In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 22 mei 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, eigenaar van een bedrijfspand, en de burgemeester van de gemeente Heemskerk, die op basis van artikel 13b van de Opiumwet de sluiting van het pand voor de duur van twaalf maanden heeft bevolen. Dit besluit volgde na het aantreffen van een hennepkwekerij in het pand, waar 1878 hennepplanten zijn aangetroffen. De burgemeester had eerder een primair besluit genomen op 29 augustus 2016, dat bij het bestreden besluit op 21 november 2016 werd gehandhaafd. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij aanvoerde dat de beleidsregels niet bekend waren gemaakt en dat de sluiting onredelijk was.
De rechtbank overwoog dat de burgemeester bevoegd was om de sluiting op te leggen en dat de beleidsregels, die een sluiting van twaalf maanden voorschrijven bij het aantreffen van meer dan 1000 hennepplanten, niet onredelijk waren. Eiser betoogde dat de sluiting voor een jaar onevenredig was, vooral omdat de hennepkwekerij zich slechts in een deel van het pand bevond. De rechtbank oordeelde echter dat de sluiting van het gehele pand gerechtvaardigd was, gezien de ernst van de overtreding en de risico's die aan hennepkwekerijen verbonden zijn.
De rechtbank concludeerde dat de burgemeester in redelijkheid had kunnen besluiten tot sluiting van het pand voor de duur van twaalf maanden en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die tot een afwijking van het beleid noopten. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 22 mei 2017.