Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
uitspraak van de meervoudige kamer van 22 oktober 2018 in de zaak tussen
het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
17 november 2016 op gereageerd en verweerder bij brief van 17 oktober 2016.
11 januari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:18.
11 september 2013, ECLI:NL:RVS:2013:1136 en 11 januari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:18, is de SAOZ te beschouwen als een onafhankelijke deskundige op het gebied van planschade en nadeelcompensatie. Verweerder mag in beginsel dan ook op een door de SAOZ uitgebracht advies afgaan, tenzij er concrete aanknopingspunten zijn voor twijfel aan de juistheid of volledigheid ervan. Dat eiseres de uitkomst van het advies van de SAOZ bestrijdt, betekent niet dat het advies niet als afkomstig van een onafhankelijke en onpartijdige deskundige zou kunnen worden aangemerkt. Datzelfde geldt voor de omstandigheid dat het advies op verzoek van verweerder is uitgebracht. Het argument van eiseres slaagt niet.
Met diens in het verweerschrift opgenomen motivering is verweerder wat betreft het antwoord op de vraag of eiseres degene is die schade lijdt alsnog gemotiveerd afgeweken van het advies van Gloudemans. Verweerder behoefde naar het oordeel van de rechtbank hiervoor geen deskundige in te schakelen, omdat de voorliggende vraag naar de consequenties van de in de onderhuurovereenkomst opgenomen bepaling juridisch van aard is. Nu verweerder de afwijking van het advies van Gloudemans op dit punt alsnog nader heeft gemotiveerd, eiseres in de beroepsfase in de gelegenheid is geweest op die aanvullende motivering te reageren en de rechtbank verweerders conclusie volgt, is aannemelijk dat eiseres door het gebrek niet is benadeeld. De rechtbank ziet daarom aanleiding ook dit aan het bestreden besluit klevende gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb te passeren.
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek van eiseres om schadevergoeding toe en veroordeelt verweerder tot betaling aan eiseres van een vergoeding voor immateriële schade van € 1.000,00;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 333,00 aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van
mr. drs. J.H.A.C. Everaerts en mr. E.I. Terborg-Wijnaldum, leden, in aanwezigheid van
mr. W.I.K. Baart, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
22 oktober 2018.