Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[eiser1],
[eiser2],
1.[gedaagde1],
[gedaagde2],
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
904,00(2,0 punten × tarief € 452,00)
452,00(2,0 punten × factor 0,5 x tarief € 452,00)
Rechtbank Noord-Holland
In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, is op 8 november 2017 een vonnis gewezen in een geschil over een erfdienstbaarheid van overpad. De eisers, eigenaren van een perceel, vorderden dat de rechtbank zou verklaren dat er een erfdienstbaarheid van overpad bestaat ten laste van het perceel van de gedaagden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de erfdienstbaarheid op 28 februari 1928 is gevestigd en dat deze het recht van de eisers om via het perceel van de gedaagden naar de openbare weg te gaan, omvat. De rechtbank oordeelde dat de door de eisers voorgestane uitleg van de erfdienstbaarheid het meest logisch is en dat de gedaagden verplicht zijn om de uitoefening van deze erfdienstbaarheid niet te belemmeren. De gedaagden voerden verweer en stelden dat de erfdienstbaarheid door non-usus was verjaard, maar de rechtbank verwierp dit verweer. De rechtbank heeft de gedaagden veroordeeld om binnen zeven dagen na betekening van het vonnis de uitweg vrij te maken en te houden van blokkades, op straffe van een dwangsom. Daarnaast zijn de gedaagden veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten aan de zijde van de eisers. In reconventie hebben de gedaagden vorderingen ingesteld die zijn afgewezen, omdat de rechtbank oordeelde dat de erfdienstbaarheid niet onmogelijk was geworden door de aanwezigheid van een garage op hun perceel. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, behoudens de verklaring voor recht.