In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door mr. M.J. Hamer, een vordering ingesteld tegen gedaagde, vertegenwoordigd door mr. H.H.A. Lewin, met betrekking tot de overhandiging van rapporten die verband houden met een arbeidsongeval dat op 9 oktober 2014 plaatsvond bij Tata Steel. Eiseres stelt dat zij mogelijk letsel heeft opgelopen door blootstelling aan giftige stoffen tijdens het ongeval en heeft een vordering in incident ingesteld op basis van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Gedaagde heeft verweer gevoerd en betwist dat eiseres een rechtmatig belang heeft bij de opgevraagde documenten, aangezien het ongeval al drie jaar geleden heeft plaatsgevonden en er geen klachten zijn die verband houden met het ongeval.
De kantonrechter heeft de vordering van eiseres beoordeeld aan de hand van de voorwaarden van artikel 843a Rv. De rechter oordeelt dat eiseres wel degelijk een rechtmatig belang heeft bij het rapport, omdat dit kan aantonen of het ongeval letsel heeft veroorzaakt. Echter, gedaagde heeft gewichtige redenen aangevoerd om de documenten niet te verstrekken, waaronder de vertrouwelijkheid van het rapport en de bescherming van de privacy van betrokkenen. De kantonrechter heeft een belangenafweging gemaakt en geconcludeerd dat de redenen van gedaagde zwaarder wegen dan het belang van eiseres bij het verkrijgen van het rapport. Daarom is de vordering afgewezen en is eiseres veroordeeld in de proceskosten.
De beslissing van de kantonrechter is dat de vordering in het incident wordt afgewezen en dat eiseres de proceskosten moet betalen. De zaak is verder verwezen naar de rolzitting voor een conclusie van antwoord aan de zijde van gedaagde.