Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
8 november 2018 in de zaak tegen:
1.Tenlastelegging
2.Voorvragen
3.Bewijs
“Ik, verbalisant [verbalisant 1] heb telefonisch contact gehad met de GGD arts [arts] die mij verklaarde dat hij een bloedafname had in het ziekenhuis Zaans Medisch Centrum en hierdoor niet tijdig te kunnen komen naar politiebureau Zaandijk. Ook was er volgens [arts] geen andere GGD arts beschikbaar.”
“Na die termijn mag geen bloed meer van hem worden afgenomen en gaat hij vrijuit, tenzij er sprake is van een bijzondere omstandigheid”– naar welke passage de raadsvrouw herhaaldelijk heeft verwezen in haar betoog – maakt dit niet anders. Hieruit volgt naar het oordeel van de politierechter niet dat de wetgever heeft beoogd dat een verdachte bij een termijnoverschrijding die niet verschoonbaar is wegens bijzondere omstandigheden zonder meer moet worden vrijgesproken, zelfs als uit een nadien afgenomen bloedtest blijkt dat diegene wel degelijk onder invloed heeft gereden.
, op ofomstreeks 18 april 2018 te Oostzaan een voertuig, te weten een personenauto heeft bestuurd
of als bestuurder heeft doen besturen, na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof en
/ofalcohol als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cannabis, in combinatie met een
of meerandere van deze aangewezen stoffen, te weten alcohol terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW 1994 het gehalte in zijn bloed bij iedere aangewezen stof en
/ofalcohol 11 microgram THC per liter bloed en 0,22 milligram ethanol per milliliter bloed bedroeg,
in elk geval (telkens)zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die aangewezen stoffen en
/ofalcohol afzonderlijk vermelde grenswaarde.
4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
5.Strafbaarheid van verdachte
6.Motivering van de sancties
7.Toepasselijke wettelijke voorschriften
8.Beslissing
bewezendat verdachte het
primairten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.5 weergegeven.
30 (dertig) uren taakstraf, die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 15 (vijftien) dagen hechtenis.
6 (zes) maanden.