In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 8 februari 2017 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiser] en [gedaagden] over de erfgrens en de ontruiming van een perceel. De rechtbank heeft geoordeeld dat de schuur van [gedaagden] deels is gebouwd op het perceel van [eiser], wat leidt tot een inbreuk op zijn eigendomsrecht. De rechtbank heeft de vordering van [eiser] tot ontruiming van het gedeelte van de schuur dat op zijn perceel staat, toegewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de erfgrens loopt vanaf het midden van de voormalige betonnen schutting en dat [gedaagden] door verjaring eigenaar zijn geworden van het gedeelte van het perceel aan hun zijde van de schutting. De rechtbank heeft ook het beroep van [gedaagden] op misbruik van bevoegdheid verworpen, omdat de vordering van [eiser] tot ontruiming niet onevenredig was in verhouding tot de belangen van [gedaagden]. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de vordering in reconventie van [gedaagden] tot het verkrijgen van een erfdienstbaarheid niet toewijsbaar was, omdat zij grove schuld konden worden verweten bij de overbouw. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.