedaagde] betwist dat hiervan sprake is. Hij heeft aangevoerd dat onvoldoende onderbouwd is dat er een hennepkwekerij in het pand aanwezig is geweest. Daarnaast had [gedaagde] geen rol bij een eventuele hennepkwekerij. Hij wist van niets en is ook niet strafrechtelijk vervolgd.
5.3.
HOG heeft, ter onderbouwing van haar stelling dat er een hennepkwekerij in het pand aanwezig is geweest, het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen van het binnentreden door de politie overgelegd. In dit proces-verbaal staat onder andere:
“ 4. Op de verdiepingsvloer lagen delen van hennepplanten. Het betroffen deels
verdroogde bladresten en een deel van een henneptop. Hieruit bleek dat er een oogst
van volgroeide hennepplanten had plaatsgevonden. Deze aangetroffen delen waren groen
van kleur en kennelijk kort voor aantreffen geoogst.(…)12. In deze ruimte zagen wij een groot aantal zwarte plastic plantenpotten staan. Uit
onderzoek bleek dat 167 plantenpotten nieuw en kennelijk ongebruikt waren, 701
plantenpotten vervuild waren met resten teelaarde en deeltjes van hennepplanten en
delen van wortels. Hieruit bleek dat deze potten zeer waarschijnlijk waren gebruikt
voor de teelt van hennepplanten. Uit eerdere ruimingen van hennepkwekerijen blijkt
dat in de regel een (1) hennepplant per pot wordt geteeld en daarvan uitgaande zijn
er vermoedelijk 701 hennepplanten geteeld en geoogst.(…)21. Op een koolstoffilter zagen wij een tak met blad van een hennepplant. Gezien de afmeting van het blad was deze afkomstig van een volwassen hennepplant. Deze aangetroffen delen waren groen van kleur en kennelijk kort voor aantreffen geoogst.(…)26. Op de vloer lagen resten van hennep. Het betrof een verdroogd deel van een hennepblad.”
5.4.
De kantonrechter is van oordeel dat wat door de politie is aangetroffen op 18 augustus 2016 valt onder hetgeen in artikel 12 van de huurovereenkomst is verboden, nu er sprake was van aangetroffen resten van hennep en resten van een hennepplantage. Dat er een hennepplantage is geëxploiteerd in het pand is door [gedaagde] , tegenover het proces-verbaal van bevindingen, onvoldoende gemotiveerd betwist. Ook indien [gedaagde] niet van de hennep(pantage) op de hoogte was, is de boete opeisbaar geworden. Voor de overeengekomen bepaling in de huurovereenkomst is immers niet van belang wie de hennepplantage exploiteerde en/of de hennep in het pand bewaarde. Het enkele feit dat deze er was, is voldoende om de boete op te eisen. De kantonrechter zal ook dit deel van de vordering toewijzen. [gedaagde] heeft geen beroep gedaan op matiging van de boete, zodat de kantonrechter aan een beoordeling daarvan niet toe komt.
5.5.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan HOG van € 31.957,50 binnen zeven dagen na betekening van het vonnis;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van HOG tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 81,41
griffierecht € 941,00
salaris gemachtigde € 800,00 ;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Koolen-Zwijnenburg en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter