ECLI:NL:RBNHO:2018:10969

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 december 2018
Publicatiedatum
14 december 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 1378
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen Natura 2000-beheerplan 'Schoorlse Duinen'

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 18 december 2018 uitspraak gedaan in een beroep van Stichting Duinbes tegen het Natura 2000-beheerplan 'Schoorlse Duinen'. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het Ministerie van Economische Zaken van 1 februari 2017, waarin het beheerplan werd vastgesteld. Dit besluit werd later op 10 juli 2018 door de Gedeputeerde Staten van Noord-Holland bekrachtigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat het ministerie niet bevoegd was om het beheerplan vast te stellen, maar heeft dit bevoegdheidsgebrek gepasseerd op grond van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat eiseres niet benadeeld is.

Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de kap van de westelijke bossen zoals beschreven in het beheerplan, en betoogd dat de effecten van deze kap niet adequaat zijn beoordeeld. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat zij onbevoegd is om kennis te nemen van deze beroepsgrond, omdat de kap van de westelijke bossen als instandhoudingsmaatregel is aangemerkt en niet als een activiteit die de instandhoudingsdoelstellingen niet in gevaar brengt. Daarnaast heeft eiseres ook bezwaar gemaakt tegen de opname van het gebruik en onderhoud van de mountainbikeroute als bestaande activiteit, maar deze beroepsgrond werd buiten beschouwing gelaten omdat deze na de beroepstermijn was ingediend.

De rechtbank heeft uiteindelijk het beroep ongegrond verklaard, met uitzondering van de onbevoegdheid met betrekking tot de kap van de westelijke bossen. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 17/1378

uitspraak van de meervoudige kamer van 18 december 2018 in de zaak tussen

Stichting Duinbes, te Bergen, eiseres

(gemachtigde: mr. A.M. van Eik),
en

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Blondelle en C. Verstand).

Procesverloop

Bij besluit van 1 februari 2017 (het bestreden besluit) heeft het Ministerie van Economische Zaken het Natura 2000-beheerplan “Schoorlse Duinen” en de bijbehorende nota van antwoord vastgesteld.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Bij besluit van 10 juli 2018 heeft verweerder het bestreden besluit bekrachtigd.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 november 2018. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1.1
Het beheerplan “Schoorlse Duinen” (het beheerplan) heeft betrekking op het gelijknamige Natura 2000-gebied. De Schoorlse Duinen omvat een groot aaneengesloten massief van kalkarme (en plaatselijk kalkrijkere) duinen. In het beheerplan worden de instandhoudingsdoelen, de instandhoudingsmaatregelen en het kader voor vergunningverlening voor het betreffende gebied beschreven. Om de instandhoudingsdoelen in het gebied te kunnen realiseren worden in de Schoorlse Duinen beheer- en inrichtingsmaatregelen genomen. Deze maatregelen hebben tot doel om de natuurlijke processen in het gebied weer op gang te brengen. De verwachting is dat hierdoor de natuur- en landschappelijke waarden in het gebied verder worden versterkt.
1.2
Op 1 februari 2017 heeft het Ministerie van Economische Zaken het beheerplan vastgesteld. Het was daartoe niet bevoegd, aangezien het vaststellen van een beheerplan op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Wet natuurbescherming (Wnb) een bevoegdheid van verweerder betreft. Derhalve is sprake van een bevoegdheidsgebrek. Nu verweerder het bestreden besluit bij besluit van 10 juli 2018 heeft bekrachtigd, ziet de rechtbank aanleiding het bevoegdheidsgebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te passeren, omdat aannemelijk is dat eiseres daardoor niet is benadeeld.
2.1.
Eiseres kan zich met het beheerplan niet verenigen voor zover daarin is voorzien in de kap van het Dr. Van Steijnbos, het Leeuwenkuilbos en het Baaknolbos (de westelijke bossen). Zij betoogt dat bij de beschrijving van de huidige activiteiten in het beheerplan onder meer het beheer en onderhoud van de natuur is opgenomen. Hieronder dient ook de kap van de westelijke bossen te worden verstaan. Ten onrechte is niet passend beoordeeld wat de effecten van de kap van de westelijke bossen op de instandhoudings-doelstellingen zijn. Er is onvoldoende onderzoek gedaan naar de huidige kwalificatie van de westelijke bossen en de voorgenomen kap is gebaseerd op verouderde habitatopnames. Als de dennenbossen aan de kuststrook worden verwijderd, komt de boomgrens die is gelegen achter de dennenbossen uit de luwte te liggen en krijgt deze de volle zeewind te verduren. De verwachting is dat de achterliggende bomen sneuvelen, hetgeen significante effecten op de instandhoudingsdoelen kan hebben. Hieraan is in het beheerplan ten onrechte voorbij gegaan. Voorts is in het beheerplan geen eigen beoordeling gemaakt van de effecten die de benodigde maatregelen hebben op de instandhoudingsdoelen, maar is slechts verwezen naar de PAS gebiedsanalyse. Ook bevat het beheerplan geen deugdelijke ecologische onderbouwing voor de aanname dat de plekken waar het bos wordt gekapt, ook daadwerkelijk zullen verworden tot “Grijs duin”. Tot slot is ten onrechte in het beheerplan overwogen dat naar verwachting door de omvorming van het dennenbos naar duin het grondwater zal worden verhoogd en daardoor de omstandigheden voor vochtige duinheiden met kraaihei verbeteren.
2.2
De rechtbank zal eerst ambtshalve beoordelen in hoeverre zij bevoegd is kennis te nemen van deze beroepsgrond van eiseres. Uit artikel 8.1, tweede lid, van de Wet natuurbescherming (Wnb) volgt namelijk dat beroep alleen openstaat tegen de beschrijvingen van activiteiten die het bereiken van instandhoudingsdoelstellingen niet in gevaar brengen en de daarbij aangegeven voorwaarden en beperkingen. Hierbij gaat het om activiteiten die door opname in het beheerplan zijn vrijgesteld van vergunningplicht.
2.3
De beroepsgrond van eiseres richt zich tegen de kap van de westelijke bossen als instandhoudingsmaatregel. De kap van de westelijke bossen is op diverse plekken in het beheerplan duidelijk omschreven als een instandhoudingsmaatregel ten behoeve van onder meer het habitattype Grijze Duinen (H2130A en H2130B). De kap van de westelijke bossen is in het beheerplan niet omschreven als een maatregel die de instandhoudingsdoelstellingen niet in gevaar brengt - die beoordeling is in het beheerplan niet gemaakt - maar juist als een instandhoudingsmaatregel voor de realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen. Eiseres heeft in dit verband betoogd dat in de tabellen met resultaten van toetsing bestaand gebruik in bijlage 10 van het beheerplan de activiteit “bosreservaten in stand houden” onder het kopje “Beheer & Onderhoud - Natuur” als bestaande activiteit is opgenomen. Volgens eiseres brengt dit mee dat de kap van de westelijke bossen wel degelijk is beoordeeld als een handeling die de instandhoudingsdoelstellingen niet in gevaar brengt en dat de passende beoordeling daarvan niet zorgvuldig is uitgevoerd. De rechtbank volgt dit betoog van eiseres niet. Immers, in de betreffende tabel is niet de kap van de westelijke bossen, maar het in stand houden van bosreservaten als bestaande activiteit opgenomen. Dat zijn verschillende activiteiten. Anders dan eiseres meent is in het beheerplan dan ook geen passende beoordeling van de kap van de westelijke bossen gemaakt.
