ECLI:NL:RBNHO:2017:6701

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 augustus 2017
Publicatiedatum
4 augustus 2017
Zaaknummer
HAA 16_1729, 16_1733, 16_1735, 16_1737, 17_1828, 17_1832, 17_1834, 17_1836
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanvullende schadevergoeding in verband met wijziging bestemmingplan Schiphol-West en omgeving

Op 8 augustus 2017 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak betreffende de Gemeenschappelijke regeling Schadeschap Luchthaven Schiphol. Eiseressen, voormalige echtgenotes van de aanvragers van schadevergoeding, hebben beroep ingesteld tegen besluiten van het Schadeschap die hun aanvragen om schadevergoeding afwezen. De rechtbank oordeelde dat het Schadeschap niet bevoegd was om de eerder toegekende schadevergoeding aan de ex-echtgenoten in te trekken, omdat de aanvragen om schadevergoeding niet door de eiseressen zelf waren ingediend. De rechtbank vernietigde de besluiten van het Schadeschap en oordeelde dat het Schadeschap opnieuw moest beslissen op de aanvragen van eiseressen om aanvullende schadevergoeding. De rechtbank stelde vast dat eiseressen wel degelijk recht hadden op schadevergoeding, aangezien zij mede-eigenaren waren van de woningen die onderhevig waren aan planschade door de aanleg van de Polderbaan. De rechtbank veroordeelde het Schadeschap ook in de proceskosten van eiseressen, die gezamenlijk tot een bedrag van € 2.227,50 werden vastgesteld. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste procedurele afhandeling van schadeverzoeken en de rechten van betrokken partijen in bestuursrechtelijke procedures.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 16/1729, 16/1733, 16/1735, 16/1737, 17/1828, 17/1832, 17/1834, 17/1836

uitspraak van meervoudige kamer van 8 augustus 2017 in de zaken tussen

1. [eiseres 1]te [woonplaats 1] ,
2. [eiseres 2]te [woonplaats 2] ,
3. [eiseres 3]te [woonplaats 1] ,
4. [eiseres 4]te [woonplaats 3]
eiseressen,
(gemachtigde: mr. drs. C.C.J. Hartendorf),
en

de besliscommissie van het Schadeschap luchthaven Schiphol, verweerder

(gemachtigde: mr. dr. B.J.P.G. Roozendaal en mr. O.M. te Rijdt).

Procesverloop

Bij afzonderlijke besluiten (de primaire besluiten) heeft verweerder, hierna: het Schadeschap, de aanvragen van de ex-echtgenoten van eiseressen om toekenning van schadevergoeding op grond van de Gemeenschappelijke regeling Schadeschap Luchthaven Schiphol (de Regeling) afgewezen.
Bij afzonderlijke besluiten van 3 en 7 maart 2016 (de bestreden besluiten I) heeft het Schadeschap de bezwaren tegen de primaire besluiten gegrond verklaard en deze herroepen. Tevens heeft het Schadeschap aan eiseressen en aan hun ex-echtgenoten ieder 50% van de schadevergoeding toegekend.
Bij afzonderlijke besluiten van 11 april 2016 (bestreden besluiten II) heeft het Schadeschap de bestreden besluiten I ingetrokken. Tevens heeft het Schadeschap de bezwaren van eiseressen tegen de primaire besluiten alsnog niet-ontvankelijk verklaard. Bij aan hen gerichte besluiten heeft het Schadeschap aan de ex-echtgenoten van eiseressen alsnog de volledige schadevergoeding toegekend.
Eiseressen hebben tegen de bestreden besluiten I en II op 12 en 15 april 2016 beroep ingesteld.
Bij afzonderlijke besluiten van 20 maart 2017 (bestreden besluiten III) heeft het Schadeschap geweigerd eiseressen een aanvullende schadevergoeding toe te kennen.
Eiseressen hebben tegen de bestreden besluiten III bezwaar gemaakt en met toepassing van artikel 7:1a van de Algemene wet bestuursrecht (de Awb) het Schadeschap verzocht in te stemmen met rechtstreeks beroep bij de bestuursrechter.
Het Schadeschap heeft ingestemd met het verzoek.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 mei 2017. De beroepen zijn gelijktijdig behandeld met beroepen tegen andere besluiten van het Schadeschap. Eiseressen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde, die is vergezeld door mr. drs. A.J.A. Overwater en door ing. B.H. Willighagen van Alcedo B.V. (deskundige op het gebied van geluid). Het Schadeschap heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigden, die zijn vergezeld door ing. E. Goudriaan van LBP Sight B.V. (deskundige op het gebied van geluid).

Overwegingen

Inleiding
1. Ten tijde van de aanvraag om schadevergoeding in 2004 waren eiseressen woonachtig in de wijken Vrijschot en Bleesland te [woonplaats 1] -Noord nabij de Polderbaan. Eiseressen waren gehuwd en mede-eigenaar van de woningen waarop de aanvraag ziet.
De Polderbaan is op 1 november 2003 in gebruik genomen en sindsdien ondervinden omwonenden hiervan (geluid)hinder, met name vanwege grondgeluid (laagfrequent geluid) veroorzaakt door startende vliegtuigen. In 2011 en 2013 zijn in het agrarisch gebied gelegen tussen de woningen en de Polderbaan zogeheten ribbels (wigvormige heuvels) in het landschap aangelegd met het oogmerk de overlast van het grondgeluid dat wordt veroorzaakt door startende vliegtuigen op de Polderbaan, te verminderen.
De bestreden besluiten I en II
2.1.
Uit de gedingstukken blijkt dat de aanvragen om schadevergoeding op 7 mei 2004 zijn ingediend door de ex-echtgenoten van eiseressen. Bij de primaire besluiten gericht aan de ex-echtgenoten van eiseressen heeft het Schadeschap deze aanvragen afgewezen. Bij brieven van 17 september 2012 en 9 december 2012 heeft de toenmalige gemachtigde namens de ex-echtgenoten bezwaar gemaakt tegen de primaire besluiten.
2.2.
Eiseressen hebben aangevoerd dat het Schadeschap niet bevoegd was de bestreden besluiten I, waarbij hun 50% van de planschadevergoeding werd toegekend, in te trekken.
2.3.
Anders dan eiseressen stellen is de rechtbank van oordeel dat het Schadeschap in dit geval van de bevoegdheid gebruik mocht maken om de bestreden besluiten I in te trekken, omdat deze onjuist waren. Omdat de aanvragen om schadevergoeding waren ingediend door de ex-echtgenoten en niet door of mede namens eiseressen, kon het Schadeschap uitsluitend aan de ex-echtgenoten schadevergoeding toekennen. Het Schadeschap kan geen schadevergoeding toekennen aan personen die daartoe geen verzoek hebben ingediend. De toekenning van schadevergoeding aan eiseressen was dus niet terecht. De intrekking van de bestreden besluiten I levert bovendien geen strijd op met de rechtszekerheid, omdat het Schadeschap de besluiten waarbij schadevergoeding was toegekend, al na een korte tijd weer heeft ingetrokken en er nog geen uitbetaling aan eiseressen had plaatsgevonden. Ook van strijd met andere rechtsbeginselen is in dit verband niet gebleken. De tegen de intrekking van de bestreden besluiten I gerichte beroepsgronden slagen niet.
3.1.
Eiseressen hebben verder aangevoerd dat het Schadeschap hun bezwaren bij de bestreden besluiten II ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard.
3.2.
De rechtbank heeft niet kunnen vaststellen dat eiseressen bezwaar hebben gemaakt tegen de primaire besluiten. In de bezwaarschriften komen de namen van eiseressen niet voor. Eiseressen hebben in hun aanvullende beroepschriften ook erkend dat uitsluitend bezwaar is gemaakt door en namens hun ex-echtgenoten. Het Schadeschap heeft dan ook ten onrechte de bezwaren van eiseressen niet-ontvankelijk verklaard. Op een bezwaar dat niet is gemaakt, kan immers geen besluit in de zin van de Awb worden genomen. Het Schadeschap had dan ook moeten volstaan met het intrekken van de tot eiseressen gerichte besluiten op bezwaar van 3 en 7 maart 2016. Het Schadeschap heeft bij de bestreden besluiten II ten onrechte nieuwe beslissingen op bezwaar genomen.
4.1.
Eiseressen hebben tegen de ingetrokken bestreden besluiten I geen gronden aangevoerd. Niet gebleken is dat eiseressen nog belang hebben bij een beoordeling van hun beroepen daartegen. De beroepen, voor zover gericht tegen de bestreden besluiten I, zullen dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard.
4.2.
De beroepen tegen de bestreden besluiten II zijn gegrond. De rechtbank zal deze besluiten vernietigen, voor zover de bezwaren van eiseressen niet-ontvankelijk zijn verklaard. Omdat eiseressen geen bezwaar hebben gemaakt tegen de primaire besluiten, hoeft het Schadeschap geen nieuwe beslissingen meer te nemen.
5.1.
Eiseressen sub 1 tot en met 3 hebben zich op het standpunt gesteld dat het Schadeschap een dwangsom is verschuldigd wegens het niet tijdig nemen van een beslissing op hun bezwaren.
5.2.
Omdat eiseressen geen bezwaar hebben gemaakt tegen de primaire besluiten, kan het Schadeschap ook niet te laat zijn met het nemen van beslissingen op hun bezwaren. De beroepsgrond faalt.
6.1.
Eiseressen hebben verzocht om schadevergoeding in verband met de overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees verdrag voor de bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
6.2.
Omdat eiseressen geen bezwaar hebben gemaakt, is de redelijke termijn aangevangen op het moment van het instellen van beroep in april 2016. Sedertdien is de redelijke termijn nog niet verstreken, zodat eiseressen geen aanspraak hebben op schadevergoeding wegens de overschrijding daarvan. Het verzoek zal worden afgewezen.
De bestreden besluiten III
7.1.
Eiseressen hebben bij het Schadeschap verzoeken om aanvullende schadevergoeding ingediend wegens het niet tijdig realiseren van de zogeheten tweede fase van de ribbels. Bij de bestreden besluiten III heeft het Schadeschap de verzoeken afgewezen, omdat eiseressen volgens het Schadeschap geen belanghebbende zijn bij de toekenning van schadevergoeding ter zake van hun voormalige woning. Eiseressen menen dat zij wel in aanmerking komen voor de aanvullende schadevergoeding.
7.2.
De aanvraag om aanvullende schadevergoeding betreft planschade die is ontstaan op de peildatum 1 januari 2003, de datum van ingebruikneming van de Polderbaan. Het Schadeschap heeft de aanvullende schadevergoeding, zoals uit het bovenstaande blijkt, uitsluitend toegekend aan de ex-echtgenoten van eiseressen. Niet in geschil is echter dat eiseressen op 1 januari 2003 mede-eigenaar waren van de woningen. Gelet daarop valt naar het oordeel van de rechtbank niet in te zien waarom eiseressen geen recht hebben op aanvullende schadevergoeding en hun ex-echtgenoten wel. Dat het Schadeschap aan de ex-echtgenoten al eerder in verband met dezelfde schadeoorzaak een vergoeding heeft toegekend, is daarvoor geen reden. Zoals onder 2.3 is overwogen was deze toekenning aan uitsluitend de ex-echtgenoten terecht omdat, anders dan bij de aanvullende schadevergoeding, eiseressen voor die vergoeding geen aanvraag hadden ingediend. Om in aanmerking te komen voor aanvullende schadevergoeding hebben eiseressen echter - los van hun ex-echtgenoten - een zelfstandig schadeverzoek ingediend. Op die verzoeken dient dan ook (inhoudelijk) te worden beslist. Voor het standpunt van het Schadeschap dat eiseressen geen belanghebbende zijn bestaat geen grond.
7.3.
De beroepen van eiseressen tegen de bestreden besluiten III zijn gegrond. De bestreden besluiten III zullen worden vernietigd. Het Schadeschap dient opnieuw te beslissen op de aanvragen van eiseressen om aanvullende schadevergoeding.
8. Omdat de beroepen tegen de bestreden besluiten II en III gegrond zijn, bestaat aanleiding het Schadeschap te veroordelen in de proceskosten van eiseressen. De proceskosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand stelt de rechtbank vast op € 2.227,50 (1 punt voor het beroepschrift tegen de bestreden besluiten II, 1 punt voor het beroepschrift tegen de bestreden besluiten III, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 495,-, wegingsfactor 1 en een factor 1,5 voor 4 samenhangende zaken). Eiseressen sub 1 en 3 hebben verzocht om vergoeding van verletkosten. Dit verzoek wordt afgewezen, omdat zij bij het proceskostenformulier geen bewijsstukken daarvan hebben overgelegd. Hun verzoek om vergoeding van reiskosten wordt toegewezen. De kosten worden vergoed op basis van 2e klasse openbaar vervoer. Omdat de beroepen gegrond zijn, dient het Schadeschap het door eiseressen betaalde griffierecht te vergoeden. Daarbij merkt de rechtbank op dat voor de rechtstreekse beroepen tegen de bestreden besluiten III niet afzonderlijk griffierecht is geheven.

Beslissing

De rechtbank:
I. verklaart de beroepen tegen de bestreden besluiten I niet-ontvankelijk;
II. verklaart de beroepen tegen de bestreden besluiten II van 11 april 2016 gegrond;
III. vernietigt de bestreden besluiten II;
IV. verklaart de beroepen tegen de bestreden besluiten III van 20 maart 2017 gegrond;
V. vernietigt de bestreden besluiten III;
VI. bepaalt dat het Schadeschap nieuwe beslissingen neemt op de aanvragen van eiseressen om aanvullende schadevergoeding, met inachtneming van deze uitspraak;
VII. veroordeelt het Schadeschap in de proceskosten van eiseressen gezamenlijk tot een bedrag van € 2.227,50;
VIII. veroordeelt het Schadeschap in de proceskosten van eiseres sub 1 tot een bedrag van € 5,40 en van eisers sub 3 tot een bedrag van € 4,84;
IX. bepaalt dat het Schadeschap aan iedere eiseres afzonderlijk het griffierecht van € 168,- vergoedt;
X. wijst het anders of meer gevorderde af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J.A.M. van Brussel, voorzitter, en mr. M.P. de Valk en mr. S. Slijkhuis, leden, in aanwezigheid van mr. Y.R. Boonstra-van Herwijnen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 augustus 2017.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.