Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
`
2.De feiten
3.De vordering
I. voor recht verklaart dat [eiseres] recht heeft op ORT over haar opgenomen
vakantie- en verlofuren over de periode 1 mei 2011 tot en met 31 december 2016, of een
andere door de kantonrechter te bepalen periode;
II. Stichting Omring veroordeelt tot nabetaling aan [eiseres] van het te weinig
uitbetaalde salaris tijdens haar opgenomen vakantie- en verlofuren ad € 5.818,56 bruto,
of een ander door de kantonrechter te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke
verhoging ex art. 7:625 BW;
III. Stichting Omring veroordeelt tot toezending aan [eiseres] van een salaris-
specificatie met betrekking tot de nabetaling van het salaris als gevorderd onder II;
IV. Stichting Omring veroordeelt tot betaling van de buitengerechtelijke kosten ad € 665,93,
inclusief btw;
V. Stichting Omring veroordeelt tot betaling van de proceskosten.
Uit hoofde van haar functie dient [eiseres] onregelmatige diensten te verrichten, als bedoeld in hoofdstuk 5 van de CAO VVT (hierna te noemen: de cao). Op de loonstroken staat vermeld hoeveel ORT-uren per maand zijn gewerkt en hoe hoog de beloning daarvoor is. Hieruit blijkt dat sprake is van het structureel en op regelmatige basis verrichten van onregelmatige diensten.
€ 675,78
€ 5.818,56 bruto.
4.Het verweer
[eiseres] maakt geen onderscheid in wettelijke en bovenwettelijke vakantiedagen op basis van de cao. Stichting Omring is van mening dat de regeling in de cao een alleszins redelijke compensatie biedt voor het gegeven dat een individuele werknemer mogelijk aanspraak had kunnen maken op uitbetaling van ORT tijdens vakantie. De cao-regeling wordt zonder uitzondering integraal toegepast op iedere medewerker bij Stichting Omring. De meeste werknemers bij haar zijn akkoord met de geboden compensatie. Het is onwenselijk dat sommige werknemers anders worden behandeld dan andere. Met de Europese regeling is bedoeld dat een werknemer niet op basis van financiële overwegingen zou afzien van (de wettelijke) vakantie.
5.De beoordeling
Daarnaast is van belang dat het Hof van Justitie EU in diverse uitspraken (vgl. onder meer Williams e.a./British Airways van 15 september 2011, C-115/10) heeft bepaald dat artikel 7 van de Arbeidstijdenrichtlijn (Richtlijn 2003/88) met zich brengt dat het vakantieloon in beginsel dient overeen te stemmen met het gebruikelijke arbeidsloon van de werknemer. Elke last die intrinsiek samenhangt met de uitvoering van de taken die de werknemer zijn opgedragen in zijn arbeidsovereenkomst en waarvoor hij een financiële vergoeding ontvangt, wordt gerekend tot de globale beloning van de werknemer. Daarentegen dienen de componenten van het globale loon van de werknemer die alleen strekken tot vergoeding van occasionele of bijkomende kosten die worden gemaakt bij uitvoering van de taken niet in aanmerking te worden genomen.
De uitleg van het loonbegrip van artikel 7:639 BW dient conform de genoemde richtlijn en de uitspraken van het Hof van Justitie te geschieden, in die zin dat het loonbegrip daar in elk geval (als minimum) aan dient te voldoen.
De door Stichting Omring naar voren gebrachte omstandigheden brengen niet mee dat toepassing van deze dwingende bepaling in strijd is met de redelijkheid en billijkheid dan wel naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
Daarbij is allereerst van belang dat de rechter volgens vaste rechtspraak de benodigde terughoudendheid zal moeten betrachten bij toepassing van de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid en te meer indien het gaat om een dwingende bepaling, waarvan de inhoud en uitvoering mede wordt beïnvloed door een Europese richtlijn.
Gelet op het vorenstaande, dient dit verweer van Stichting Omring te worden verworpen, waarbij nog wordt overwogen dat het iedere werknemer vrij staat om voor zijn of haar rechten op te komen.
6.De beslissing
vakantie- en verlofuren over de periode 1 mei 2011 tot en met 31 december 2016.
woensdag 20 december 2017bij akte te becijferen en te onderbouwen welk bedrag en in welke periode in mindering dient te strekken op de in beginsel toewijsbare ORT, omdat [eiseres] anders teveel ORT zou ontvangen.
6.3. Uitstel voor het indienen van voormelde akte wordt Stichting Omring in beginsel niet verleend.