2.4
Gelet op het voorgaande is de rechtbank daarom onbevoegd kennis te nemen van de beroepsgrond die ziet op de kap van de westelijke bossen als instandhoudingsmaatregel.
3.1
Eiseres betoogt voorts dat het gebruik en onderhoud van de mountainbikeroute ten onrechte in het beheerplan is opgenomen als een bestaande activiteit en daardoor geen vergunningplichtige activiteit, omdat nooit toestemming is verleend dan wel anderszins vaststaat dat het gebruik rechtmatig tot stand is gebracht voor of op de referentiedatum voor Habitatrichtlijngebieden. Indien de overwegingen in het beheerplan ten aanzien van de mountainbikeroute moeten worden opgevat als een activiteit die passend is beoordeeld, maar waarvan geconcludeerd is dat deze geen significante effecten heeft, dan is in het beheerplan geen onderbouwing voor deze conclusie opgenomen en zijn enkel het gebruik en onderhoud beoordeeld, maar de aanleg van de route zelf niet.
3.2
Eiseres heeft in haar beroepschrift van 15 maart 2017 het beheerplan, dat uit meerdere besluitonderdelen bestaat, aangevochten voor zover het betreft de kap van de westelijke bossen. Eerst in een brief van 2 november 2018 heeft eiseres ook nog dat deel van het beheerplan aangevochten dat ziet op het opnemen van het gebruik en onderhoud van de mountainbikeroute als een bestaande activiteit. Eiseres heeft hiermee de omvang van het geding uitgebreid en na afloop van de beroepstermijn, die eindigde op 15 maart 2017, een nieuw besluitonderdeel van het beheerplan aangevochten.
3.3
Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft overwogen, zie de uitspraak van 30 november 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BU6372, dient binnen de beroepstermijn of, als een nadere termijn voor het aanvullen van de gronden is gegeven, uiterlijk binnen die termijn, vast te staan waartegen het beroep is gericht. Gelet op het belang van een efficiënte geschilbeslechting, dat ook ten grondslag ligt aan artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht, alsmede de rechtszekerheid van de andere partijen, kan niet worden aanvaard dat de omvang van het geding na afloop van die termijn wordt uitgebreid. Wat eiseres alsnog naar voren heeft gebracht tegen het deel van het beheerplan dat ziet op het opnemen van het gebruik en onderhoud van de mountainbikeroute als bestaande activiteit, wordt in deze procedure daarom buiten beschouwing gelaten.
4.1
Eiseres betoogt verder dat de publicatie van ontwerpbeheerplan niet correct is uitgevoerd, omdat in de publicatie ten onrechte is aangegeven dat alleen belanghebbenden gedurende zes weken zienswijze naar voren kunnen brengen over het ontwerpbeheerplan. In de publicatie had moeten staan dat een ieder zijn zienswijze kan indienen, aangezien de kring van gerechtigden niet is beperkt tot belanghebbenden. Dit heeft tot gevolg dat het bestreden besluit moet worden vernietigd.
4.2
De rechtbank stelt vast dat deze beroepsgrond is gericht tegen het gehele beheerplan. Het richt zich daarmee zowel tegen delen waartegen ingevolge artikel 8.1, tweede lid, van de Wnb geen beroep kan worden ingesteld als tegen delen van het beheerplan waartegen wel beroep kan worden ingesteld.
4.3
Gelet op hetgeen onder rechtsoverweging 2.3 is overwogen, is de rechtbank onbevoegd om kennis te nemen van de beroepsgrond voor zover het ziet op de publicatie van dat deel van het beheerplan waarin de kap van de westelijke bossen als instandhoudingsmaatregel is opgenomen. Wel is de rechtbank bevoegd om kennis te nemen van de beroepsgrond voor zover het ziet op de publicatie van het deel van het beheerplan waarin het gebruik en onderhoud van de mountainbikeroute als een bestaande activiteit is opgenomen. Echter, nu eiseres deze beroepsgrond pas in een brief van 30 oktober 2018, derhalve na afloop van de beroepstermijn, heeft aangevoerd, wordt de beroepsgrond over de publicatie in deze procedure buiten beschouwing gelaten.
5. Het beroep is in zoverre ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van het beroep voor zover gericht tegen dat deel van het beheerplan waarin de kap van de westelijke bossen als instandhoudingsmaatregel is opgenomen;
  • verklaart het beroep voor het overige ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, voorzitter, mr. W.J.A.M. van Brussel en mr. E.I. Terborg-Wijnaldum, leden, in aanwezigheid van mr. M. van Excel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 december 2018.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.